Over de toekomst van ons koningschap
Kort voor de troonswisseling in 2013 hielden de NOS en RTL Nieuws een interview met Prins Willem-Alexander en Prinses Maxima over verschillende aspecten van het koningschap in ons land. Zo werd de Prins van Oranje gevraagd hoe hij dacht over een grondwetsherziening waarbij de Koning buiten de regering wordt geplaats en voortaan een ceremonieel koningschap vervult. Het antwoord van de Prins liet aan duidelijkheid niets te wensen over: “Als het wetgevingsproces democratisch en volgens de regels van de Grondwet gaat, accepteer ik alles. Daar heb ik geen problemen mee, daar ben ik Koning voor”.
De vraag mag worden gesteld of een ontwikkeling in de richting van een buiten de regering staande Koning te verwachten is. We kunnen in elk geval vaststellen dat in de periode van ruim twee eeuwen koningschap de positie van de Koning in het Nederlandse staatsbestel grondig is veranderd. Nam de Koning in 1814 nog de voornaamste positie in de regering en in het staatsbestel in, thans heeft zijn functie in de regering nog maar weinig betekenis. Ligt het dan niet voor de hand, te verwachten dat we op weg zijn naar een louter ceremonieel koningschap?
Sinds de totstandkoming van de Grondwet van 1814 hebben we in Nederland een erfelijk en onschendbaar koningschap.
Het koningschap wordt erfelijk vervuld door de wettige opvolgers van Koning Willem I, Prins van Oranje-Nassau, aldus artikel 24 van de Grondwet van 1983.
Bij de totstandkoming van de Grondwet in 1814 was de koninklijke onschendbaarheid vanzelfsprekend. Ze vond algemene instemming en was onlosmakelijk verbonden met de koninklijke waardigheid.
Bij de grondwetsherziening in het jaar 1848 heeft de koninklijke onschendbaarheid echter een andere inhoud gekregen. Sindsdien bepaalt de Grondwet:
1. De regering wordt gevormd door de Koning en de ministers
2. De Koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk.
(volgens artikel 42 in de huidige Grondwet van 1983).
Het erfelijke en onschendbare koningschap heeft in Nederland verrassend goed stand kunnen houden in een staatsbestel, waarin de ambtsdragers in de regering verantwoording schuldig zijn jegens het parlement. Hoe is dit te verklaren?
Prof. dr. Paul Bovend’Eert noemt in zijn in 2020 verschenen boek “De Koning en de monarchie” verschillende factoren. Ten eerste wijst hij op de vanouds bestaande ruime loyale steun in regering en parlement voor de monarchie *), zelfs in tijden dat er ernstige problemen met het koningschap optraden, zoals door de Hofmans- en door de Lockheed-affaire. De meeste politieke partijen in Nederland zijn voorstanders van de monarchie, of accepteren ze om pragmatische of electorale redenen. Enkele partijen, zoals de SP, GroenLinks en D66, zijn principieel republikeins, maar onthouden zich in de praktijk van initiatieven om de monarchie af te schaffen.
Een belangrijke rol speelt ook dat de Nederlandse bevolking in ruime meerderheid de monarchie van harte steunt, zoals blijkt uit de jaarlijkse enquêtes rond Koningsdag. Deze steun is overigens wisselend en lijkt onder jongere generaties wat te verminderen.
Van overwegend belang is ten derde dat de monarchie in Nederland sinds het aantreden van Koningin-Regentes Emma (1890) een stabiele factor is geworden. Voor zover zich ernstige problemen voordeden, bijvoorbeeld in de verhouding tussen Koning en ministers, bleven deze doorgaans binnenskamers, waardoor de monarchie geen schade kon oplopen.
Volgens prof. Bovend’Eert overheerst de gedachte dat de Koning wegens de ministeriele verantwoordelijkheid slechts een beperkte adviesfunctie heeft in de regering (raadplegen, vermanen, waarschuwen). De praktijk van het koningschap na de Tweede Wereldoorlog heeft echter geleerd dat de Koning zich onder omstandigheden niet tot adviseren beperkt, maar beslissingsmacht heeft in de regering en soms weigert mee te werken aan besluiten die de ministers voorleggen.
In de huidige parlementaire democratie is een erfelijke en niet verantwoordelijke Koning met beslissingsmacht in de regering niet te rechtvaardigen, aldus de genoemde auteur. Duidelijk moet zijn dat de Koning slechts een beperkte adviesfunctie heeft in regeringsen staatszaken. Deze duidelijkheid wordt het beste bereikt door de Koning buiten de regering te plaatsen. De Koning is dan uitsluitend staatshoofd en kan hoogstens in die hoedanigheid de regering desgevraagd met een advies terzijde staan.
En dat de Koning buiten de regering wordt geplaatst is, zoals in het begin van dit verhaal reeds vermeld, voor Koning Willem-Alexander geen enkel probleem.
*) Er is verschil tussen de begrippen koningschap en monarchie. Het begrip koningschap heeft betrekking op de functie die de Koning uitoefent. Het begrip monarchie is ruimer: het omvat allerlei aspecten van deze bijzondere regeringsvorm, zoals de regels van erfopvolging, de leden van het koninklijk huis, de hofhouding, en het vraagstuk van de bijzondere financiering van het koningschap.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 oktober 2021
Ecclesia | 8 Pagina's
