De uniciteit van het huwelijk
Over christelijke volharding in een landschap van veranderende partnerrelaties
This article reaffirms the classic definition of marriage as the biblically founded prototypical relation between a man and a woman. It briefly reviews the radical shifts in in the understanding and practices of sexual relationships within western culture and - to an increasing extent- also in the circles of orthodox (reformed) Protestantism. A response to the growing tension between affirmed principles and lived practices, requires combining clarity with cordiality and orthodoxy with hospitality.
In deze bijdrage doe ik een drietal stappen. In de eerste plaats onderstreep ik de unieke plaats van het huwelijk als ‘prototypische relatie’ van man en vrouw. 1 Vervolgens geef ik kort aandacht aan verschuivingen op het terrein van partnerrelaties die zich voordoen in onze huidige westerse cultuur en ook binnen het orthodox-protestantisme, met name in reformatorische kring.
Ten slotte vraag ik aandacht voor het spanningsveld tussen beleden principes en geleefde praktijk.
1. In 2018 is door verschillende organisaties een studiedag belegd onder de naam ‘Wat is liefde waard? Over relaties, kerk en zegen’. Aanleiding voor die studiedag was de agendering voor de synodevergadering van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) in november vorig jaar, waar gesproken is over het (in)zegenen van huwelijken en andere levensverbintenissen. In Kerk en Theologie is een drietal bijdragen aan de studiedag gepubliceerd. In het Ten geleide schrijft Alco Meesters: ‘We zijn op zoek gegaan naar een scribent die op theologische gronden bezwaar heeft tegen het zegenen van relaties anders dan het huwelijk tussen man en vrouw. Het is ons niet gelukt zo’n scribent te vinden. Misschien is dat wel tekenend voor de tijd waarin we leven.’ 2 Toch zijn er naar mijn weten alleen al binnen de Protestantse Kerk velen die bereid zijn de exclusiviteit en uniciteit van het huwelijk te midden van alternatieve relaties te bepleiten. Daarnaast zijn er velen binnen de verschillende kerken in de gereformeerde gezindte en niet te vergeten de Rooms-Katholieke Kerk die hetzelfde willen doen. Heleen Zorgdrager heeft haar huiswerk beter gedaan.
Zij noemt in haar bijdrage aan het genoemde nummer drie posities die in de praktijk binnen de Protestantse Kerk te onderscheiden zijn, te weten:
1. Pal staan voor één vorm van partnerrelatie, die exclusief is en door God gewild: het huwelijk van man en vrouw, met voortplanting niet als het enige, maar wel als een wezenskenmerk; 3
2. Naast het huwelijk ook andere vormen van partnerrelatie erkennen en theologisch waarderen, maar het huwelijk tussen man-vrouw blijft de standaard en andere vormen zijn varianten daarop; 4
3. Theologisch erkennen dat er verschillende vormen van partnerrelatie en ouderschap mogelijk zijn, waarin mensen kunnen liefhebben en hun verantwoordelijkheid voor elkaar nemen, en die in principe gelijkwaardig zijn. 5
In positie 1 waarin ik mij herken wordt het huwelijk als instelling en gave van God gezien als dé manier waarop man en vrouw in gehoorzaamheid aan Gods Woord samenleven. God wil door middel van het huwelijk het menselijk geslacht in stand houden. Het huwelijk staat in direct verband met het koninkrijk van God. Gezinnen fungeren als het goed is als huisgemeenten waar de huisgodsdienst wordt beoefend en waar in toewijding aan de Heere en aan elkaar wordt geleefd. Zo gaat er wervende, missionaire kracht uit van christelijke huwelijken en gezinnen. Deze overtuiging ligt ten grondslag aan wat de kerkorde van de toenmalige Nederlandse Hervormde Kerk in 1953 uitsprak in artikel XXI: ‘Het huwelijk als een inzetting Gods, zal heilig gehouden worden.’ Het commentaar van Piet van den Heuvel bij dit artikel luidt:
‘De kerk heeft met het huwelijk op een bijzondere manier te maken. Het huwelijk is een zaak van het bruidspaar en de overheid. Maar de kerk erkent het door de overheid gesloten huwelijk als een wettige verbintenis. De kerk herkent in deze verbintenis een inzetting van God en ze heeft daarbij een eigen kerkelijke taak (...) In de bevestiging spreekt de kerk uit dat ze het huwelijk dat gesloten werd herkent als een verbond dat geworteld is in Gods trouw.
Bij de inzegening wordt de zegen van God over het bruidspaar uitgesproken.’ 6
Wie meer wil weten van de theologisch achtergronden achter deze bepaling in de zogenoemde grondleggende artikelen van de toenmalige kerkorde kan terecht in het herderlijk schrijven Het huwelijk (1952). 7 Hierin wordt met open oog voor toenmalige praktische situaties en problematiek principieel verantwoorde voorlichting gegeven.
Inmiddels heeft zich binnen de Protestantse Kerk ten aanzien van het huwelijk ten opzichte van ‘1952’ een principiële koerswijziging voltrokken.
Door in 2004 af te zien van het opnemen van een fundamenteel artikel over het huwelijk 8 in de Kerkorde is een lijn doorbroken die vanaf het begin in het gereformeerd protestantisme in ons land aanwezig is geweest.
Bijbelse grondlijnen
Met een beroep op Genesis 1 en 2, maar ook op het onderwijs van Christus en de apostelen (Mat. 19:49; Ef. 5:22, 23) heeft de kerk door de eeuwen heen geleerd dat God het huwelijk geeft als fundamentele relatievorm van man en vrouw en dat Hij de stroom van de seksualiteit in deze bedding wil leiden. Het huwelijk is bedoeld als een exclusief, extensief en existentieel verbond. Dat wil zeggen:
- een verbond tussen twee mensen waar zich geen derde tussen mag dringen;
- een verbond dat heel het leven in zijn lengte en breedte omvat, een totaalrelatie;
- een verbond waarbij man en vrouw (dus niet man en man of vrouw en vrouw) met hart en ziel, ook met huid en haar, betrokken zijn.
Hier is te spreken van een scheppingsorde, een constant gegeven als inzetting van God voor alle tijden en culturen. Erkenning van deze heilzame orde als basisstructuur van de samenleving behoedt de mensheid voor veel ellende.
