Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Bunker

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Bunker

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Over tien minuten is Verhoef thuis, dan bellen we nog even. De jongens zijn daar niet”, informeert hij zijn vrouw.

Als hij even later terugbelt krijgt hij John’s zus aan de lijn. “Pappa en mamma zijn net weg, ze komen naar jullie toe.” Tegelijkertijd hoort hij Verhoef’s auto knarsend het grindpad oprijden. De ongeruste ouders overleggen wat hun te doen staat. De beide mannen besluiten op onderzoek uit te gaan, de moeders blijven gespannen achter.

“Laten we eerst even langs de drie duiningangen rijden om te zien of we hun fietsen kunnen vinden.” De tocht levert niets op, ook bij het bos is niets te vinden. De jongens hebben hun fietsen, helaas, goed gecamoufleerd. Ze lopen bij de strandingang het duin op en speuren de omgeving af, gaan een stuk bos in en rijden door het waterwingebied, maar vinden geen spoor van de jongens.

Een uur later keren ze onverrichterzake terug. Verhoef belt direct de politiepost en geeft beide jongens als vermist op. Zijn collega’s nemen de zaak heel serieus. “Over een half uur zijn ze hier met drie man om het duingebied te doorzoeken. Kunnen we in de tussentijd even op Leonards kamer kijken of we soms een aanknopingspunt kunnen vinden?” De ervaren politieman laat geen tijd verloren gaan. Van Zanten gaat hem voor naar boven.

“Heb jij trouwens wat bijzonders gemerkt aan de jongens de laatste tijd?” vraagt Verhoef.

“Daar heb ik over zitten denken, maar nu je het zegt, ze zijn de laatste tijd wel heel vaak de duinen ingetrokken. En Leonard was nogal zwijgzaam over wat ze meegemaakt hadden. Anders praat hij honderduit.” Het is Verhoef ook opgevallen.

“Even zien, op zijn bureau is niks bijzonders te vinden. Misschien dat we hier meer vinden.” De beide mannen zoeken zorgvuldig de lade van het bureau door. “Hé, wat is dit?” Van Zanten legt een kaart van het duingebied op het bureau. Op de kaart zijn allerlei aantekeningen gemaakt. “Dat kan interessant zijn als we op zoek gaan!”

Verhoef zoekt verder in de la. “Hier Eggen ook nog foto’s, kijk eens hier...” Hij verbleekt bij het bekijken van één van de foto’s. Op de foto is ietwat vaag een man met een sik te zien voor een betonnen wand. “Laat eens zien”, zegt Van Zanten. Hij kijkt verbaasd naar de foto. “Wie zou dat zijn? Ik ken die vent niet. En wat moet Leonard met die foto?”

“Ik ken die vent wel. Tenminste, ik weet wie het is. Het is één van de meest gezochte criminelen van Nederland, die vent is tot alles in staat.”

Zwijgend staren ze elkaar aan. Ze durven haast niet na te denken over wat er met de jongens gebeurd zou kunnen zijn.

Hijgend en zwetend werken de jongens verder. “Wat een geluk dat hier licht brandt”, puft John, terwijl hij een bureaulade vol zand achter zijn rug uitstort. Ze vorderen langzaam. Te langzaam, denkt Leonard, die af en toe bezorgd op zijn horloge kijkt. De wortels zijn taai en groeien dicht op elkaar.

“HoeveT denk je dat we nog moeten?” hijgt John. “Nog hooguit twee meter, maar ik denk van minder.” Ze wisselen elkaar steeds af. De één snijdt wortels en steekt zand los, de ander voert zand af. Soms spoelen ze haast van hun plek door een golf zand die losraakt. Ze vinden het niet erg, het scheelt veel graafwerk. John strekt even zijn vermoeide armen. “Kom op, doorgaan.” Leonard gunt John en zichzelf geen rust. Hij weet dat het een race tegen de klok is.

