Hoe gaan wij met Israël om?
“Alzo zegt de Heere HEERE: Omdat Edom met enkel wraakgierigheid heeft gehandeld tegen het huis van Juda, (…) Ik zal ook Mijn hand uitstrekken tegen Edom.” Ezechiël 25:12 en 13
Hoe gaan wij om met Israël? Als land en volk? Als Europese Unie? Het zijn vragen die ertoe doen. Tijdens de verkiezingen in juni voor het Europees Parlement kwamen ze terecht aan de orde. De Heere ziet nauwkeurig toe op de manier waarop wij ons tot het Joodse volk verhouden.
De profeet Ezechiël maakt het ons duidelijk. In een apart gedeelte van zijn boekrol (hoofdstuk 25 tot en met 32) richt hij zich tot zeven volkeren om Israël heen: Ammon, Moab en Edom in het oosten, Filistina in het westen, Tyrus en Sidon in het noorden en Egypte in het zuiden. In alle ernst en met een bewogen hart verkondigt Ezechiël de volkeren dat de God van Israël heel hun doen en laten gadeslaat: Als het gaat om hun handelspraktijken; als het gaat om het geestelijk klimaat waarin zij ademen; als het gaat om hun omgang met het Joodse volk, Zijn oogappel. Aangrijpend is het woord van Ezechiël voor Edom. De Heere zal Zijn hand ertegen uitstrekken. Hij zal het slaan; oordelen. Heel in het bijzonder omdat het zo harteloos is omgegaan met het huis van Juda, juist ook toen het leed onder de vernietigende pogroms van Babylonische strijdkrachten.
De vraag dringt zich op: hoe verhouden wij ons tot Israël, als volkeren in het Westen, als Europese Unie? Hoe gaan wij om met het antisemitisme dat sinds 7 oktober in onze steden rondwaart? Hoe gaan wij om met de toenemende internationale druk op Israël om Judea en Samaria, hartland van het joodse volk, weg te geven aan een volk waarvan de leiders keer op keer aangeven uit te zijn op de vernietiging van de Joden? Wat als de Heere, de God van Israël, Die ook de God van Europa is, óns gaat oordelen? Hebben we dan niet te vrezen voor storm? God oordeelt de volkeren: de volkeren in de tijd van Ezechiël en de volkeren na de tijd van Ezechiël. Want de God van Israël is ook de God van Europa. Hij heeft er recht op door Europa te worden gediend. Is er een uitweg? Gode zij dank: ja! Ezechiël mag haar verkondigen. Opmerkelijk genoeg doet hij het precies in het midden van de volkerenprofetieën. In Ezechiël 28:25 en 26 verkondigt hij genade voor Israël. God zal Zijn volk in het beloofde land terugbrengen. God zal Israël het beloofde Zaad geven, Christus Jezus. In Hem is uitkomst en verlossing. Dat gold voor de tijd van Ezechiël, maar ook ons vandaag. Het geldt voor Israël, voor de volkeren en voor ieder mens persoonlijk. Christus Jezus zal het oordeel op Zich nemen. God zal Zijn hand tegen Hem uitstrekken.
Wie in Christus gelooft, ontvangt vrede met God. Geen oordeel, maar ontferming. Genade groot! Wie ervan mag proeven, gaat met andere ogen naar Israël kijken en ‘amen’ zeggen op het Woord van de Heiland: “De zaligheid is uit de Joden” (Joh. 4:22). Hij valt ook Ruth bij, die ooit Naomi op het hart drukte: “Uw volk is mijn volk, uw God mijn God” (Ruth 1:16).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 juni 2024
De Banier | 32 Pagina's