Het huwelijk staat dus allereerst in de lichtkring van de schepping. In Genesis 2 blijkt God hoogstpersoonlijk de Auteur van het huwelijk te zijn. In Genesis 2:24 wordt vanuit het paradijsgebeuren de lijn doorgetrokken door heel de geschiedenis van de mensheid. Het huwelijk is echter overschaduwd door de zonde. In Genesis 3:12 liggen zelfs de kiemen voor een eerste echtscheiding.
De breuk tussen God en mens leidt tot een breuk tussen man en vrouw. De verbondenheid wijkt en de verwijten komen op, in feite door zondig egocentrisme. Genesis 3:16 weerspiegelt de pijn en moeite ten gevolge van de zondeval die het huwelijk overschaduwen.
Het christelijk huwelijk is transparant tot op de verzoening (Ef. 5:21-33).
De natuurlijke liefde tussen man en vrouw (zie wat De Bruijne hierover schrijft in dit nummer) wordt verdiept door de dienende en opofferende liefde die de gelovigen in Christus hebben leren kennen en door de Geest mogen weerspiegelen.
Het huwelijk staat verder in het perspectief van de voltooiing. 9 In 1 Korinthe 7 laat de apostel zien dat de verwachting van Christus’ wederkomst alle verhoudingen in het leven bepaalt. ‘Wat móet in de gesloten wereld van Eros, hóeft niet in de wachtkamer van Christus. Wie van opstanding weet, kan zeggen dat een mens er niet minder van wordt als hij op aarde geen sexualiteit beleeft. Wat het “einde” is volgens een moderne wereldvisie, is het einde nog niet.’ 10 Ongehuwden, ook homoseksuelen die de weg van onthouding gaan, zijn geen mensen die hun bestemming hebben gemist. Seksualiteit wordt gerelativeerd met het oog op de concentratie op Gods koninkrijk. Ten aanzien van het huwelijk geldt een eschatologisch voorbehoud: het huwelijk is goed voor de tijd, maar gaat niet mee in de eeuwigheid. Echtgenoten zijn bondgenoten, maar ook reisgenoten. Het schema van het huwelijk blijft een reisschema. 11
De Bijbel laat overigens duidelijk zien dat er onder Gods toelating allerlei afwijkingen in Israël zijn voorgekomen. Die toelating ging zo ver dat er in de wetten van Mozes bepalingen zijn opgenomen die bigamie als gegeven veronderstellen zonder daarop enig negatief commentaar te leveren. Koning Salomo mocht er zelfs een uitgebreide harem op nahouden. In de oude oosterse cultuur was polygamie zozeer ingeburgerd dat ook Israël er niet vrij van bleef en dat dit verschijnsel, dat natuurlijk volstrekt strijdig is met Gods heilzame orde vanuit de schepping, getolereerd werd.
Theologische bezwaren
Nu ligt deze klassieke positie van vele kanten onder spervuur. In de eerste plaats zijn er bezwaren van strikt theologische aard. Daarop wil ik allereerst ingaan. Vervolgens wordt dikwijls beklemtoond dat de kerk toch eigentijds dient te belijden en zich niet kan vastleggen op posities die door culturele ontwikkelingen inmiddels achterhaald zijn. Op dit punt kom ik later terug.
Het beroep op de scheppingsorde wordt bekritiseerd. Zorgdrager spreekt in dit verband, onder verwijzing naar Susannah Cornwall, 12 zelfs van ‘oorsprongsideologie’. Door massief te poneren ‘zo is het altijd geweest’, wordt een veronderstelde oorsprong vergoddelijkt. ‘Ze doen een beroep op een ordening die God in de natuur gelegd zou hebben, maar pleiten in feite voor een tijdgebonden vorm.’ 13 Het is uiteraard waar dat de gestalten waarin we het huwelijk in de realiteit tegenkomen per definitie tijdgebonden zijn.
Telkens wanneer in de Bijbel huwelijkstaferelen worden geschetst en we verhalen uit het leven gegrepen tegenkomen, blijken deze gestempeld te zijn door de toenmalige culturele setting. Zo is de gelijkwaardigheid van man en vrouw die uit hun beider schepping naar Gods beeld en gelijkenis voortvloeit (Gen.1:27) helaas ver te zoeken in de patriarchale cultuur die in het Oude Testament (en deels ook nog in het Nieuwe Testament) wordt gereflecteerd.
Pas vanuit de eenheid in Christus komt het huwelijk tot volle bloei, waarbij man en vrouw in dienende liefde niet alleen voor elkaar tot zegen zijn, maar ook voor hun kinderen (als het God belieft hun die te schenken), verder voor de christelijke gemeente en voor heel de samenleving. Dit blijft altijd stukwerk, maar − en dat is dan toch de constante te midden van alle variabelen en de continuïteit in de discontinuïteit − telkens zien we in heel de Bijbel en door de eeuwen heen iets oplichten van het huwelijk naar Gods bedoeling. ‘Hét huwelijk bestaat niet’, zo wordt gesteld. Daartegenover laat zich verdedigen dat het huwelijk vanaf de schepping tot nu toe bestaat door Gods genade, zij het in fragmenten en in gebrokenheid.
Een pleidooi om het huwelijk als scheppingsorde te erkennen mag echter niet ontaarden in een kritiekloze verdediging van de status-quo van reëel bestaande huwelijken, waarbij deze niet langer worden geconfronteerd met Gods heilrijke bedoelingen. Dit gevaar en deze praktijk doen zich voor bij een eenzijdige, louter scheppingstheologische fundering van het huwelijk.
Wanneer daarnaast de gezichtspunten van gebrokenheid, verzoening en voltooiing worden gehonoreerd, gaat dankbare erkenning van de gave van het huwelijk gepaard met een zekere relativering ervan. 14 Er komt zicht op de positieve betekenis van de ongehuwde staat (van zowel heteroseksuele als homoseksuele gelovigen) en er valt nieuw licht op kinderloosheid. Ook in een christelijk huwelijk is dagelijkse bekering nodig! Dat betekent dat er ruimte is voor vernieuwende vormgeving en invulling van het huwelijk in onze cultuur, zonder dat die ten koste gaan van de constante elementen ervan.
Een volgend bezwaar geldt de verkapte sacramentalisering van het huwelijk. Heeft de Reformatie niet gebroken met de visie op het huwelijk als sacrament? 15 Luther noemde het huwelijk toch ‘ein aüsserlich, leiblich Ding’?
