Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een ‘discipel’ van Kohlbrugge vertrok naar het zuiden van Rusland1

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een ‘discipel’ van Kohlbrugge vertrok naar het zuiden van Rusland1

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In Kohlbrugges correspondentie duikt in oktober 1869 opeens de naam Odessa op, de bekende havenstad in Oekraïne aan de Zwarte Zee. Een stad die ligt op een strategische locatie, is nu regelmatig het doelwit van de Russische agressie in Oekraïne.

De reden dat Kohlbrugge deze stad ter sprake brengt heeft te maken met het feit dat de jonge predikant Gottfried Wilhelm Locher – die kort in Elberfeld verbleef – een beroep kreeg van een enkele gemeenten in de omgeving van Odessa.

Locher, 1839-1918, was afkomstig uit het Zwitserse Zürich en studeerde daar theologie en werd vervolgens hulpprediker in Dättlikon, een kleine gemeente in het kanton Zürich.

Van vrijdag 22 oktober tot donderdag 2 december 1869 verbleef hij in Elberfeld en stond Kohlbrugge bij in het ambtelijke werk. In zijn dagboekaantekeningen noteerde Kohlbrugge bij 22 oktober: Gottfried Locher des pastor in Neustadt bei Odessa hier.

Kohlbrugge liet zijn Amsterdamse vriend Boissevain op 27 oktober 1869 weten: De jonge predikant Locher, die denkelijk bij drie gereformeerde colonien bij Odessa als predikant komt, is bij mij en zal wel een maand bij mij blijven, het is een zacht, bescheiden mens.2 Ook zijn dochter en schoonzoon in Wenen werden op diezelfde dag op de hoogte gesteld van dit bezoek: Locher blijft 3 weken bij mij, is een aangenaam bescheiden jong mensch.3

Kohlbrugge was erg met hem ingenomen, wat is op te merken uit een schrijven aan zijn nicht, Jacqueline van Verschuer: Eene jong Luthersch predikant beroepen bij de gereformeerde gemeenten Neustadt en Glückstadt bij Odessa, heeft tot ulto november als overgang tot die bediening, zijn intrek bij mij genomen, hij is gelukkig aangenaam in de conversatie en bescheiden.4

Volgens Kohlbrugges aantekeningen stond Locher drie keer op zijn kansel: op zondag 31 oktober5, 7 november en 28 november: Locher preekte voor mij. Locher is nog bij mij wat mij zeer aangenaam is, hij is onderhoudend en bescheiden6, liet hij op 12 november zijn kinderen weten.

Op 19 november was er sprake van een daadwerkelijk beroep: Zoo even een telegram uit Odessa. G. Locher is beroepen en gelukkig met dat beroep. Welk een charmant mensch die Locher. Hij las mij een goed deel “Geschichte der Ev. Kirche in Rusland” voor, waarin veel interessants ook aangaande de 3 gemeenten, waarbij hij beroepen is.7

Op 2 december vertrok Locher weer naar Zwitserland: Gottfried Locher wieder abgereist naar Uitikon (plaats in het kanton Zürich). Hij is dan bijna zes weken in Elberfeld geweest.

In het Kerkblaadje van 1916 publiceerde Locher – op verzoek van een vriend – zijn ervaringen in Rusland in een artikelenreeks onder de titel: ‘Gereformeerde Gemeenten in het Zuiden van Rusland’. Hij schreef dat hij in 1869 tot predikant van de Duitsch-Gereformeerde gemeenten te Neudorf en Cassel in het gouvernement Cherson beroepen werd. In de winter van 1870 ging hij op reis en op 16 maart 1871 bereikte Locher zijn bestemming.

Kolonisten

Waarom Locher een beroep kreeg van deze gemeenten in het zuiden van Rusland heeft een historische achtergrond.

Onder het bewind van Catharina de Grote – de beroemde Russische keizerin van Duitse afkomst, die regeerde van 1762-1796 – kwam een migratie van Duitsers op gang. Tsarina Catharina II nodigde Duitse boeren uit om onbewoonde stukken land langs de rivier de Wolga te ontginnen en geschikt te maken voor de landbouw. Zij garandeerde hen allerlei privileges, zoals reisgeld, een lap grond, tienjarige belastingvrijstelling, religievrijheid, vrijstelling van militaire dienst en men kreeg financiële middelen om een huis te bouwen. Velen gaven hieraan gehoor en zo ontstonden er Duitse kolonies in het benedenloopgebied van de Wolga. Deze ‘Wolga-Duitsers’ vormden homogene gemeenschappen die vasthielden aan hun taal en cultuur.

Later vaardigde de kleinzoon van de tsarina – tsaar Alexander I – opnieuw een proclamatie uit. Hij wilde Duitse kolonisten gaan inzetten in het zuiden van Oekraïne rond de Zwarte Zee met hetzelfde doel als zijn grootmoeder, het innoveren van de landbouw. Ook aan hen werden een reeks aan privileges toegezegd. In de jaren 1805-1809 en 1812-1817 gaven grote groepen lutheranen, gereformeerden, mennonieten en katholieken uit de Palts, Elzas, Hessen, Württemberg en een aantal Zwitsers gehoor aan deze oproep. Een deel van hen vestigde zich in het achterland van Odessa.