In de loopgraaf hebben de mannen inmiddels weer versterking gekregen. Hun maat heeft een zorgvuldig ingepakt pakje onder zijn arm, dat hij behoedzaam uitpakt. De inhoud bevestigen ze voorzichtig aan de scharnieren van de deur. Na een kwartier is de Sik tevreden. “Dit deurtje blazen we op als karton”, bromt hij. Inmiddels begint de schemering te vallen. De Sik bevestigt een klein kastje aan de deur. Ze trekken zich terug aan het einde van de loopgraaf. Het moment waar Leonard bang voor is komt snel naderbij.

De drie collega’s van Verhoef zijn snel ter plaatse. Verhoef legt de situatie kort uit. Van Zanten pakt de kaart die ze gevonden hebben. “Misschien vinden we hierop een aanwijzing.” Ze bestuderen de kaart zorgvuldig. “Dit is die bunker die nog intact is, de jongens hebben daar een soort hut. En dat is hun uitkijkpost op de noorderduintop.” Hoewel Van Zanten het gebied door en door kent blijven er twee tekens over die hij niet thuis kan brengen. “Dit snap ik niet.” Hij wijst op een dikke stip iets verwijderd van de bunker die hij net had aangewezen. “Dat is een vrijwel ondoordringbaar stuk duin. Ik snap niet wat die jongens daar gevonden kunnen hebben. En dit teken bij de bosrand zegt mij ook niks. Misschien hebben ze daar ook een uitkijkpost, maar die is mij nooit opgevallen.”

“Die foto lijkt me gemaakt in één of andere loopgraaf. Als die zich in het gebied bevindt moet het een oude bunker zijn, hjkt me”, zegt een agent. “Laten we dus eerst die bunker die u net aan wees opzoeken. Van daaruit kunnen we dan die onbekende stip proberen te vinden.” Van Zanten en Verhoef knikken instemmend. “We maken twee ploegen, één van twee en één van drie. Ik ga met Van Zanten mee naar de bunker en dan naar het zuiden, naar die stip. JuUie gaan met z’n drieën naar het bos en doorzoeken de duinen in de rich-ting van het strand. Als je op het strand bent kom je in noordelijke richting ons tegemoet. Als we niets vinden zorgen we dat we elkaar over anderhalf uur bij paal negentien ontmoeten. Dat is precies bij die hoge duintop waar deze stip op staat.” Een minuut later verlaten ze het huis van de duinwachter.

HOOFDSTUK 11

Plotsehng voelen de zwoegende jongens de betonnen vloer sidderen en worden overspoeld door een zware, dreunende slag. Lijkwit kijkt John Leonard aan. “Wat was dat?”

“De deur bij de loopgraaf is opgeblazen. Ze kunnen nu naar binnen”, zegt Leonard toonloos. Hij kijkt wanhopig naar de gang in het zand die nu haast twee meter omhoog loopt. De wortels blijven even taai en er lijkt geen eind aan te komen. Ze kijken elkaar hulpeloos aan en voelen zich moe, erg moe. “Graven, John”, zegt Leonard tenslotte. “Misschien halen we het nog. Ze zwoegen weer verder maar vorderen traag. Ze wachten op de volgende klap, de deur onderaan de trap. En dan nog een klap, voor de deur bovenaan de trap, en dan...

“Leonard, ik heb het!” gilt John plotseling. “Wij blazen de boel ook op! Die handgranaten!” Verbluft kijkt Leonard zijn vriend aan. Het is een gevaarlijk, maar geniaal idee, en waarschijnlijk hun enige kans. “Hoe wil je dat doen?” vraagt hij met trillende stem.

“Nou kijk, we zetten deze deur en de deur van de kamer aan de andere kant open.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 september 2002

Eilanden-Nieuws | 16 Pagina's

De Bunker

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 september 2002

Eilanden-Nieuws | 16 Pagina's