Waarom zou de kerk dan toch een ‘pseudosacramentele’ visie op het huwelijk willen vasthouden door te spreken over ‘inzegening’ en ‘bevestiging’? Zou zij niet con amore een stap terug moeten doen door heel het terrein van het juridisch vastleggen van relaties ondubbelzinnig aan de overheid over te laten? In het verband van dit artikel kan ik op deze vragen niet dieper ingaan. Het mag echter duidelijk zijn dat de Reformatie het huwelijk bleef zien als ‘een godde- lijke, heilige stand’ die door de kerk in ere gehouden moet worden. De kerk heeft de taak ten aanzien van het huwelijk Gods Woord te verkondigen, de gehuwden Gods zegen op te leggen en in naam van heel de gemeente voorbede voor hen te doen. 16 Deze taak van de kerk moet niet worden onderschat.
Maarten Luther legt in zijn Huwelijksboekje voor eenvoudige voorgangers de volgende bede op de lippen van de dienaar van het Woord:
Heere God, U die man en vrouw geschapen heeft en voor het huwelijk bestemd en geschikt gemaakt hebt; U die de sacramentele eenheid van uw lieve Zoon Jezus Christus en de Kerk, zijn bruid, vergelijkt met een huwelijk: we bidden om uw eindeloze goedheid; dat U een schepping, ordening en zegen als deze niet loslaat en laat bederven, maar genadig bewaart door Jezus Christus onze Heere. Amen. 17
Terecht geeft het rapport over het huwelijk uit 1952 aan dat in zekere zin op goede gronden gesproken wordt over ‘kerkelijke bevestiging’ van het huwelijk. ‘Immers de heerlijkheid en de vastheid van de trouw Gods worden over dit huwelijk uitgesproken. Het wordt vastgemaakt omdat het is gesloten “in de Heer”. In deze betekenis zou deze benaming gehandhaafd kunnen blijven.’ 18 Daarnaast wordt het woord ‘inzegenen’ gebruikt, wat op goede gronden in de kerkorde van de Protestantse Kerk exclusief gereserveerd is voor het huwelijk van man en vrouw.
2.
De christelijke kerk weet zich geroepen op eigentijdse en contextueel gerichte wijze haar geloof te belijden en zich niet onnodig vast te leggen op cultureel achterhaalde posities. Christelijke ethiek dient niet alleen in-dachtig, maar ook aan-dachtig te zijn (S. Meijers). In- dachtig wil zeggen: ons het gehele Woord van God in al zijn rijkdom te binnen brengen. 19 Aan-dachtig houdt in: inten- sief pogen onze tijd te verstaan, de wereld en wat haar beweegt te proeven en te beproeven. Het gaat om de relatering van Gods gebod aan de situatie, zonder relativering van het gebod door de situatie. Het gebod zonder de situatie is blind, zoals de situatie zonder het gebod leeg is. Gehoorzaamheid aan Gods gebod is er pas dan wanneer het gebod in openheid voor wisselende situaties wordt verstaan en toegepast. Als gelovigen moeten wij ‘een baan uitzetten voor het gebod van God, wegen vinden waarlangs het gebod van God in iedere tijd loopt.’ 20 We dienen daarom als christelijke gemeente goed op de hoogte te zijn van de maatschappelijke en culturele ontwikkelingen en van de ideologische achtergronden daarvan. Zo is de gemeente tegelijkertijd cultuurvolgend, cultuurkritisch en cultuurvormend. Cultuurvolgend zal zij niet reactionair en traditionalistisch het oude verheerlijken omdat het oud is en het nieuwe verfoeien omdat het nieuw is. Goed op de hoogte van eigentijdse ontwikkelingen zal zij het goede daarin herkennen en erkennen. Een kerk die zich blind houdt voor de culturele en maatschappelijke ontwikkelingen ontneemt zichzelf de mogelijkheid om de mensen pastoraal en missionair nabij te zijn. Zij verzaakt haar roeping om op eigentijdse wijze in de wereld, niet van de wereld te zijn.
Cultuurkritisch onderkent de gemeente vanuit het Woord van God verkeerde tendensen en ontwikkelingen en stelt deze aan de kaak. Waar nodig zullen christenen tegen de stroom in zwemmen, als levende vissen. Cultuurvormend ontwikkelt Christus’ kerk een eigentijdse, aansprekende levensstijl, waarbij het zout zijn zoutkracht niet verliest en het licht niet onder de korenmaat wordt geplaatst. En dat terwijl in alles de liefde, die de vervulling is van de wet, de toon dient te zetten. Hier komt een derde grondtrek van christelijke ethiek naar voren: zij is naast in-dachtig en aan-dachtig ook openhartig.
De klassieke christelijke visie op het huwelijk komt in de huidige samenleving steeds meer geïsoleerd te staan. De feiten spreken duidelijke taal.
Nederlanders trouwen minder en gaan vaker een geregistreerd partnerschap aan. In 1970 trouwden 108.217 paren tegen 65.249 in 2016. In 2014 werden er 10.363 partnerschappen geregistreerd, in 2015 12.772 en in 2016 15.706. In begin jaren zeventig liep 15% van de huwelijken op een echtscheiding uit, thans is dat 40%. Het aantal eenoudergezinnen groeide van 250.000 begin jaren tachtig tot ruim 570.000 in 2018. In 2019 is meer dan de helft van de vrouwen die voor het eerst moeder worden niet getrouwd. Veelzeggend is het onlangs gepubliceerde rapport ‘Opvattingen over trouwen, samenwonen en scheiden’ van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). 21 Dit rapport is gebaseerd op een in 2017 uitgevoerd onderzoek ‘Belevingen’, waaraan 3339 personen van 18 jaar en ouder deelnamen. Ruim driekwart van de respondenten vindt het een goed idee dat stellen eerst samenwonen voordat ze de stap naar een huwelijk zetten. Slechts 6% keurt dit af. Minder dan 15% geeft aan het huwelijk de voorkeur boven samenwonen. In de oudste leeftijdsgroep vindt 20% het niet goed dat steeds meer stellen niet trouwen. Vooral gelovigen hechten nog aan het huwelijk. Toch is er ook onder hen een meerderheid die niet negatief staat tegenover de huidige ontwikkelingen of deze zelfs positief begroet. Niettemin is het huwelijk voor veel mensen wel belangrijk als een teken van toewijding binnen een relatie. Het CBS-rapport stelt op pagina 15:
‘De grote steun voor samenwonen voor het huwelijk kan eveneens worden geïnterpreteerd als aanwijzing dat het huwelijk nog wel belangrijk wordt gevonden. De gedachte daarbij is dat als stellen elkaar eerst beter hebben leren kennen in een samenwoonrelatie, de stap naar het huwelijk minder ondoordacht wordt gemaakt.’ Dit zou dan tot stabielere huwelijken moeten leiden.
