‘Geeft gij hun te eten’
Een ‘politieke’ vermaning van Jezus
In dit Bijbelgedeelte krijgen de discipelen van Jezus een opdracht. Deze confronteert hen met hun eigen onmacht om hongerende mensen te voorzien van het meest basale. Uiteindelijk hebben we ook daar God voor nodig.
Vaak is over dit woord gesproken rond het sacrament van het Heilig Avondmaal en dat met reden. Jezus zal in deze geschiedenis het brood zegenen, breken, vermenigvuldigen en delen. Ook in het sacrament gaat het om de Middelaar Die door de Vader gezegend is, Zichzelf als brood heeft laten breken om zo Zijn zegen te vermenigvuldigen en te delen. Wie ontvangen zijn armen en hongerigen en dat uit genade.
Ontstellend nieuws
Maar laten we bij het overdenken van dit gedeelte niet vergeten wie de Zaligmaker hier voor Zich ziet. Hij ziet de vermoeide en hongerige schare van Galilea, een schare die bovendien net als Hijzelf zojuist ontstellend nieuws heeft ontvangen, zo bericht Mattheüs. Wanneer we dat aspect meewegen in de overdenking, kan het tot opscherping zijn van burgers en mogelijk ook van bestuurders in een aards koninkrijk. Wel kan het ook dan pas werkelijk tot blijvende zegen zijn als ook het hemelse koninkrijk zich opent.
Het ontstellende nieuws betreft de dood van een belangrijke publieke figuur. Johannes de Doper is slachtoffer geworden van een politieke intrige, en bleek weerloos te zijn tegenover de blinde staatsmacht van koning Herodes en de sluwheid van zijn echtgenote. Het heengaan van Johannes brengt Christus in diepe rouw. Hij weet wel van het zalige deel van de Doper, maar rouwt ook over hem als een man over zijn vriend.
Vurige ijver verteert
Ook de schare is diep geschokt. Er broeide toch al zoveel. Er is bittere ontevredenheid over het huidige regime dat allerlei vrijheden ontnomen heeft. Vrijheidsstrijders maken plannen voor een politieke omwenteling. Het lijkt erop dat dit streven tot in de kringen van de discipelen is doorgedrongen, gegeven de naam van Kananites of Zelotes die een van hen draagt. Dat wijst op felle ijver voor een politieke zaak. Voor dat ideaal mag je zelf branden van ijver, en met datzelfde vuur mag je strobalen langs een snelweg in brand steken of andere vormen van verzet plegen. Althans in eigen ogen rechtvaardigt een zaak dan vele middelen. Ook in de tijd van Christus gingen vuur en licht niet altijd samen op. Dat is voor ons een waarschuwing. Want ideaalgedreven politiek zonder voldoende diep geworteld waardenbesef zal de ijveraar zelf verteren. Werkelijk christelijke politiek wordt beoefend door mensen die zelf vernieuwd en gevormd zijn en worden onder invloed van het Woord van hun Naamgever Christus (2 Korinthe 3:18). Van hoe dat kan zijn, licht iets op in deze geschiedenis.
Vergeet niet: je bent mens
Want nu komt er een andere roep, van een ander koninkrijk. Geeft gij hun te eten! Deze oproep omvat veel aspecten die hier niet allemaal uitgewerkt kunnen worden. Wat zegt dit woord van Jezus in ieder geval? Dit: vergeet als discipel niet dat je mens bent, en dat de mensen om je heen dat ook zijn. Vergeet dat nooit. Doe als mens wat je hand vindt om te doen, in welke aardse verantwoordelijkheid je ook bent. Dan krijgt de hongerige eten, en de arme noodzakelijke middelen van bestaan. Deze oproep betekent natuurlijk niet dat een mens zijn aardse roeping moet vergeten. Zo mag een bestuurder het schip van staat op koers brengen en houden. Maar voor dat aspect heeft dit gedeelte geen bijzondere aandacht. Hier vraagt de honger om iets te doen. En als er iemand iets kan doen, zijn het de discipelen wel. Zij dragen immers het gezag van Hem Die hen riep. Zij worden hier geroepen om vervuller te zijn van de oproep in het Oude Testament om een schild te zijn voor zwakken. Die gold in het bijzonder voor Israëls koning. Wanneer hij vergeet dat zijn onderdanen mensen zijn, zondigt hij tegen het gebod om zich te ontfermen over het zwakke. De discipelen mogen nu iets van die rol op zich nemen.
