Blijdschap
‘Waar word je blij van?’ Ik zit aan tafel, met een glas heet water voor me. Daarin bungelt een theezakje dat me deze indringende vraag stelt. Na enige bedenktijd gaan mijn gedachten uit naar Psalm 16: 11; overvloed van blijdschap is bij Uw aangezicht. Als er íéts is waar ik blij van word, bedenk ik, is het wel de vertrouwelijke omgang met God. Dat is echter niet het enige antwoord dat me te binnen schiet. Onder het genot van een kopje thee kom ik tot een bijna eindeloze hoeveelheid antwoorden. Er is zoveel te noemen in het leven waar ik blij van word, zoals een kusje van mijn dochtertje van twee, de zonnestralen op mijn gezicht of een gezellige avond met vrienden.
Zo leidt de ene indringende vraag tot andere indringende vragen: wat is blijdschap eigenlijk? En is de christelijke blijdschap – als vrucht van de Geest – echt zo uniek? In dit artikel wil ik met u op zoek naar antwoorden op deze vragen. Die antwoorden zoeken we zowel in Gods Woord als in de theologie van Augustinus.
Blijdschap
In het algemeen kan worden gezegd dat blijdschap met twee zaken te maken heeft. Als eerste onze verlangens. Augustinus noemde de mens niet voor niets een ‘verlangend wezen’. Hij zag scherp in dat blijdschap alles te maken heeft met onze verlangens. Zo word ik blij van de affectie van mijn dochtertje, omdat ik verlang naar liefde en erkenning. En ik word blij van de zonnestralen op mijn gezicht, omdat ik verlang naar warmte en vrijheid. Blijkbaar ontstaat blijdschap wanneer onze verlangens worden vervuld. Sommige verlangens zijn zelfs zó sterk, dat ze in onvervulde vorm al blijdschap geven. Als je in januari een vakantie boekt voor de zomer, levert dat in de donkere wintermaanden al een geluks moment op. En als je verliefd bent op iemand, hoeft dat verlangen niet vervuld te worden om je de gelukkigste mens op aarde te voelen. Blijkbaar zit er in het verlangen zelf iets dat ons blij maakt. In ieder geval heeft blijdschap alles te maken met onze verlangens.
Daarnaast heeft blijdschap alles te maken met omstandigheden. De gedachte hierachter is dat we blijdschap ervaren op het moment dat we tevreden zijn met onze omstandigheden. Vanuit deze gedachte wordt blijdschap ook wel gedefinieerd als ‘de ervaring van tevredenheid’. Ook deze definitie helpt ons om scherp te krijgen waar het in blijdschap om gaat. Zo word ik blij van de affectie van mijn dochtertje, omdat het me een ervaring van tevredenheid oplevert over mijn huidige gezinssituatie. En ik word blij van de zonnestralen op mijn gezicht, omdat ik op dat moment ervaar dat ik tevreden ben met het weer en de aankomende zomer. Blijdschap heeft dus ook alles te maken met omstandigheden.
Deze twee aspecten van blijdschap laten zien dat blijdschap een hele menselijke emotie is. Je hoeft geen christen te zijn om oprechte blijdschap te kennen. Daar heb je alleen maar verlangens en omstandigheden voor nodig. Met andere woorden: elk mens kent blijdschap! Het interessante is echter wel dat elk mens die blijdschap anders ervaart. Dat komt omdat zowel onze verlangens als onze omstandigheden verschillen. Neem onze verlangens: waar de één verlangt naar de hitte van de zomer, kan de ander zich daar niets bij voorstellen vanuit het verlangen naar de koelte van de andere seizoenen. En waar de één verlangt naar de geborgenheid van een partner en kinderen, kan de ander zich daar niets bij voorstellen vanuit het verlangen naar vrijheid. Hoewel we dus allemaal verlangens kennen, verschillen we in wáár we naar verlangen. Iets soortgelijks zien we ook in onze omstandigheden. Ook die verschillen van mens tot mens. Niet iedereen op de wereld die verlangt naar lekker weer ontvangt dit ook tegelijkertijd. En zo is het ook met het verlangen naar een partner en kinderen; niet iedereen die dit verlangen kent, verkeert in de gelukkige omstandigheden waarin deze verlangens vervuld zijn. Blijdschap is dus afhankelijk van je persoonlijke verlangens en omstandigheden.