Echter, de cijfers tonen vooralsnog aan dat het percentage echtscheidingen juist hoger ligt bij hen die voor het huwelijk eerst hebben samengewoond dan bij hen die direct in het huwelijk zijn getreden. De algemene conclusie van het CBS-rapport luidt: ‘Het huwelijk heeft steeds minder een centrale rol in het proces van relatie- en gezinsvorming. Ongehuwd samenwonen is steeds gewoner geworden en het is al lang geen nieuw fenomeen meer dat een deel van de relaties eindigt in een scheiding’ (p. 30). Processen van secularisering, modernisering, emancipatie en individualisering worden als achtergronden genoemd. ‘De grotere nadruk op het realiseren van eigen doelen en behoeften leidde er toe dat mensen zich minder snel gingen binden in formele relatievormen zoals het huwelijk, en dat zij daar bovendien makkelijk weer uitstapten als de relatie niet meer voldoende opleverde’ (p. 3). Partnerschap is geworden tot pure relationship, waarbij intimiteit en emotioneel commitment van de partners de cruciale waarden zijn geworden voor een goede relatie, met gelijkwaardige interactie tussen de partners. Als er barsten in de emotionele fundering komen, worden echtscheidingen legitiem geacht. 22
Deze ontwikkelingen gaan aan kerkelijk meelevende gezinnen niet voorbij. Ook daar zien we dat samenwonen zonder huwelijk, echtscheiding, aangaan van homoseksuele relaties et cetera sterk toenemen. Zo komen ouders die eerder amper over alternatieve relaties hadden nagedacht voor de vraag te staan hoe om te gaan met de keus van hun kinderen voor samenwonen of voor het aangaan van een ‘homohuwelijk’. We moeten de vraag onder ogen zien in hoeverre men ook in rechtzinnige en behoudende kringen met de geschetste maatschappelijke en culturele ontwikkelingen meegaat, zij het wellicht in wat langzamer tempo. Worden min of meer officieel geldende traditionele normen nog echt gedragen en dus ook nageleefd door de jongere generaties, ook wanneer deze tegen de stroom van de secularisatie in kerkelijk meelevend zijn gebleven?
Waarnemingen vanuit jeugdwerk
Voor landelijke jeugdwerkorganisaties die zich primair richten op jongeren binnen orthodox-protestantse kring geldt de seksuele ontwikkeling van jongeren met alle vragen en problemen die zich daarbij voordoen als een belangrijk thema. 23 Dat is niet alleen zo omdat de leidinggevenden daar zelf het grote belang van inzien, maar ook omdat er juist op dit gebied bij jongeren veel vragen blijken te leven. Zo worden er allerlei workshops op het gebied van seksualiteit en gebruik van sociale media, muziek en film aangeboden of er worden lesmodellen over seksualiteit ontwikkeld voor middelbare scholen, waarbij pastorale ervaring wordt gecombineerd met pedagogische expertise. 24 De jeugdwerkorganisaties zoeken nadrukkelijk het gesprek met jonge mensen in de leeftijdscategorie van 12 tot 21 jaar. Dit stimuleert de openheid. Maar liefst de helft van de door deze jongeren gestelde vragen blijkt te gaan over de levenswandel en dan met name op seksueel gebied. (De andere helft gaat over geloof, ongeloof en atheïstische gedachten.) Veel jongeren worstelen met de vraag hoe ze in navolging van Jezus hun hart rein kunnen bewaren in een onreine wereld. De sociale media werken ook wat betreft pastorale contacten drempelverlagend voor veel jongeren. Ze durven op deze manier makkelijker hun vragen te stellen dan tijdens directe contactmomenten zoals die zich bijvoorbeeld in de schoolsituatie tussen de docent en de leerling voordoen.
De ervaringen die jeugdwerkers opdoen, zijn in veel opzichten verontrustend. Zo blijkt het onder reformatorische jongeren steeds normaler te worden om porno te kijken. Dit begint vaak als experiment in de puberteit. Toen een jeugdwerkadviseur enkele jaren geleden op een reformatorische school aan 110 jongeren (jongens en meiden van 15-16 jaar) vroeg wie er minimaal één keer per halfjaar porno zag, gaven de jongeren vrijwel unaniem aan: ‘Er is niemand die het niet ziet.’ Van deze 110 jongeren was er één die zei: ‘Ik heb geen mobiel of pc en werk altijd bij m’n pa op de boerderij. Mijn huiswerk doe ik gelijk hier op school. Ik heb nog nooit porno gekeken, maar zou het trouwens best willen.’ Uit het gesprek dat de jeugdwerkadviseur vervolgens met deze jongeren voerde, bleek dat 106 van hen gemiddeld 2,7 keer per week porno keken. Dit percentage is extreem hoog. Bij een deel van deze jongeren is een vorm van seksverslaving aan de orde. Hieronder wordt verstaan: ‘vastzitten in een herhalend gedragspatroon dat de persoon wel wil, maar niet kan veranderen, terwijl het patroon tot negatieve gevolgen leidt voor de persoon zelf en/of de omgeving’ (Gertjan van Zessen). 25 Volgens een onderzoek uit 2018 van Kliksafe 26 zijn reformatorische jongeren minder ‘mediawijs’ dan hun seculiere leeftijdsgenoten. Dat wil niet zeggen dat ze minder met sociale media vertrouwd zijn, maar dat ze er minder verstandig mee omgaan. Zo doen ze vaker aan sexting en vinden ze porno, gewelddadige en discriminerende beelden minder vervelend. Ook blijkt dat hun ouders minder regels en afspraken met hen maken. Het desbetreffende onderzoek werd uitgevoerd onder meer dan 800 reformatorische jongeren tussen de 12 en 17 jaar.
