De Bekering
Een uitgegaan zijnde, predikten zij, dat zij zich zouden bekeren. (Marcus 6 : 12)(Marcus 6 : 12)
I.
Degenen, die in dit Schriftwoord worden aangeduid zijn de discipelen van Christus, die door Hem zijn uitgezonden, twee aan twee, om in het midden van het volk te prediken. Wat zij predikten wordt ons kort en duidelijk vermeld in de aangegeven woorden. Zij stelden de noodzakelijkheid van de waarachtige bekering voor en laten wij in deze overdenking over de natuur van deze beliering onze gedachten voor een ogenblik laten gaan en ook voor ons zelf de volstrekte noodzakelijkheid ervan opmerken. Veel wordt over het woord en de
Veel wordt over het woord en de daardoor aangeduide zaak gesproken, terwijl er evenzo veel verschil aan de dag treedt, wanneer het over de waarachtige bekering gaat. Wie ontdekt de noodzaak van de bekering? Schier niemand. Maar wat verstaat men onder de bekering? Sommigen achten het een zich afwenden van een leven der zonde en een zich wenden tot de beoefening der deugd. Gewis, ook dit kan men bekering noemen, zoals wij in de geschiedenis van de mannen Nineve kunnen lezen. Toch is dit niet de bekering, waarover de discipelen van Christus hebben gepredikt. Anderen achten de bekering een zich wenden tot de beoefening van godsdienstige plichten en zullen gaarne die als belieerd aanmerken, die in deze beoefening ijverig en ernstig is. Dan moet men echter ook de Farizeeën en de Schriftgeleerden, waarover Jezus een zevenvoudig wee uitgesproken heeft als zodanig aanmerken, terwijl toch Christus aan hen juist de noodzakelijkheid der bekering voorstelt. Daaruit reeds moet het voor ons duidelijk zijn, dat de waarachtige bekering meer is, dan een zich tot godsdienstige plichten of maatschappelijke deugden wenden. De bekering moet een bekering des harten zijn en anders is het er geen. Deze bekering des harten zal dan ook een aanvang nemen met een zeker, min of meer krachtig, bewustzijn van onze berooide toestand, van onze schuld en de gevaren, die verbonden zijn aan onze gevallen en onvernieuwde staat, en een ware en ernstige bekommering over de gevolgen van dit alles. De profeet Ezechiël beschrijft de bekering, die het deel van het volk van Israël worden zal en zegt: Daar zult gij dan gedenken aan Uwe wegen en aan al Uw handelingen, waarmee gij U verontreinigd hebt, en gij zult van Uzelven een walging hebben over al Uw boosheden, die gij gedaan hebt. Ongetwijfeld zal een ieder in wie het werk der bekering door de Heere verheerlijkt wordt daaraan kennis verkrijgen in het leven en zo niet, weet dan, de bekering is geen waarachtige. Ja dit besef gaat gepaard met een smart des harten en een droefheid naar God. Een droefheid, dat wij het grootste en heiligste Wezen door onze zonden beledigd hebben. Een oprechte droefheid, dat wij ons van Zijn gemeenschap hebben vervreemd en nu onder Zijn goddelijke toorn en rechtvaardige straffen terneder liggen. Een gevolg hiervan is, dat men de zonden zal haten. Oprecht en waar wordt de zonde ons een oorzaak van smart en droefheid. Men zal wensen om nooit meer te zondigen, ja om van de zonde geheel en volkomen verlost te worden. Zie dit is een deel van de waarachtige bekering. De bekering bestaat echter in twee delen. Er moet zijn een afwenden van de zonden en de dienst ervan, maar ook een zich heenwenden tot de Heere en Zijn dienst De catechismus spreekt tot ons van de twee daden van de bekering, zijnde enerzijds een afsterving van de oude mens en anderzijds een opstanding van de nieuwe mens. Nu heben wij slechts het een en ander aangeduid tot het eerste deel van de bekering behorend. Waar echter dat eerste deel in der waarheid is, daar zal tegelijkertijd het tweede deel gevonden worden. Men zal een lust hebben in al de geboden des Heeren, een vermaak in Zijn dienst en een ware genegenheid tot het leven naar Zijn heilige wet.
De voorgestelde volmaaktheid in de wet des Heeren wordt het doel van het leven en met niets minder dan de volmaaktheid wil zullt een ziel bevredigd zijn. Deze twee stukken zijn onafscheidelijk, want niet een ervan kan worden gemist. Wel willen velen met kracht degenen veroordeeld zien, die in hun leven van het tweede deel sleclits spreken, maar van het eerste deel, namelijk het waaraclatige rouwbedrijven over de zonden vijand zijn, maar ook moeten wij er erg in hebben, dat een bekering, waarin men alleen van de rouw over de zonden spreiden wil, zonder dat er een vernieuwing van het leven naar de regel van Gods wet sprake is, ook een niet waarachtige en niet Schriftuurlijke bekering is. Overal waar Gods Woord tot ons over bekering spreekt, daar is sprake van het zich bekeren tot de Heere. Het afwenden van het een, moet vergezeld worden door het zich heenwenden tot het andere. Waar wij van nature van God vervreemd leven, daar zal de bekering meebrengen een leven met de Heere en in Zijn gemeenschap. Nu deze bekering is een vrucht van de wedergeboorte. Wij moeten deze twee zaken nadrukkelijk onderscheiden. De wedergeboorte is het aanzienlijke werk des Heeren. Dat is het onwederstandelijke werk van de Geest Gods, waarin voor het werk van de mens geen plaats is. Dit doet God en Hij alleen. De bekering is echter een werk, dat niet buiten de medewerking van de mens plaats vindt.
R. Ds. A. Vergunst.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 januari 1958
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 januari 1958
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's