En dáárin ligt ook het unieke van de christelijke blijdschap. Nee, je hoeft geen christen te zijn om blijdschap te kennen. Maar de christelijke blijdschap als vrucht van de Geest (Gal. 5: 22) onderscheidt zich van andere vormen van blijdschap op twee manieren: ten eerste beantwoordt ze aan ons diepste verlangen, en ten tweede is ze onafhankelijk van onze omstandigheden.
Ons diepste verlangen
Allereerst heeft de christelijke blijdschap te maken met ons diepste verlangen. Volgens Augustinus gaat dit namelijk naar onze Schepper uit. Hij schreef het zo in zijn Belijdenissen: ‘U, Heere, wekt de mens ertoe op, dat het zijn lust is U te loven, want U hebt ons geschapen tot U en ons hart is onrustig, totdat het rust vindt in U.’ De blijdschap, als vrucht van de Geest, is de diepste vorm van blijdschap die een mens kan kennen. Het komt immers voort uit het diepste verlangen dat in elk mensenhart leeft: het verlangen naar God. Alle andere verlangens verbleken daarbij en stellen uiteindelijk teleur. Augustinus, bijvoorbeeld, verlangde gedurende zijn leven naar kennis, macht; rijkdom en genot. Dit leverde hem echter niet de diepe blijdschap op waar zijn hart voor geschapen was. Díé blijdschap vond hij pas toen zijn hart rust vond in God.
Hoe zit dat precies? Hoe verhouden al die menselijke, vaak wereldse verlangens, zich tot het verlangen naar God? Over die vraag heeft Augustinus ook diep nagedacht. Hij kwam erachter dat het verlangen van de natuurlijke mens verstoord is geraakt. Daar gebruikte hij de term ‘verstoord verlangen’ voor. Vóór de zondeval waren de verlangens van de mens goed geordend. Adam en Eva verlangden ernaar om God te kennen en te dienen. Maar op het moment dat de slang op ze inspreekt, beginnen ze te verlangen naar de vrucht van de boom; ja ze verlangen er zelfs naar om verstandig te worden zoals God (Gen. 3: 6). Dat verlangen is zó sterk, dat het oorspronkelijke verlangen naar het kennen en dienen van God wordt overschaduwd. En dáár vindt de zondeval plaats – in het verlangen van de mens.
Adam en Eva plukken daar de wrange vruchten van. Want wat gebeurt er als aan hun verlangens wordt voldaan? Ervaren ze blijdschap, zoals je zou verwachten? Nee – opeens ervaren ze schaamte, leegte, en verwijdering van God. Hun verlangens zijn verstoord geraakt. Dát is wat er met de zondeval is gebeurd. En ook wij plukken daar nog de wrange vruchten van, omdat we allen in Adam zijn gevallen. Ook onze verlangens zijn verstoord geraakt. Ook wij ervaren schaamte, leegte en verwijdering van God in onze levens, hoezeer we ook aan de verlangens van ons hart toekomen. Denk maar aan de Samaritaanse vrouw. Zij verlangde naar liefde en aanvaarding en vertaalde dit naar het verlangen naar mannen. Op het moment dat ze de Heere Jezus ontmoet, heeft ze al vijf mannen gehad en woont ze samen met de zesde. Ze is heel druk bezig geweest met de verlangens van haar hart. Maar alles in haar leven spreekt van schaamte, leegte en verwijdering van God.
Totdat ze de Heere Jezus tegenkomt. Hij speelt in op haar verlangen door het beeld van levend water te gebruiken. Dát levende water staat symbool voor het leven met God, door de Geest. Alleen van dát water en dát verlangen kan gezegd worden, dat ‘wie daarvan drinkt, in eeuwigheid geen dorst meer zal krijgen’ (Joh. 4: 14). Zo zien we hoe de Heere Jezus uit is op het herstel van onze verstoorde verlangens. Bij Hem mogen we komen voor levend water, dat het diepste verlangen van ons hart lest. Door Zijn kruisdood is er verzoening en vergeving mogelijk, en langs de weg van berouw en bekering worden onze verstoorde verlangens hersteld. Zó mag een mens zijn blijdschap weer terugvinden in God. Het is het werk van de Geest om hier een levende werkelijkheid van te maken in ons hart. Dát is de blijdschap als vrucht van de Geest: de vervulling van ons diepste verlangen.