Het probleem is breder dan alleen het kijken naar porno. Van de jongeren in de doelgroep van het LCJ kijkt ongeveer 90 tot 95% regelmatig films of beluistert popmuziek. Een heel hoog percentage van de actuele films en popmuziek is sensueel/seksueel getint. In 2019 hebben jongeren op de leeftijd van 21 veel meer keuzes gemaakt als het gaat om wat ze al dan niet willen zien en horen dan dat dit dertig jaar geleden gold voor hun toenmalige leeftijdgenoten. Jongeren worden als het ware geregeerd door alle keuzemomenten op het gebied van werk, studie en relaties en niet te vergeten in de omgang met internet en andere media. Ze kunnen niet om deze keuzemomenten heen omdat deze zich op allerlei wijze aan hen opdringen in het leven van elke dag. Op school hebben zij niet alleen een whatsappgroep waaraan de docent deelneemt en waar bijvoorbeeld over huiswerk wordt gepraat, maar zijn er vaak ook whatsappgroepen waar de docent buiten gehouden wordt en waarin heel andere dingen voorbijkomen. Helaas doen zich ook in de kring van jongeren die elke zondag in de kerk zitten soms excessen voor. Er zijn er zelfs die geregeld meedoen aan orgies en hun seksuele grenzen steeds verder verleggen tijdens massale dancefeesten. Daarbij wordt soms de grens naar het criminele circuit gepasseerd.
Nu betreft dit inderdaad excessen. Het is zeker niet zo dat alle reformatorische jongeren ‘digitaal’ hun grenzen verleggen op seksueel gebied. Op de scholen doen zich tussen de groepen wat dit betreft grote verschillen voor.
Hetzelfde geldt voor de mate waarin jongeren fysiek seksueel contact met elkaar hebben. Er zijn nog heel wat jongens en meiden die ‘seks’ willen bewaren voor het huwelijk en die seksuele gemeenschap vóór die tijd als zonde beschouwen. Het lijkt erop dat de praktijk onder reformatorische jongeren net zo divers is als onder jongeren met andere achtergronden. De jeugdwerkers hebben in hun pastorale contacten vaak te maken met situaties waarin jongeren vastgelopen zijn of problemen ervaren. Dat kan een vertekend beeld geven van de werkelijkheid. Niettemin moet gezegd worden dat voor heel wat kerkelijk meelevende jongeren de visie dat seksuele gemeenschap (juist vanwege de gaafheid, schoonheid en kwetsbaarheid ervan) voor binnen het huwelijk is bedoeld, als achterhaald geldt. Ze beleven dit heel anders, zoals een jongen het verwoordde in een huwelijksvoorbereidingsgesprek:
Met mijn hoofd weet ik wel dat de Bijbel zegt dat het niet goed is. Maar het was zo mooi, zo puur, zo lief en we genoten allebei intens. We huilden van geluk. Ik kan het onmogelijk zonde noemen.
Bovengenoemde waarnemingen vanuit het jeugdwerk illustreren hoezeer zich binnen orthodox-christelijke kring grote verschuivingen voordoen.
3.
Hoe kan de kerk van Jezus Christus volhardend het huwelijk hooghouden in een landschap van veranderende partnerrelaties? Zowel van buitenaf als van binnenuit is er een geweldige zuigkracht om te kiezen voor aanpassing aan nieuwe benaderingen. De gemeente van Christus onderscheidt zich in de praktijk van het leven dikwijls minder van haar omgeving dan zijzelf waar wil hebben. 27 De tijd dat een kerkenraad ervan uit kon gaan dat de publieke moraal althans in theorie en in grote lijnen parallel liep met christelijke morele principes lijkt definitief passé. Het gevaar is groot dat normen binnen de christelijke kerk geleidelijk worden aangepast bij de gegroeide praktijk en dat er van een specifieke christelijke levensstijl op den duur weinig of niets overblijft.
Bijbelse doordenking van de vragen rond huwelijk en echtscheiding, alternatieve relaties, homoseksualiteit, seksuele opvoeding, genderdysforie, meerouderschap et cetera is dan ook zeer urgent. Alleen zo kan een heilige kerk een veilige kerk zijn die (met vallen en opstaan, via trial and error) én principieel verantwoord én pastoraal sensitief haar weg gaat. 28 Dat betekent bepaald niet dat het altijd eenvoudig is om de bijbelse lijnen te midden van actuele vraagstukken te trekken. Het zoeken naar en invulling geven aan een verantwoorde levensstijl vraagt blijvend gebed om de leiding van de Heilige Geest, volle inzet en openhartig gesprek. Ik pleit ervoor dat deze bezinning binnen de kerkenraden diepgaand wordt gevoerd en dat de resultaten daarvan na bespreking in de gemeente worden neergelegd in een beleidsdocument, zodat het voor ieder transparant is waar de gemeente in dit opzicht staat.
Naast het gevaar om meegezogen te worden in verwarring waardoor de christelijke kerk uiteindelijk haar identiteit verloochent, is er het gevaar van verstarring. Bisschop Gerard de Korte wijst onder het motto ‘helder en hartelijk’ een begaanbare vaarroute aan tussen deze beide klippen door. Hij signaleert dat de katholieke micro-ethiek tegen de achtergrond van secularisering, individualisering en liberalisering op steeds meer onbegrip stuit. Het katholieke denken wordt in de publieke opinie verbonden met talloze ge- en verboden en het wordt in de breedte van de huidige Nederlandse samenleving als hopeloos ouderwets en volstrekt achterhaald beschouwd. ‘In die situatie stuiten wij op een groeiend onvermogen om de katholieke ethiek op een positieve wijze voor het voetlicht te brengen.’ 29 Wat mij betreft kan naast de aanduiding ‘katholieke’ zonder meer ‘(klassiek) gereformeerde’ worden geplaatst.
De weg die De Korte wijst is ook voor de gereformeerde gezindte relevant.
Het is een weg waarop helderheid met hartelijkheid, orthodoxie met gastvrijheid gepaard gaat. ‘Een strenge, harde, juridische orthodoxie met een veelheid van geboden en verboden vormt de dood in de pot. Het katholiek geloof wordt dan al snel steriel, een onbeduidende folklore voor een kleine schare van liefhebbers. Wij staan voor de uitdaging om de klippen van aanpassing èn verstard isolement te vermijden (...) Orthodoxie is geen museumstuk waar je met open mond naar staat te kijken, maar zonder relevantie voor vandaag.’ 30
Het komt erop aan dat de liefde van Christus weerspiegeld wordt in onze liefde voor medemensen, juist voor hen die klein en kwetsbaar zijn en voor hen die vastgelopen zijn met morele regels.
