Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Slang Tegen De Slangen Aan Het Hout

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Slang Tegen De Slangen Aan Het Hout

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

En gelijk Mozes in de woestijn een slang verhoogd heeft, alzo moet de Zoon des mensen verhoogd worden, opdat allen die in Hem geloven, niet verloren gaan, maar het eeuwige leven hebben. Joh. 3 : 14 en 15 (naar de door Kohlbrugge gebruikte vertaling van Luther).

Is iemand door een slang gebeten, dan woedt en brandt in al zijn leden een onverdraaglijke hitte, een dorst die niet te lessen is, en ten laatste een afgrijselijke dood. En is iemand ervan overtuigd geworden, ziet hij het in dat hij door de duivel verleid en van God afgevallen is, dan wordt de gloed van Gods toorn en van het aanklagende geweten hem onverdraaglijk; hij heeft dorst naar God en weet niet hoe die gelest moet worden, omdat hij de vertroosting Gods niet vindt; en het van God afgeraakt zijn woelt in al zijn leden en door en door vergiftigd door de zonde, heeft men slechts de eeuwige dood, de verdoemenis, de open hel voor zich. — Vanwaar komt nu verlossing? Zij is er als God haar geeft, en Hij hééft haar gegeven. Hoort. Gelijk Mozes een slang verhoogd heeft in de woestijn, alzo moet de Zoon des mensen verhoogd worden. De verlossing komt door Hem, die Zich de Zoon des mensen noemt, en de grond dat door Hem de verlossing komt, ligt daarin dat Hij verhoogd is. Hij heeft echter verhoogd moeten worden; dat eiste Gods gerechtigheid en onze ellende. Gods gerechtigheid, opdat zij voldoening zou ontvangen, en onze ellende, opdat zij weggenomen zou zijn voor Gods ogen, ofschoon zij er bij ons naar onze gewaarwording nog steeds is. Christus heeft verhoogd moeten worden, opdat de zonde, schuld en straf door Hem gedragen zou zijn en opdat onze ellende ons niet zou te gronde richten, maar wij tegen onze dood die in onze leden woelt, eeuwig leven zouden hebben.

Gods gerechtigheid kan slechts voldoening ontvangen door die Ene, die Gode gelijk en ook den mensen gelijk is; Gode gelijk, om door de eeuwige gloed van Gods toorn heen Zich te werpen aan Gods hart en voor de verlorenen een eeuwiggeldende gerechtigheid te verwerven, ook opdat de verlossing uit God zou zijn; den mensen gelijk, om in hun plaats, ofschoon Hij in het geheel geen zonde kende, zonde en vloek te worden en voor hen te sterven, opdat Hij door Zijn dood voor degenen die in Hem geloven, een eeuwig leven zou teweegbrengen in Zichzelf. Daarom moest Nicodemus weten wie hij voor zich had, en moeten ook wij weten wie Hij is, die ons alleen tot God heeft kunnen terugbrengen.

De kinderen Israels die door de slang gebeten waren, moesten de verhoogde koperen slang aanzien. Wanneer nu de Here Jezus zegt: "allen die in Hem geloven", dan bedoelt Hij daarmee: allen die Mij aanzien, zoals de kinderen Israels de verhoogde slang aanzagen. Dat scheen nu gevaar mee te brengen; want als iemand door een slang gebeten is, en hij ziet een blinkend koperen voorwerp aan, dan sterft hij door dit aanzien onmiddellijk. Evenzo schijnt het ook gevaar mee te brengen, Christus de Gekruisigde aan te zien; want niet alleen onze verdraaidheid waarin wij ontvangen en geboren zijn, niet alleen ons zondigen, zoals wij allen in Adam gezondigd hebben, maar ook onze gruwelijke zonden en gebreken van elke dag zijn van dien aard dat een aangevochtene veel eerder meent dat God hem zal verpletteren, als hij het waagt Christus de Gekruisigde als zijn Heiland aan te zien; dit kan naar zijn gedachten een gezond mens, een heilige, een waarlijk godvruchtige zonder gevaar voor zijn leven wel doen, maar hijzelf is daartoe een te groot zondaar. Dan houden zijn zonden, de Wet en de duivel hem tegen, zodat hij de moed niet heeft Christus aan te zien in zijn nood. Hier mag echter een aangevochtene het Evangelie ter hand nemen, horen en zien wat zijn Heiland en grote Ontfermer zegt, namelijk dat Hij voor hem verhoogd is, opdat hij niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe, en dat de arme zondaar Hem daartoe moet aanzien. Het kan niets ter zake doen of wij met heldere en vaste blikken dan wel met door de dood en de zonde gebroken ogen Christus de Gekruisigde aanzien; wij hebben Hem aan te zien, dan zijn wij geholpen.


Uit: Acht Prediglen uber Evangelium Johanms Kap. 3 V. l21, 1936, S. 41 f.f. Vertaling: Ds. D. van HeysX.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 juli 1990

Ecclesia | 8 Pagina's

De Slang Tegen De Slangen Aan Het Hout

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 juli 1990

Ecclesia | 8 Pagina's