Onafhankelijk van omstandigheden?
Er is echter nog iets wat deze blijdschap uniek maakt, namelijk dat ze onafhankelijk is van omstandigheden. Asaf riep het uit na zijn moeizame zoektocht naar de zin van het lijden: ‘Wie heb ik behalve U in de hemel? Naast U vind ik nergens vreugde in op de aarde’ (Ps. 73: 25). Ook Augustinus hoefde het verlangen naar kennis, macht; rijkdom en genot niet meer vervuld te zien. De apostel Paulus hoefde na zijn radicale bekering geen aanzien meer of rijkdom, maar zei: ‘Als wij echter voedsel en kleding hebben, zullen wij daarmee tevreden zijn’ (1 Tim. 6: 8). Een christen kan tevreden zijn met weinig op deze wereld, omdat zijn blijdschap in de hemel ligt.
Dat brengt ons tegelijkertijd bij het onvolmaakte van de christelijke blijdschap. Ja, deze blijdschap is onafhankelijk van omstandigheden. Ja, deze blijdschap vinden we niet in de wereld, maar in de hemel. Maar dat maakt tegelijkertijd dat deze blijdschap onvolmaakt is. Immers; we zijn nog niet in de hemel. En daarom hebben we nog te maken met verstoorde verlangens, zonde en gebroken omstandigheden. Wie dat op zich in laat werken kán eigenlijk helemaal niet blij zijn. Daarom was het de Prediker, die zei: ‘Het hart van wijzen is in een klaaghuis, maar het hart van dwazen in een huis van blijdschap.’ Blijdschap als uiting van kortzichtigheid. Ja, zo kunnen christenen dat ook ervaren. Het klinkt mooi, blijdschap, maar hoe kan ik nou blij zijn in mijn omstandigheden?
Nou, dan mag ook het besef indalen van de onvolmaaktheid van onze blijdschap. Pas als ik sterf, of Jezus terugkomt, zullen de tranen van mijn ogen worden afgewist en zal ik volmaakte blijdschap kennen. En och, wat kan een christen dáár naar verlangen. De wederkomst van Christus. Ja, dít is zo’n onvervuld verlangen dat in zichzelf al blijdschap op kan leveren. Ook dat ervaar je niet altijd. Maar de Heere Jezus komt terug! Hij komt terug om mij voor eeuwig tot Zich te nemen. Dát vooruitzicht is nog zoveel beter dan het vooruitzicht van een zomerse vakantie over een half jaar terwijl je in de donkere wintermaanden zit. Het mag nú al blijdschap opleveren.
Maar tot het zover is, leven we hier op aarde. Met de gebrokenheid van onze omstandigheden. En de verstoorde verlangens van ons hart. Hoe ga je daar wijs mee om? Is het de bedoeling dat ik oppas met alledaagse vormen van blijdschap? Moet ik oppassen met de eerste zonnestralen van de lente als ze me een gevoel van geluk geven? Moet ik beducht zijn voor een gezellige avond met vrienden als ik er blij van word, omdat ik mijn diepste blijdschap niet in mijn omstandigheden, maar in God moet blijven vinden? Nee, zegt de Prediker. ‘Ga weg, eet uw brood met blijdschap, drink uw wijn met een vrolijk hart, want God schept al behagen in uw werken’ (Pred. 9: 7). Zó mag een christen ook genieten van het leven, blijdschap ervaren als alledaagse verlangens worden vervuld. Omdat God, in Christus, behagen schept in de werken van gelovigen.
Vrucht van de Geest
Wie door het geloof aan Christus is verbonden, heeft bepaalde eigenschappen. Deze eigenschappen zijn hem door de Geest gegeven. De Geest doet in de gelovige geestelijke vrucht groeien. Deze vrucht bestaat uit liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid en zelfbeheersing (Gal. 5: 22). In deze en de volgende nummers van De Wekker wordt aandacht gegeven aan dit profiel van een christen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 april 2023
De Wekker | 20 Pagina's