De kerk is geroepen een bijdrage te leveren aan het moreel kompas van onze cultuur zoals een weinig zout het voedsel smakelijk maakt. Daarbij zal haar houding in het voetspoor van Christus dienend en verzoenend zijn. Zij staat te midden van het volk om in een gebroken werkelijkheid met zoekende mensen verantwoorde wegen te vinden. Zij staat voor de roeping om voluit aan de uniciteit van het huwelijk vast te houden en tegelijkertijd liefdevol een weg te zoeken voor en met gehuwden met ingrijpende huwelijksproblematiek, alsook met ongehuwde, alleengaande, gescheiden, homoseksuele en transseksuele mensen. De pastorale bewogenheid en de gehoorzaamheid aan het Woord komen niet in mindering op elkaar. Daarbij mag en moet telkens de boodschap klinken dat er in Christus vergeving is ook voor seksuele zonden van allerlei aard. En dat de Heilige Geest mensenlevens vernieuwt waardoor wij meer en meer leren om rein met ons lichaam om te gaan.
Zonden op seksueel gebied mogen niet als de zonde bij uitstek gezien worden, maar het is intussen wel waar dat dit kwaad heel gemakkelijk toegang heeft tot onze harten en tot ons gedachtenleven. Daar kan een mens moedeloos van worden. Het is nodig dat iets van deze pijn meeklinkt in de verkondiging. We dienen bij het spreken over gebrokenheid op het terrein van seksualiteit niet eenzijdig naar bepaalde categorieën mensen te kijken. Deze gebrokenheid geldt immers ons allen. Een helder getuigenis is geen boodschap vanuit een ivoren toren. Wanneer in prediking en vormingswerk principiële lijnen worden getrokken, dient uitdrukkelijk te worden aangegeven dat er gelegenheid is over allerlei persoonlijke vragen door te praten in pastorale setting. Van belang is dat de gemeente bemerkt bijvoorbeeld in de predikant niet alleen te maken te hebben met de leraar, maar ook met de herder die met een bewogen hart wegen wil zoeken met en voor zijn gemeenteleden.
Praktische toespitsing
Puntsgewijs geef ik enkele praktische toespitsingen:
- Onze tijd vraagt erom dat meer dan ooit in prediking, pastoraat, catechese en kringwerk aandacht wordt gegeven aan de betekenis van het huwelijk, de juiste voorbereiding daarop en het blijven bouwen eraan. We kunnen het belang van huwelijkspastoraat moeilijk overschatten. 31 Daarbij staat de positieve aanvaarding van en dankbaarheid voor de gave van het huwelijk voorop. Wij mogen niet tekortdoen aan het goede dat God geeft in fijne huwelijken en gezinnen en in een genormeerde beleving van seksualiteit.
Vervolgens moet helder aangewezen worden dat ‘chaos rond eros’ ontwrichtend werkt in de levens van velen. Door allerlei vormen van ontrouw en een veelheid van losse seksuele contacten is er een mijnenveld ontstaan op het gebied van intieme seksuele relaties, met alle psychische en fysieke gevolgen van dien. Negatie van het waarschuwingssignaal van Gods gebod moét wel negatieve consequenties hebben. Het gebod van God is immers ten goede van de mens.
Te lang is in orthodox-protestantse kring de seksuele opvoeding binnen het gezin onderbelicht gebleven. 32 Hier is een radicale omslag nodig naar openheid en begeleide confrontatie, allereerst door ouders en vervolgens via kerk en school. Jongens en meisjes worden in onze samenleving al zo vroeg en zo indringend met seksualiteit in allerlei vormen geconfronteerd dat de noodzaak van tijdige seksuele opvoeding nog groter is dan in vroeger tijd het geval was. Niet via internet of via de tv moeten onze kinderen en jongeren een visie op seksualiteit krijgen. Dan gaat het zeker mis, want we weten maar al te goed dat ‘seks’ volgens veel eigentijdse media een relatiegeschenk en een consumptieartikel is geworden. Opgroeiende kinderen moeten meekrijgen dat seksuele gemeenschap niet bedoeld is om lijven te verenigen, maar om de verbinding van lifes te bezegelen. Seksuele omgang volgens Gods bedoeling is niet louter een in-bed-zaak, maar een ingebedde zaak. Dat is de achtergrond van de christelijke levensstijl om niet met elkaar naar bed te gaan voordat je elkaar openlijk trouw voor het leven hebt beloofd.
Bij deze voorlichting is het voorleven onmisbaar. Het instituut van het huwelijk verdient het dat we ons er sterk voor maken, met name ook door als gehuwden aan onze kinderen en aan jongeren in het algemeen voor te leven hoe zegenrijk deze verbintenis voor elkaar en voor anderen is.
Opkomen voor de grote waarde van het christelijk huwelijk betekent niet dat de ongehuwden buiten de boot vallen. Het is juist van groot belang dat in de gemeente de ‘singles gesignaleerd’ worden en dat ze volop en vol- waardig meedoen in het kerkelijk leven. In de opvoeding zal duidelijk moeten zijn dat het niet het belangrijkste is of we al dan niet tot een huwelijk komen, maar of we in de vreze des Heeren onze plaats leren innemen in Gods koninkrijk. Het is voor sommigen beter ongehuwd te blijven dan te trouwen (denk aan wat Paulus schrijft in 1 Korinthe 7). We moeten af van het vooroordeel dat de ongehuwde zijn of haar bestemming gemist zou hebben.
Gegevens vanuit de kerkelijke jeugdorganisaties stemmen niet optimistisch over de seksuele moraal van de kerkelijk meelevende jeugd, al moeten we ons hoeden voor generalisaties. Zijn we als ouders op de hoogte van wat onze kinderen zien via Iphones en dergelijke media? Laat de prediking op zondag en de christelijke opvoeding door de week er op gericht zijn onze jongeren duidelijk te maken hoezeer Gods bedoeling met seksualiteit verschilt van wat moderne media als normaal voorstellen.
