Samenspraak over de brief van Paulus (3)
Die krachtiglijk bewezen is te zijn de Zone Gods naar den Geest der heiligmaking, uit de opstanding der doden), namelijk Jezus Christus, onzen Heere. Romeinen 1:4
HOPENDE: Elke tekst in de Romeinenbrief geeft op zichzelf al heel wat stof tot spreken. In onze gesprekken zullen we proberen om zomaar het voornaamste aan te stippen, want we kunnen over elke tekst niet een gehele preek gaan houden. Wat zou er al niet te zeggen zijn over de vleeswording van Christus waar de vorige tekst ons op wees. Als we echter er nog voor in de gelegenheid komen, zullen we over de betekenis van Christus’ waarachtige mensheid ook nog wel wat met elkaar kunnen spreken. De Zoon van God moest mens worden, maar toch God blijven. Als een Goddelijk Persoon moest Hij in de menselijke natuur Zijn werk doen. Zulk een Middelaar heeft de Kerk nodig tot zaligheid, Die voor de zonden van de mens zou boeten en daarom ook waarachtig mens moest zijn, maar Die tegelijk meer dan alle mensen was, daar Hij als God de dood teniet moest doen. Daarop wijst ons nu het vierde vers van dit eerste hoofdstuk van de brief aan de Romeinen. De dood is de bezoldiging der zonde. Er kon met niet minder voor de zonden betaald worden, vanwege de gerechtigheid en de waarheid Gods, dan door de dood van de Zoon van God, zoals zondag 16 van onze Heidelbergse Catechismus ons zo duidelijk leert. Er moest een Middelaar zijn Die de dood inging, maar dan om niet in de dood te blijven. En wie anders kon de dood als een Goddelijke straf teniet doen dan Hij Die de waarachtige God Zelf was. Hij moest macht hebben om Zijn leven af te leggen en hetzelve wederom aan te nemen. De Joden hebben echter de ware Middelaar niet voor de ware Middelaar willen houden. Maar daarom is het dat we de apostel hier in de tekst horen zeggen: Die krachtiglijk bewezen is te zijn de Zone Gods naar den Geest der heiligmaking, uit de opstanding der doden. En hij voegt er aan toe: namelijk Jezus Christus onzen Heere. Die Jezus Die door de Joden verworpen was, had het niet alleen beleden van Zichzelf dat Hij de Christus was, maar Hij had het ook bewezen. Hij was in de dood niet gebleven, maar ook uit de dood verrezen. Dat Hij waarlijk gestorven was, dat konden al de Joden weten. Hij heeft aan het kruis voor aller ogen de geest gegeven. Ook wisten ze wel dat Hij door Jozef van Arimathéa en Nicodémus begraven was. Maar Hij heeft Zich na Zijn opstanding niet aan alle Joden geopenbaard.
UITZIENDE: Ik vind dat toch altijd zulk een duidelijk bewijs ervan, dat Hij niet voor alle mensen gestorven is. Hij heeft het ook gezegd, dat de wereld Hem niet meer zou zien. Nog een kleinen tijd en de wereld zal mij niet meer zien; maar gij zult Mij zien; want Ik leef en gij zult leven. De discipelen hebben Hem mogen zien, als Hij uit de dood was opgestaan. En deze discipelen hebben daarvan getuigenis mogen geven. Op de grote Pinksterdag heeft Petrus vrijmoedig kunnen zeggen: Dezen Jezus heeft God opgewekt; waarvan wij allen getuigen zijn.
Ja, dat konden nu die discipelen van Hem wel van Hem zeggen dat Hij opgestaan was uit de dood, maar moesten de Joden dat dan zomaar geloven? Dit zullen ze natuurlijk wel smalend hebben gezegd. Maar die discipelen hebben ook zomaar niet geloofd dat hij opgestaan was. Hij moest Zich aan hen openbaren en daarbij er hen nog krachtig van overtuigen dat Hij het waarlijk was. Zij meenden dat zij een geest zagen, maar Hij heeft gezegd: Tast Mij aan en ziet, want een geest heeft geen vlees en benen, gelijk gij ziet dat Ik heb.
Och vriend, geheel het werk der zaligheid is zo Goddelijk en daarom voor ons zo onbegrijpelijk. Jezus was waarlijk de dood ingegaan. De dood snijdt de laatste hoop op herstel van een zieke af. Maar als we de dood door de zonde onderworpen zijn, wil dat ook niet minder zeggen dan dat we ons in zulk een ellendige staat hebben gebracht, dat er voor ons geen verlossing meer is. Een dood mens kan niet de minste tekenen van leven meer geven. Er is voor een dood mens naar het lichaam alleen maar ontbinding meer. Een geestelijk dood mens kan dan ook geen teken geven van geestelijk leven. Als een geestelijk dood mens kan men niet geloven en kan men dus uit zichzelf ook het leven niet zoeken en vinden in een levende Jezus. De discipelen hebben het goed moeten weten als Jezus de dood is ingegaan, wat de staat is waarin de mens zich door de zonde heeft gebracht. Zo kwamen ze ook met alles wat ze beleefd hadden in de dood terecht. De onderscheiden standen van het genade leven zijn niet te loochenen. En als we dat wél doen, wat heeft ons dan de verschijningen van de opgestane Levensvorst aan de Zijnen nog te zeggen?
