Pastoraat in conflictsituaties
In de kerk behoort sprake te zijn van vrede en liefde. Waarom is de praktijk vaak anders? De kerk is de gestalte van het lichaam van Christus. Gods Geest werkt daar wonderen van genade en bekering. Gods kinderen kennen het nieuwe leven. De kerk heeft een hoge roeping om naar Gods inzettingen te leven. Tegelijk is de kerk een gemeenschap van Adamskinderen die buiten het paradijs leven. Daar is de gebrokenheid en de doorwerking van de zonde. Dat is ook in de kerk dagelijks merkbaar.
In n de Bijbel komen we voorbeelden tegen dat het niet goed gaat tussen mensen. Zelfs tussen kinderen van God. Er ontstond onenigheid tussen de herders van Abram en die van Lot. Kennelijk zagen Abram en Lot geen kans vrede tot stand te brengen. Ze besloten ver van elkaar te gaan wonen. Dat was hun ‘oplossing’ van het conflict. Wel weten we dat Abram op het welzijn van Lot zeer betrokken bleef. Hij ging voor hem de oorlog in en bleef hem in het gebed gedenken.
Tussen de geroepen zendingswerkers Paulus en Barnabas ontstond verbittering. Dat ging over de vraag of Markus opnieuw mee zou gaan naar het zendingswerk. Het kwam niet tot een oplossing en ze gingen elk een andere kant uit. Toch weten we uit latere brieven dat Paulus Barnabas en Markus als broeders is blijven erkennen.
Hier zien we een stuk eerlijke werkelijkheid. Zelfs tussen kinderen en knechten van de Heere komen onenigheden voor. Kennelijk doen zich weleens ‘onoplosbare’ problemen voor. Maar, dat mag niet leiden tot blijvende verbittering en geestelijke bestrijding van elkaar. Daar hoeft het blijkbaar ook niet toe te leiden. Maar wel kan afstand soms kennelijk oplossend zijn.
Meerdere leerpunten komen tot ons. Wat werkt de zonde toch diepgaand door, ook onder kinderen Gods. Daar moeten we eerlijk en nuchter in zijn. Anders maken we, zo is te vrezen, de problemen nog erger. Hier ligt de les dat er geen sprake mag zijn -en ook niet hoeft te zijnvan blijvende verbittering. Verder is op te merken dat er geen geestelijke bestrijding mag ontstaan. Men blijft elkaar kennelijk in geestelijk opzicht als kinderen Gods en als dienstknechten van Hem erkennen.
Probleemverkenning
Als zich een probleem voordoet, is het belangrijk om helder te hebben waar het over gaat. Wat is er misgegaan? Heeft de een iets verkeerd gedaan? Met opzet of per ongeluk? Of heeft de ander iets verkeerd opgevat? Heeft hij er een verkeerde gedachte bij gekregen en is hij daarop voort gaan denken? Zo kan een betrekkelijke kleinigheid uitgroeien tot een groot probleem.
Er kunnen problemen ontstaan doordat twee personen elkaar niet liggen. Ze kunnen niet met elkaar overweg. Dan kan het verstandig zijn het contact maar niet te zoeken. Je hoeft niet met iedereen vriendschappelijk om te gaan. Ieder mag ook een eigen leefpatroon hebben en op eigen wijze contacten onderhouden, uiteraard binnen de grenzen die Gods Woord ons stelt.
Als er een probleem is, kan het goed zijn dat een ander ernaar kijkt. Die ander moet dan wel een zekere afstand hebben. Hij moet er ook niet al eerder bij betrokken (geweest) zijn, want dan is er geen sprake meer van objectiviteit. Eveneens moet die ander het vertrouwen hebben van beide partijen. Vertrouwen dat men onpartijdig en eerlijk zal oordelen. Ook een pastor moet op zijn hoede zijn om geen partij te kiezen.
Ambtelijke betrokkenheid
Is het altijd nodig dat de kerkenraad bij een conflict tussen gemeenteleden betrokken wordt? De Heere Jezus wilde geen rechter zijn in een erfeniskwestie. Hij zei: ‘Wie heeft mij tot een rechter of scheidsman over ulieden gesteld?’ Een ambtsdrager of kerkenraad moet zich niet met zakelijke of arbeidsrechtelijke aangelegenheden bemoeien. Er zijn trouwens vandaag op allerlei terreinen mediators die bekwaam zijn tot het werk van bemiddeling. De ambtsdragers moeten zich juist richten op het geestelijke en op zaken die daarmee te maken hebben. In dat licht moeten ze ergernissen zoveel mogelijk zien te voorkomen en oplossen.
In dingen die zich binnen huwelijk en gezin voordoen, zullen ambtsdragers zich wel gauw betrokken gevoelen. Toch moeten ze ook dan hun grenzen kennen. Ze zijn geen sociaal werkers of huwelijksbemiddelaars. Jeugden opvoedingsproblematiek vraagt vandaag gerichte deskundigheid. Wel moeten ambtsdragers de Bijbelse lijnen steeds onder de aandacht brengen en betrokkenen de weg van het gebed wijzen, om te vragen om ootmoed, wijsheid en kracht.
