Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pleitend bidden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pleitend bidden

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Gedenk, Heere! Uwer barmhartigheden en Uwer goedertierenheden, want die zijn van eeuwigheid". (Psalm 25:6)

Wanneer er een innige band bestaat met iemand dan wordt er nog wel eens tegen elkaar gezegd: „Ik zal aan je denken". Op zichzelf ben je daar niet mee geholpen, maar toch doet het je goed te weten dat er iemand is die met je meeleeft, vooral doet het je dan goed als je in moeilijke omstandigheden verkeert. Daarom wordt hier ook wel eens om gevraagd: „Zul je aan me denken", zo vraagt dan een jongen aan zijn meisje. Natuurlijk doet ze dat. Want waar van echte liefde sprake is, daar wordt aan elkaar gedacht. Maar al wordt dat wel geweten, dan wil men er toch telkens weer aan herinnerd worden. Zo horen we ook David met de vraag tot zijn God gaan. „Wilt U aan mij denken, vergeet U mij alstublieft niet".

In Psalm 25 horen wij David eerst bidden om verlossing van de vijanden (vers 2). Ook vraagt hij om de leiding van de Heere. Zonder Zijn leiding kan hij niet leven. Hij kent zichzelf en weet hoe een mens ook na ontvangen genade zo gemakkelijk weer af kan dwalen. Hierna komt het gebed om vergeving. De psalmist heeft beleden dat hij op de Heere vertrouwt en op Hem wacht, maar hij weet dat er niets in hem gevonden wordt. In hemzelf ligt geen pleitgrond voor zijn gebed. Maar nu gaat hij pleiten op wat in de Heere gevonden wordt. „Gedenk Heere" zo begint hij zijn gebed. Wat bedoelt hij hier eigenlijk mee? Is

Wat bedoelt hij hier eigenlijk mee? Is God dan vergeetachtig, moet hij Gods geheugen opfrissen? Nee, dat niet! Wat dan? De Heere heeft beloofd genadig te zijn. „O, Heere, gedenk daaraan", zo is zijn bede. Dat is nu echt pleitend bidden: de Heere wijzen op Zijn eigen Woord.

Jazeker, we hebben door onze zonden de Heere alle reden tot toorn gegeven. En dat moet beleden worden. Maar dan mogen we de Heere aanspreken op Zijn eigen belofte. We mogen Hem er aan herinneren. Dat is de Heere zo aangenaam, want dat betekent dat Zijn belofte voor ons waarde heeft gekregen. „Heere, gedenk". En waar moet de Heere aan denken David? Wat heeft Hij dan beloofd? Dat Hij barmhartig en genadig is. Barmhartig, dat betekent een hart hebben voor de arme, voor de ellendige. De Heere heeft een hart vol liefde voor arme zondaren. Barmhartig ziet op de innerlijke bewogenheid van God over de zondaar die zichzelf in de ellende heeft gestort. Hij is met ons lot bewogen. Als de Heere ons Zijn barmhartigheid bewijst, wat is dat een wonder. Is dat geen reden om de Heere te danken en te loven? Dit is al onze hoop en troost. Als we dat toch niet wisten!

En we weten het. Beter nog dan David. Wilt u een bewijs van Gods liefde, van Gods barmhartigheid? „Hoeveel houd je van me" vraagt een jongen aan zijn meisje. Hoeveel houd je van me; ik wil alles voor je geven.

Hier hebt u het: God gaf Zijn Zoon, het Liefste wat Hij had! Wat een barmhartigheid, wat een goedertierenheid. Hier vraagt David ook om, of de Heere aan Zijn goedertierenheid wil denken. Wat is dat? Dat is, vrije gunst Die eeuwig Hem bewoog. De Heere is niets aan ons verplicht. Maar Hij is wel aan Zichzelf verplicht. Want Hij heeft een Verbond gemaakt met een volk van zondaren. In dat Verbond heeft Hij Zijn liefde geopenbaard.

Hij heeft redenen genomen uit Zichzelf om zondaren genadig te zijn. Gedenk daaraan Heere! Denk aan het vaderlijk meedogen, Heere, waarop ik biddend pleit. Dit is het enige wat overblijft voor een zondig mens die alles bedorven en verknoeid heeft en daardoor de eeuwige dood verdiend heeft.

Gods barmhartigheid en Gods goedertierenheid. Die zijn niet van vandaag of gisteren, die zijn van eeuwigheid. Die wankelen niet, die zijn steeds dezelfde. Want Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde tot in der eeuwigheid. Wij kunnen ons niet eens indenken wat de eeuwigheid is, laat staan dat we ons kunnen indenken, hoe groot Gods barmhartigheden en goedertierenheden zijn. Deze woorden staan in het meervoud, om aan te duiden hoe groot die zijn. U kunt nooit te groot van Gods genade denken; er is bij de Heere zo'n ruimte om zalig te worden. Laten we dan toch allen, wie we ook zijn, de toevlucht nemen tot de Heere. David wist het uit eigen ervaring hoe nodig dit is. Wat had hij menigmaal gezondigd. Maar hoe wonderbaar had de Heere Zijn genade bewezen. David wist ervan. Weet u hiervan? Niet in theorie, maar doordat wij tegenover onze zonde Gods barmhartigheid en Gods goedertierenheid ervaren hebben. Dan alleen heeft het waarde. Als de Heilgie Geest onze blinde ogen opent, worden we ontdekt aan onze diepe verlorenheid voor God. Voor die tijd hebben we er geen erg in en hebben wij er ook geen last van. Gods Geest doet ons zien dat wij zondaren zijn voor God. Maar dat niet alleen. Hij laat ons ook zien, dat er een weg van ontkoming is; dat de Heere Zijn barmhartigheid bewijst om Christus' wil uit genade. Hij verlost van de toorn. De Heilige Geest wil ook uw hart openen voor Hem, voor het eerst of opnieuw. Zo heeft Gods Geest Davids hart geopend voor Christus. Uit de verte heeft hij Hem mogen zien. Hij heeft Hem verwacht en door het geloof omhelsd. Wij weten dat Gods Zoon naar deze aarde is gekomen. Dat Hij heeft geleden en is gestorven aan het kruis van Golgotha. Maar ook. Hij is opgestaan en ten hemel gevaren. Hij heeft de satan overwonnen en toen kon de Heilige Geest worden uitgestort. Waar de Heilige Geest gaat werken, daar komt een vluchten tot Christus. Hij alleen kan en wil u zalig maken, want Hij is een machtige, maar ook een bereidwillige Zaligmaker. Al wat aan Hem is, is gans begeerlijk.

Zo werkt de Heilige Geest het geloof in het hart. Waar dat gebeurt, daar leert Gods Geest bidden, pleitend op Gods beloften. Bidt u mee met hart en stem tot eer van Hem: ,J)enk aan 't vaderlijk meêdogen,

,J)enk aan 't vaderlijk meêdogen,

Heere, waarop ik biddend pleit

milde handen, vriendelijk ogen.

Zijn bij U van eeuwigheid".

Sommelsdijk G. Mulder

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juni 1996

Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's

Pleitend bidden

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juni 1996

Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's