HOPENDE: Het is goed dat u daar even op wijst, want we weten dat er zijn die de geloofskennis van Christus voor de bewuste rechtvaardigmaking houden en er niet van willen weten dat daar al een geestelijk leven aan voorafgaat. Dan moet de kennis der ellende die toch aan de kennis van de verlossing door Christus voorafgaat, buiten het leven der genade liggen. Hoe ongerijmd toch om zoiets te stellen! Maar dan zou er volgens deze mensen op de geloofskennis van Christus ook niets meer volgen.
En nu weet u wel, dat ik van geen systematische bekering houd en ook niet van zulke mooie verhalen die men over de rechtvaardigmaking weet op te hangen. Maar het heeft ons wel heel wat te zeggen, als de discipelen na die zoete en zalige omgangen die ze met de Persoon des Middelaars mochten hebben toen Hij op aarde was, in zulk een duisternis zijn gekomen dat we ervan kunnen zeggen dat ze bij Christus’ dood en begrafenis wat hun zielsgesteldheid betrof, ook als in de dood en in het graf gekomen zijn met alles wat er gebeurd was. En als anderen Hem als opgestaan uit de dood hadden gezien, dan hebben ze het daar ook niet mee kunnen doen. Zelfs het getuigenis der engelen was niet genoeg. Maar zo heeft deze weg er toch toe moeten dienen om ze te doen weten wie de mens door zijn diepe val geworden is. En daarom moest de Middelaar nu juist de dood en het graf ingaan. De tijdelijke dood zijn we onderworpen door de zonde. En ook moeten we tot het stof wederkeren. Maar het is ook nooit te zeggen wat de geestelijke doodstaat van de gevallen mens inhoudt.
UITZIENDE: Och vriend, wat we nu bespreken, is een stukje zielspraktijk. Om goed te weten dat het leven alleen in een levende Jezus is te vinden, moet de Heere ons in een weg brengen waarin alle aangename zielsgestalten een einde nemen en er de pijnlijke waarneming voor in de plaats komt van wie en wat de mens door de zonde geworden is. Geloof dan maar dat er voor zo’n mens nu juist een levende Jezus is. Dat is nu juist een totaal onmogelijke zaak. Het loopt toch zo laag met de ziel af met al wat ze van het leven in een levende Jezus gesmaakt kan hebben. Daarom houdt het ook wat in, als we in Marcus 16 lezen dat Jezus bij Zijn verschijning aan Zijn jongeren hun verweet hun ongelovigheid en hardigheid des harten.
De opstanding van Christus is dus van zeer grote betekenis. De mens heeft zichzelf door de zonde niet alleen de tijdelijke dood onderworpen, maar ook in de geestelijke dood gebracht. En nu heeft Christus door Zijn opstanding de dood overwonnen. Ook die geestelijke dood. Wat dat betekent, moeten we weten. Daarom is het dat God zo’n totaal afgesneden zaak op aarde doet. Door zo’n totale afsnijding van alle gronden van eigen werk en ook van zielsgestalten die men voorheen gehad heeft, hebben de discipelen ook moeten weten waarom Christus voor hen de dood was ingegaan en uit de dood was opgestaan. Ze hebben een levende Jezus mogen prediken uit een bevindelijke wetenschap vandaan.
HOPENDE: Zo horen we dus Paulus hier zeggen: Die krachtiglijk bewezen is te zijn de Zone Gods naar den Geest der heiligmaking, uit de opstanding der doden. O, die Goddelijke kracht toch, die zich in Christus’ opstanding heeft geopenbaard! Als er over de Geest der heiligmaking wordt gesproken, verstaat de kanttekening daardoor in het bijzonder de Goddelijke natuur van Christus, die volgens de kanttekening in Hebreeën 9:14 de eeuwige Geest genoemd wordt waardoor Hij Zichzelf Gode onstraffelijk opgeofferd heeft. Met die Geest der heiligmaking zou dan niet in het bijzonder de Heilige Geest bedoeld zijn. Maar zonder in tegenspraak met de kanttekening te willen komen, meen ik te mogen geloven dat het ene het andere niet uitsluit. Op Christus rust de Heilige Geest waarmede Hij gezalfd was zonder mate. En zo heeft Hij Zich door die Geest Gode onstraffelijk opgeofferd en is Hij ook door de kracht van die Geest uit de doden opgestaan.
Er wordt over doden in het meervoud gesproken, maar we kunnen dit ook in het enkelvoud verstaan, hoewel we weten dat Hij de drievoudige dood Zich onderworpen heeft en die teniet gedaan heeft voor de Zijnen. Dus dan heeft het ons ook heel wat te zeggen als er over de Geest als de Geest der heiligmaking wordt gesproken. Zo kon Hij ook opgewekt worden tot onze rechtvaardigmaking. Die rechtvaardigmaking en heiligmaking, hoewel twee onderscheiden weldaden, zijn nauw aan elkaar verbonden. Degenen die de Heere met alles wat buiten het leven van Christus is, in de dood brengt, zullen mogen weten dat in die Persoon in Wie alleen hun leven is te vinden en Die tot hun rechtvaardigmaking is opgestaan, ook hun heiligmaking is te vinden. Aan de hand van de volgende teksten, zullen we daar misschien ook nog iets over mogen zeggen. (wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 januari 2022
De Wachter Sions | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 januari 2022
De Wachter Sions | 12 Pagina's