De goede gewoonte om te wachten met seksuele gemeenschap tot na de trouwdag verdient hernieuwde waardering. Wat kostbaar is, is ook kwetsbaar. Seksuele gemeenschap is bedoeld als een teken van overgave aan elkaar binnen de band van het huwelijk, een onderstreping dat je helemaal bij elkaar hoort en van elkaar bent. Dus niet als behoeftebevrediging en voor de ‘kick’ ter gelegenheid van een feestje of als afsluiting van een avondje stappen, waardoor wat kostbaar is goedkoop wordt gemaakt.
Laten we in alle liefde en geduld bij jongeren die samenwonen peilen in hoeverre hun verbond wezenlijk verschilt van de essentie van het huwelijk.
Christenjongeren zullen als het goed is ruggensteun ervaren van hun ouders en van anderen om hen heen om de keuze voor het huwelijk te maken (of alsnog te maken), al moet het bruiloftsfeest dan wellicht wat soberder zijn.
Het gaat erom te beseffen dat het huwelijk principieel meer is dan een afspraak tussen twee mensen. Het huwelijk als instituut waar je op je trouwdag binnentreedt, heeft een beschermende en dragende kracht. Het is dan wel zaak dat huwelijken niet lichtvaardig worden aangegaan. Een klassiek Nederlandse zegswijze luidt ‘’t is haast getrouwd, dat lange rouwt’.
Er zijn in hedendaagse ontwikkelingen inzake de seksuele en huwelijksmoraal zeker ook positieve aspecten te noemen. Zo is het waardevol dat binnen het huwelijksverbond aan de vrouw niet minder dan aan de man optimale ruimte voor individuele ontplooiing geboden wordt. Er is niets op tegen wanneer traditionele rolpatronen binnen huwelijk en gezin kritisch worden bezien. Zo is er veel vóór dat de echtgenoot meer dan vroeger bij allerlei huishoudelijke beslommeringen betrokken wordt. Het is ook goed dat er meer aandacht is gekomen voor de rol van de vader in het gezin en dat de ruimte voor vaderschapsverlof toeneemt. Overigens mag de voor kleine kinderen zo cruciale rol van de moeder niet ondermijnd worden door de drang (niet zelden van buitenaf) om zo gauw mogelijk weer volop aan het arbeidsproces deel te nemen.
- Binnen het huwelijk mag voor gelovigen een positieve grondhouding ten opzichte van het krijgen van kinderen vanzelfsprekend zijn. Het is bedenkelijk wanneer allerlei materiële en soms materialistische overwegingen ertoe leiden dat het kindertal zo beperkt mogelijk blijft. Verder is het goed dat er welbewust naar de kinderzegen wordt toegeleefd en dat een zwangerschap een jong echtpaar niet onverhoeds overvalt. Elk kind is als het goed is een gewenst kind. Gezinsvorming is een zaak van doorleefde gezamenlijke verantwoordelijkheid van man en vrouw voor Gods aangezicht.
- Echtscheiding is volgens velen niet anders dan een betreurenswaardig incident, waarna een meer bevredigende nieuwe relatie kan worden gestart.
Hiertegenover onderstreep ik het pleidooi van Gerrit de Kruijf om trouw te blijven aan wie je trouw beloofd hebt. ‘Trouw beloven doe je voor de kwade dagen. Trouw beloven doe je niet voor zolang de liefde duurt maar juist voor door de ontrouw en liefdeloosheid heen − in het vertrouwen dat er toch toekomst zal zijn.’ 33 Waar huwelijken toch op de klippen gelopen zijn, zijn eerlijkheid en inkeer, maar ook ontferming en barmhartigheid op hun plaats.
Er is veel meer te zeggen over de roeping tot christelijke volharding in het huidige landschap van veranderende partnerrelaties. Dat zou het bestek van dit artikel echter te buiten gaan. Ik heb niet meer willen doen dan aan de hand van enkele voorbeelden illustreren hoe de kerk een eigen geluid mag laten horen te midden van een verwarrende kakofonie van stemmen inzake huwelijk, relatievormen en seksualiteit. Op hoop van zegen.
J. Hoek is non resident hoogleraar systematische theologie aan de Evangelische Theologische Faculteit, Leuven (B).
1 Deze term trof ik aan bij Kees van der Kooi, ‘Aan Gods zegen is het al gelegen. Systematischtheologische opmerkingen bij een actueel thema’, Kerk en Theologie, 69-3 (2018), 216-238, 238.
2 Alco Meesters, ‘Ten geleide’, Kerk en Theologie, 69-3 (2018), 197.
3 Hierbij verwijst zij naar de Gereformeerde Bond en in het bijzonder naar het boek van Ad Prosman, Homoseksualiteit tussen Bijbel en actualiteit. Een poging tot verheldering, Heerenveen 2013. Deze visie wordt echter binnen de PKN ook in kringen buiten de Gereformeerde Bond aangehangen.
4 Zo de Kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland, 2004.
5 Heleen Zorgdrager, ‘Het huwelijk opnieuw bekeken’, Kerk en Theologie, 69-3 (2018), 213-225, 220-221. Hierbij noemt zij VVP (Vereniging van Vrijzinnige Protestanten in Nederland), LKP (Landelijk KoördinatiePunt kerk en homoseksualiteit), Op Goed Gerucht. Vgl. C.F.G.E. Hallewas, Zegen vieren - zegening van levensverbintenissen, Zoetermeer - Woerden, 1996.
6 P. van den Heuvel, De hervormde kerkorde - een praktische toelichting, Zoetermeer 1991, 201.
7 Het huwelijk. Herderlijk schrijven van de generale synode der Nederlandse Hervormde Kerk, ‘s-Gravenhage 1952 (1967 7 ). Zie voor een korte samenvatting van dit geschrift J. van der Graaf, De Nederlandse Hervormde Kerk. Belijdend onderweg, 1951-1981-2001, Kampen 2003, 42-45. De hoogleraar H. de Vos was voorzitter van de commissie die dit rapport opstelde, terwijl ook de arts P.J.F. Dupuis zijn medewerking verleende. Op 1 juli 1952 verkreeg het rapport ter synode algemene instemming.
8 De kerk doet er mijns inziens goed aan haar eigen definitie van ‘huwelijk’ te handhaven, in onderscheiding van de sinds 2001 in de Nederlandse wet gegeven invulling waarbij ook paren van hetzelfde geslacht een huwelijk kunnen sluiten. Vgl. Kees van der Kooi, ‘Aan Gods zegen is het al gelegen’, 238.