Maar wat kun je concreet doen? Hier is dat maar weinig. Al die mensen zijn arm en iedereen heeft honger. Intussen verstaan de discipelen de oproep. Ze gaan rond om eten in te zamelen. Hun optreden werkt nivellerend: wie wat heeft, mag wat geven. De nadruk ligt daarbij op vrijwilligheid. Gezagsdragers kunnen niet alles. De samenleving mag hen bijstaan. Hier kan maar weinig gegeven worden, en toch is er iets. Alleen een jongen heeft iets bij zich. Hij had zijn middageten klaargemaakt. Dat wijst erop dat hij er rekening mee heeft gehouden dat een uur met de Heere Jezus uit kan lopen tot een hele dag. Voor die inzamelende gezagsdragers is dat vertrouwen van dat jongetje beschamend, net als voor de duizenden andere volwassenen. Maar wat we ook van dat jongetje vinden, zijn middagmaaltijd is maar weinig en nooit genoeg voor al die mensen.
Weinig wordt veel
Maar juist dat kleine is bruikbaar in de handen van Christus. En daarmee is dat kleine een teken van hoop. Het wordt gelegd in de handen van de Koning van alle dingen. Dan voltrekt zich het wonder. Dat is op het gebed, omdat Christus niets doet buiten de wil van Zijn Vader. Dit gebed is niet slechts het gebruikelijke dankgebed aan het begin van een Joodse maaltijd. Het is een daad van zegen. Alleen God kan zo zegenen. We zien hier het scheppende vermogen van God Die uit niets tevoorschijn kan roepen, en nu het geringe tot veel kan maken. Het is dit scheppende vermogen waar alles in het Koninkrijk der hemelen op rust, en ook in het aardse rijk. Ze blijkt uit Gods hand die het aanschijn van de aarde vernieuwt en het bestaande tot in de kleinste dingen draagt, terwijl Gods herscheppende kracht het dode levend maakt en Zijn genade kroont. Die vermenigvuldiging van het geringe is hier het gevolg van Jezus’ handen. Handen die straks doorboord zullen worden, breken het brood. En steeds breekt Hij, totdat er genoeg is voor allen. Er is zelfs overvloed. Daarachter zit een diep geheim dat vanuit de kerk de wereld in mag. Een van de uitleggers merkt op dat Christus blijft breken, totdat Hijzelf gebroken is. In het offer en de overgave van Christus ligt het leven van hongerigen. Hen geeft Hij brood, rijken zendt Hij leeg weg. Intussen kan Hij het teveel van zulke rijke mensen wel gebruiken. Hij wil middelen van hun bestaan onder de zegen van Zijn kruis brengen, opdat ze door Zijn handen gaan en anderen overvloed brengen. Het betekent niet dat Christus hier Zijn apostelen opdraagt om een praktijk van gemeenschap van goederen na te streven. Wel dat Hij vraagt om een houding van dienstbaarheid en offerbereidheid. Juist zo wil Hij zegenen en vermenigvuldigen. Hijzelf maakt de onbekwame zondaar door Zijn levenscheppende genade bekwaam en zegent het geringe.
Het levende brood
Deze geschiedenis heeft een afloop die niet naar de verwachting is van de schare. De mensen willen iemand die als een wonderdokter hun aardse problemen oplost of iemand die aardse regeringen omverwerpt. Daarom willen ze nu meer, ze zien nu kans voor de vervulling van hun politieke ideaal en willen Jezus Koning maken. Maar Hij onttrekt Zich. Zijn koninkrijk is niet van deze wereld. Hij gaat heen om straks met Zijn lijden en sterven alle voorwaarden te vervullen voor Zijn hemels koninkrijk. En Hij zal alles doen, en alleen Hij, om dat koninkrijk te vestigen in en tussen mensen. Intussen voedt Hij hier de hongerigen. Zijn oproep en optreden vormen een voorbeeld voor moreel handelen in aardse zaken, maar strekken veel verder. Zijn innerlijke ontferming over het verlorene komt ermee tot uitdrukking, en Zijn wonderlijke macht om de diepste wonden te helen en dat door het breken van levend Brood alleen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 oktober 2022
Zicht | 104 Pagina's
