Onze pestilentie heeft hij gedragen!
(vertaling Maarten Luther)
Hij heeft onze krankheden op zich genomen en onze ziekten heeft Hij gedragen (Mat. 8:17)
Nog altijd vorsend in de nalatenschap van dr. H.F. Kohlbrugge werd mijn aandacht getrokken – mede vanwege de vele indrukken van wat wij ‘de coronatijd’ noemen – door het feit dat de Gemeente van Christus te Elberfeld, waar Kohlbrugge dienaar van het goddelijke Woord was, tijdens diens ambtsperiode aldaar, tot tweemaal toe – in de jaren 1849 en 1859 – is geteisterd door een cholera-epidemie die de stad Elberfeld zwaar heeft getroffen. Kohlbrugge zelf spreekt van ‘vele sterfgevallen’. Uiteraard wil de pastor zijn Gemeente onder die omstandigheden troosten en bemoedigen met het Woord van God. Een tweetal preken heb ik doorgenomen: van 4 november 1849 (over Psalm 77) en van 11 november 1859. Ik citeer uit de tweede preek, (over Matteüs 8 : 17). De prediker volgt de bijbel-vertaling van Luther en zegt dat de tekst ‘niet zonder een bijzondere leiding Gods’ als volgt door Luther is weergegeven: ‘Hij heeft onze zwakheid op zich genomen en onze pestilentie heeft Hij gedragen’.
Kohlbrugge zegt: Let op dat er staat ‘onze zwakheid en onze pestilentie’. Dus: ‘Onze kwaadaardige, besmettelijke ziekte, waarmede onze stad wordt bezocht, heeft Hij gedragen, Hij, onze dierbare, genadige, barmhartige Heiland, Jezus Christus. Dit is het woord dat de Here mij deed vinden, om het u mede te delen, opdat het u als een nieuw, almachtig Woord doorhelpe door de nieuwe week. Hier grijpe het geloof met beide handen toe (…) Maar is het onze ziekte die ons, die nog allen in leven zijn, niet getroffen heeft?’ Wie niet ziek is geworden – aldus Kohlbrugge – draagt ‘angst en schrik’ in zijn lichaam. ‘Deze en gene onder ons hebben het zeer nodig om door de machtige hand Gods gesteund te worden, opdat hen het kruis van Christus niet van voor de ogen des harten worde weggerukt (…)’ Het kan u overkomen dat u leeft van de belofte: ‘Hij zal u dekken met Zijne vlerken; gij zult niet vrezen voor (…) de pestilentie die in de donkerheid wandelt (…) geen plaag zal uw tent naderen!’ (Psalm 91) – terwijl u deze waarachtige beloften toch niet aan u of uw huis vervuld ziet.
Wij leren belijden: ‘onze ziekte’. Let er op ‘dat de plaag die de Egyptenaren getroffen heeft, ook de plaag der kinderen Israëls was. Bij de laatste (10 de ) plaag wierp God de kinderen Israëls met de Egyptenaren op één hoop. Anders had God den kinderen Israëls niet bevolen hunne deurposten en dorpels te bestrijken met het bloed des Lams, aan welk bevel werd toegevoegd “opdat de engel des verderfs aan hen voorbij ga”. Daar verneemt gij dat niets de kinderen Israëls van de Egyptenaren heeft onderscheiden dan het bloed des Lams, en als aan het huis van een der kinderen Israëls dit bloed niet ware gevonden, de engel des verderfs de eerstgeboorte van dat huis ook niet zou gespaard hebben (…) Een kind Gods kan zich boven niemand verheffen. Waar Gods oordeel komt – daar weet een kind van God niet van vroom en goddeloos, maar hij zwijgt voor God en verootmoedigt zich tegenover allen, met allen en voor allen, – daarom: “onze ziekte heeft Hij gedragen!” (…) ‘God heeft Hem voor ons tot ziekte gemaakt (…) daarom heeft onze ziekte ons niet verslonden! Ziet op naar Golgotha, naar het kruis Christi (…) Aan het kruishout heeft Hij, die van geen ziekte wist, onze ziekte gedragen. “Indien gij Mij zoekt, zoo laat dezen heengaan!” Dat is zijn almachtig woord geweest, waardoor wij die zijnen Naam aanroepen, nog allen hier zijn’ (…) “Die Man zal zijn als eene verberging tegen den pestwind … ‘De duivel predikt wraak, maar God wil midden in den toorn der barmhartigheid gedenken. Aan het kruis heeft de genade de overwinning behaald op wraak en ziekte. De duivel wil u die vreest en beeft, de dood, de zonde en de ziekte voor ogen stellen, maar het kruis Christi verre van uwe ogen houden’. ‘Opgezien naar het kruis, gij en gij die mij heden nog hoort, maar in dezen nacht of morgen van de ziekte overvallen wordt. Al heeft de blauwe dood al uwe leden aangegrepen (…) gij hebt het woord vernomen: “Onze ziekte heeft Hij gedragen! Wat tot Hem komt, Hij geneest het!” ‘Hij nu, onze grote God en Zaligmaker, onze lieve Here en Heiland Jezus Christus, Die in deze dagen zielen zoekt die hun ziekte op Hem geworpen hebben en zich aan Hem vasthouden (…) werke in u door zijnen Heiligen Geest al wat God welbehaaglijk is en drukke zelf het woord zijns Evangelies tegen nood, dood, zonde en ziekte, tegen den duivel, tegen het beschuldigend geweten en de verdoemende Wet op uw hart – het waarachtige woord: “Onze ziekte heeft Hij gedragen”. Amen’
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 september 2020
Ecclesia | 8 Pagina's
