Boekbesprekingen
Kristofer Holroyd, A (S)Word against Babylon: An Examination of the Multiple Speech Act Layers within Jeremiah 50-51 [Siphrut: Literature and Theology of the Hebrew Scriptures, 22] (Winona Lake: Eisenbrauns, 2017) viii + 279 p., $ 49.95 (ISBN 9781575064925).
Deze welkome publicatie bevat het proefschrift waarop de auteur in 2015 aan de ETF in Leuven promoveerde, onder supervisie van H.H. Klement. De auteur past methoden en inzichten van de speech act theorie toe op zijn analyse van het grote Babelorakel in Jeremia 50-51. Hij bouwt voort met name op het werk van geleerden als Searle en Vanderveken (indirecte speech act theorie, illocutionaire compatibiliteit), Briggs en Adams (hermeneutiek van self-involvement), en Ladrière en Smith-Christopher (liturgie en antropologische studies). Het hoofddoel van zijn studie is een methode te ontwikkelen om een complexe tekst als de Babelprofetie, die uit een bont geheel van verschillende onderdelen bestaat, beter te verstaan.
Hiertoe ontwikkelt Holroyd de ‘multilevel speech approach’. Via deze methode biedt hij eerst een speech act exegese van drie passages: Jeremia 50:11-16, 50:35-40 en 51:34-40, zoekend naar de performatieve kracht van deze teksten op het eerste/onderste niveau, dat van de aanspraak van Babylon en Israël. Op dit niveau wordt de schuld van Babylon blootgelegd, en tevens een refiguratie van de Israëlitische ballingen die zelf voor hun afval van God het oordeel hebben ondergaan. Door hergebruik van eerdere profetie vindt er een omkering plaats: Jeruzalem wordt nu de onschuldige en Babylon de schuldige. Een volgend tekstniveau ligt op het punt van inbedding van dit orakel in de bundel volkenprofetieën: hier blijken allerlei lijnen van oordeel door te lopen en te culmineren in het Babelorakel, waardoor de ondergang van deze stad extra geaccentueerd wordt. Een nog hoger niveau van tekstlezing en teksteffect wordt duidelijk in de bredere context van het hele boek Jeremia, wanneer het exodusmotief van Egypte naar Babylon switcht. God verlaat zijn volk Israël om zijn afgoderij, maar zal zich weer ontfermen wanneer Hij de goden van Babylon tenietdoet. Ten slotte is er nog een ‘overarching speech’, wanneer elders in het Oude Testament (bijvoorbeeld Ps. 137) de Judese ballingen taal en voorstellingen van het Babelorakel gebruiken.
Op knappe wijze toont Holroyd aan hoe de samenhang van een grotere teksteenheid verstaan kan worden op basis van het beluisteren van eerdere/lagere tekstniveaus, en hoe aldus een complex geheel via hergebruik en herformulering van kleinere onderdelen is ontstaan. Het betreft een synchrone hermeneutische methode, die uiteraard het goed recht van een diachrone analyse niet uitsluit, maar die voor theologie en kerk eerder resultaat oplevert. Van belang acht ik met name ook de verbreding van de exegese met de vraag van de performativiteit: hoe ‘werken’ de profetische teksten, wat betekenden ze in de concrete actualiteit van de lezers, gelet op het effect van ritueel en liturgie.
Op onderdelen kun je met de auteur van mening verschillen, naar het mij voorkomt wil Holroyd exegetisch soms te veel in de teksten lezen. Enkele voorbeelden hiervan. Kun je stellen, dat Jeremia 50:14 de Israëlieten ‘surely’ herinnerde aan Gods beloften aan Abraham (79)? En mogen we uit de spaarzamelijke heilsbeloften in de bundel volkenprofetieën afleiden dat de naties eens God zullen gaan vereren omdat Hij in de plaats van de lokale godheid is gekomen (148)? De visie dat Israël een leidende rol zal spelen bij het wegtrekken van de volken uit Babylon, als de bokken die voor de kudde uitgaan (184), is niet overtuigend: de kudde van Jeremia 50:8 is Israël zelf, zie 50:6. Of Israël in Jeremia’s volkenprofetieën als redder van de naties gelezen mag worden (182-185), betwijfel ik. Evenmin vermag ik uit Jeremia 51:40 op te maken dat de val van Babylon een soort zoenoffer voor Israëls schuld zou zijn (219). All-in heeft de auteur de neiging om de rol van Israël in deze profetieën enigszins te optimaliseren. Terzijde: het verbaast dat Holroyd in zijn bibliografie geen publicaties van geleerden als K.G. Friebel en H.-J. Stipp heeft opgenomen, die toch veel hebben bijgedragen aan het Jeremia-onderzoek.
Detailkritiek doet echter niets af van mijn grote waardering voor deze moeilijke én verrijkende studie, die een volwaardige plaats mag innemen in de reeks hermeneutische en exegetische werken over het intrigerende boek Jeremia.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 2020
Theologia Reformata | 122 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 2020
Theologia Reformata | 122 Pagina's