In een conflictsituatie blijkt nog weleens dat wij mensen gauw geneigd zijn op onze eigenmanier te denken. En eigenlijk willen we dat de ander ook zo handelt of denkt. Feitelijk zouden we de ander naar ons patroon willen veranderen. Dat kan zich in een huwelijk ook zo maar voordoen. Maar is dat eerlijk? Of moeten we de ander accepteren zoals hij of zij is? Moeten we de ander niet in zijn of haar waarde laten en respecteren? Dat is vaak moeilijk. Het vraagt zelfverloochening. En liefde. Het is goed in de ambtelijke praktijk gemeenteleden op deze dingen te wijzen. Verdraag elkaar en wees de minste. Een goede vraag kan zijn: waarin wil jíj veranderen opdat er in deze situatie verbetering komt? (Dat is dus een andere vraag dan: waarin moet de ander veranderen).
De vraag kan opkomen: ‘Moet ik altijd maar de minste zijn?’ Er kan eerlijke reden zijn deze vraag te stellen. Dan zal de ambtsdrager die ermee te maken krijgt, proberen duidelijk te maken wat er aan de hand is. Hij zal bepleiten en bevorderen dat de liefde van twee kanten moet komen. Er moet sprake zijn van geven; dan kan er ook sprake zijn van ontvangen. (Dat is dus wat anders dan: nemen).
Vergevingsbereid zijn
Belangrijk is het Bijbelse thema van het vergeven. Moeten we altijd vergeven? Moet in het pastoraat altijd toegewerkt worden naar vergeving? Er staat immers geschreven dat we zeventig maal zevenmaal hebben te vergeven.
Als iemand iets misdaan heeft tegenover een ander, dan dient hij de ander om vergeving te vragen. Daar moeten we beginnen. Nu gaat aan het vragen om vergeving iets vooraf. Men zal moeten inzien wat men verkeerd gedaan heeft, dat men de ander daarmee tekort gedaan heeft, benadeeld of gekwetst heeft.
We kunnen voor het omgaan met elkaar in deze zaken lering trekken uit hoe het gewoonlijk toegaat in het geestelijke leven. De geheiligde kennis der ellende is nodig, opdat de zondaar zal verstaan wat hij gedaan heeft tegenover de Heere. Opdat hij temeer ootmoedig om vergeving leert vragen en het een wonder zal achten die uit genade te mogen ontvangen.
Inzicht in wat men verkeerd deed en wat men daarmee teweegbracht, is nodig. In het pastoraat mag en moet eraan gewerkt worden dat dit inzicht ontstaat. Vandaaruit kan de vraag om vergeving gepast zijn. Juist als men verootmoedigd is vanwege eigen misdraging, zal men geen vergeving eisen, maar zal men het een voorrecht vinden als het tot vergeving zou mogen komen.
De situatie doet zich weleens voor dat het verootmoedigende inzicht bij de dader ontbreekt. Dan is de tijd nog niet rijp om tot vergeving te komen.
Met degene die het onrecht is aangedaan, mag en moet ook over deze zaken gesproken worden door de pastor. Daarbij moet nadrukkelijk verschil gemaakt worden tussen vergevingsbereidheid en het daad-werkelijk vergeven. Het eerste dient er te zijn dan wel te komen, ook lettend op wat ons vergeven moet worden. Het tweede kan alleen in een rechte weg gebeuren, zoals is aangegeven.
Als vergeving tot stand gekomen is, wil dat niet automatisch zeggen dat de verhoudingen weer zodanig hersteld zijn dat veelvuldige omgang wijs is. Daar moet voorzichtig mee omgegaan worden. En de stelling ‘vergeven = vergeten’, is vaak erg onjuist. Een man die door drankmisbruik fouten maakte, kan vergeving ontvangen van zijn vrouw. Maar zij zal oplettend toezien dat het niet opnieuw gebeurt.
Overigens moeten we iemand ook niet steeds herinneren aan eerder begane fouten. Of telkens zeggen: dat kun jij niet. Of: daar denk jij anders over. Dat schept onnodig afstand.
Bij het Woord
In de kerkelijke praktijk komt het voor dat er sprake is van afwijking in de leer of in de levensopenbaring. Dan gaat het niet om conflictoplossing, maar moet er vermaand worden. Uiteraard in liefde, maar getrouw.
Als we over deze dingen nadenken, laten we dan mogen letten op de Heere Jezus. Wat heeft Hij veel verdragen. Wat was Hij eenswillend met Gods weg en wil. Tot in de strijd in Gethsémané toe. Zo kunnen zondaren met hun noden juist bij Hem terecht om zachtmoedigheid, wijsheid en genade.
(wordt vervolgd)
De situatie doet zich weleens voor dat het verootmoedigende inzicht bij de dader ontbreekt. Dan is de tijd nog niet rijp om tot vergeving te komen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 september 2020
De Saambinder | 24 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 september 2020
De Saambinder | 24 Pagina's