9 Zie B.A. Belder, ‘Tussen schepping en koninkrijk. Oliver O’ Donovan over de onderlinge verhouding daarvan in zijn betekenis voor de christelijke ethiek, toegespitst op huwelijk en homoseksualiteit’, Theologia Reformata 62-3 (2019), 254-269. ‘Ook de vernieuwende doorwerking van het Koninkrijk doet geen afbreuk aan de integriteit van de scheppingsorde en de levensvormen die daarop geënt zijn.’ (268)
10 J. van Bruggen, Het huwelijk gewogen. 1 Korinthe 7, Amsterdam 1978 2 , 19.
11 Zie voor een nadere uitwerking van de genoemde vier gezichtspunten J. Hoek, Man en vrouw naar Gods beeld, Kampen 1990 3 . Vgl. Heinrich Baltensweiler, Die Ehe im Neuen Testament. Exegetische Untersuchungen über Ehe, Ehelosigkeit und Ehescheidung, Abhandlungen zur Theologie des Alten und Neuen Testaments, dl. 52, Zürich 1967.
12 Susannah Cornwall, Un/Familiar Theology. Reconstructing Sex, Reproduction and Reproductivity, Londen 2017; vgl. van dez. Theology and Sexuality, Londen 2013; Marlis Gielen, Tradition und Theologie neutestamentlicher Haustafelethik. Ein Beitrag zur Frage einer christlichen Auseinandersetzung mit gesellschaftlichen Normen, Bonner biblische Beiträge dl. 75, Frankfurt am Main 1990.
13 Heleen Zorgdrager, ‘Het huwelijk opnieuw bekeken’, 224.
14 Een mooi voorbeeld van deze gedifferentieerde benadering geeft Patrick Nullens, Zorgen voor een eigenwijze kudde. Een pastorale ethiek voor een missionaire kerk, Zoetermeer 2015, 119-139. Vanuit een ethiek van de hoop komen te midden van kwaad en gebrokenheid mooie dingen aan het licht. Deze benadering staat tegenover ‘de geforceerde ijver voor een perfect huwelijk’ die eindigt ‘in de kerker van gebroken idealen’. (131)
15 Zie bijv. J. Calvijn, Institutie IV, 19. 34-37.
16 Vgl. Christian Volkmar Witt, Martin Luthers Reformation der Ehe: Sein theologisches Eheverständnis vor dessen augustinisch - mittelalterlichen Hintergrund, Tübingen 2017;.W. Kawerau, Die Reformation und die Ehe, Halle 1892; O. Lähteenmäki, Sexus und Ehe bei Luther, Turku 1955; W. Kolfhaus, Vom christlichen Leben nach Johannes Calvin, Neukirchen 1949, 408-419; Alida Leni Sewell, Calvin, the Body and Sexuality, Amsterdam 2011, 137-172.
17 WA 3, 74-80, vertaling van Tineke Noort in Herman J. Selderhuis (red.), Luther Verzameld 2, Utrecht 2016, 964.
18 Het huwelijk, 129.
19 Zie Arnold Huijgen, Lezen en laten lezen. Gelovig omgaan met de Bijbel, Utrecht 2019.
20 S. Meijers, ‘Voortgang der openbaring in leer en leven’ in J. van der Graaf (red.), De Heilige Schrift, Kampen 1984, 176-202, 196. Zie verder J. Hoek, ‘Het gezag van de Schrift in de ethische vragen van vandaag’, Theologia Reformata XXX (1987), 132-146.
21 Zie www.cbs.nl/nl-nl/achtergrond/2019/29/opvattingen-over-trouwen-samenwonen en scheiden (geraadpleegd 16.08.2019).
22 Vgl. Heleen Zorgdrager, ‘Het huwelijk opnieuw bekeken’, 215.
23 Te denken is aan de Christelijke Gereformeerde Jeugdwerk Organisatie (CGJO), de Hersteld Hervormde Jongeren Organisatie (HHJO), de Hervormd Gereformeerde Jeugdbond (HGJB), het Hervormd Jeugdwerk (HJW), de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten (JBGG), en het Landelijk Contact Jeugdwerk vanuit de Christelijke Gereformeerde Kerken (LCJ). Het zou interessant zijn de bevindingen vanuit deze organisaties met elkaar te vergelijken om zo scherper zicht te krijgen op reële ontwikkelingen op seksueel en relationeel terrein binnen de doelgroepen.
24 Verschillende in de tekst genoemde gegevens werden mij aangereikt door Gertjan de Jong, werkzaam bij het LCJ.
25 https://www.vanzessen.com/geraadpleegd 15.08.2019, aldaar verwijzing naar verdere literatuur over seksverslaving en zelfwaardering.
26 https://www.kliksafe.nl/wp-content/uploads/2017/01/Rapport-onderzoek-2018.pdf, geraadpleegd 15.08.2019.
27 Vgl. W. Dekker, ’De ethiek van de gemeente - tussen contrast en conformisme’, in: J. Hoek (red.), Vreemde wereldburgers. Christenen onderweg in de wereld, Heerenveen 2012, 138-155.
28 Zie mijn bijdrage ‘Heilige kerk en veilige kerk – dilemma of polariteit?’ in: Maarten van Loon, Henk Medema, Jan Mudde (red.), Homoseksualiteit en de kerk, Amsterdam 2019, 79-92.
29 Gerard de Korte, ‘Helder en hartelijk. Over de toekomst van het rooms-katholicisme in Nederland’, in: Staf Hellemans, Jan van den Eijnden o.f.m. en Piet Rentinck, Een katholieke kerk met toekomst (Bij het afscheid van Jozef Wissink als hoogleraar Praktische Theologie aan de faculteit Katholieke Theologie te Tilburg), Bergambacht 2012, 7-16, 8.
30 Gerard de Korte, ‘Helder en hartelijk’, 10.
31 Zie bijv. P.J. Vergunst (red.), Trouw en liefde – Over pastoraat in het huwelijk, Heerenveen 2001.
32 Dit wordt nog weer eens schrijnend geïllustreerd in de roman Zwaartekracht van Annemieke Reesink (Amersfoort 2019).
33 Gerrit de Kruijf, Ethiek onderweg. Acht adviezen, Zoetermeer 2008, 112.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 2019
Theologia Reformata | 130 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 2019
Theologia Reformata | 130 Pagina's