Neudorf

We gaan luisteren naar Locher8. Hij begint zijn verslag met een impressie van zijn reisdoel: ‘Ik kwam op een hoogte, zo als wij in Nederland slechts weinige bezitten.’ De weg leidde over een bergkam en op een gegeven moment zag hij de kolonie Neudorf voor zich liggen, die zich uitstrekte in een dal van noordoost naar zuidwest. Een drietal wegen liepen er langs de kolonie, ‘een middenweg en twee wegen op beide zijden’. Middenin dit gebied bevond zich de Lutherse kerk ‘met een koperen dak dat groen beschilderd was’ en daarachter een kerkhof voor Luthersen en Gereformeerden. Even verderop stond een groot gebouw met twee verdiepingen, dit bleek de Gereformeerde kerk en het schoolgebouw te zijn. De wegen in de kolonie waren niet bestraat en ook niet tot grindwegen gemaakt. De huizen waren allemaal op dezelfde wijze ingericht en hadden een rieten kap. De ramen, gewoonlijk drie in een kamer, zijn niet hoog en de kamers zijn ook niet hoger dan een man groot is.

Leefwijze

Iets wat Locher opviel was dat diverse kolonisten gewoonten van de Russen hadden overgenomen, zoals hun drankgebruik en het hanteren van ruwe taal: ‘Een aan de sterke drank verslaafde huisvader zei eens in een herberg, dat het hem niets scheelt, of hij Gereformeerd of Russisch was, als hij maar te drinken had.’ Een veelgehoorde slogan luidde: ‘De hemel is hoog en Petersburg is ver, dus kunnen we doen, wat we willen.’

Op zedelijk terrein was er ook het nodige mis, zonden met betrekking tot het zevende gebod kwamen dikwijls voor: ‘De jongelieden plegen in de lange winteravonden allerlei dingen die niet betamen. Uit deze zonde ontstaat onverschilligheid aangaande de hoogste belangen.’ Op godsdienstig terrein was er veel onverschilligheid: ‘Elke Zondagavond werd gedanst; hun predikanten gingen daarin voor. Men leefde zonder God en Zijn Woord.’

Gelukkig trof hij daarentegen ook veel ‘voorbeelden van waarachtige vroomheid’ aan en trouwe kerkgangers die elkaar ook opzochten. Zij lazen preken en zongen liederen van de piëtistische kerklieddichter P.F. Hiller.

Spanningen

Locher was niet de eerste predikant die de gemeenten Neudorf en Cassel diende. Voor hem waren zendelingen uit Bazel hier al werkzaam.

De kolonisten hadden hun leerboeken meegenomen, de Württembergers de Lutherse Catechismus en het vragenboekje van hun hervormer Brents en de Paltsers de Heidelbergse Catechismus. Hun predikanten waren verplicht om zowel de lutherse als de gereformeerde gebruiken en leerboeken te eerbiedigen.

In 1833 werd voor de gehele Evangelisch-Lutherse Kerk in Rusland een wet uitgevaardigd die betrekking had op de liturgie. Een uitgebreide altaardienst werd voorgeschreven waarbij de predikant met het gezicht naar het crucifix en met de rug naar de gemeente een gedeelte van de liturgie uitsprak. Deze wet hield geen rekening met de kerkelijke gebruiken onder de kolonisten in het zuiden en dat veroorzaakte spanningen. De luthers gezinde predikant J.G.F. Pensel, die werkzaam was in de kolonies Neudorf en Cassel, wilde met een beroep op de nieuwe wet de Heidelbergse Catechismus niet meer gebruiken. Dit riep verzet op bij de gereformeerden, zij wilden daarom in huiselijke kring bij elkaar komen. In 1852 richtten zij zich tot minister Kisselew en verzochten hem: ‘dat onze Gereformeerde gemeente als zelfstandig erkend en met de Gereformeerde gemeente te Odessa verbonden worde.’ Het zou nog negen jaar duren voordat er een einde aan deze strijd kwam. Op 4 januari 1861 kwam er uiteindelijk vrede en werden de gereformeerde gemeenten van Neudorf en Cassel onafhankelijk van de Lutherse Kerk verklaard.

Gemeenteleven

Over het gemeenteleven vermeldt Locher dat er elke zondagochtend werd gepreekt en ’s middags openbare catechisatie werd gehouden die verplicht door alle jonge mensen van 15 tot 18 jaar moest worden bijgewoond. Wanneer de predikant afwezig was, las de onderwijzer een preek. Het meest geliefd waren de preken van G.D. Krummacher, Fr.W. Krummacher en Krall. Daarnaast kenden de gemeenten ook de preken van Kohlbrugge, Spurgeon en Hofacker. Het oude Württembergse gezangboek gold als gezangbundel. Bij de bediening van de sacramenten werden dezelfde formulieren gebruikt zoals in de Nederlandsch-Gereformeerde kerk te Elberfeld.

Het Heilig Avondmaal werd staande rond een kleine tafel ten minste tweemaal per jaar bediend. Doorgaans namen alle volwassenen en de jongeren vanaf 15 jaar eraan deel. Zieke en stervende gemeenteleden konden thuis het Heilig Avondmaal ontvangen. De predikant met de koster en een ouderling bediende hen en de leden van hun huisgezin of van de familie namen daaraan deel.

Catechese

In het voorjaar werden jonge mensen in de leeftijd van 15 jaar samen met hun ouders uitgenodigd en door de predikant geëxamineerd in het lezen, de Bijbelse geschiedenis en de catechismus. De kennis hiervan hadden ze vanaf hun zevende jaar op school opgedaan. Wanneer deze toets met goed gevolg was afgelegd, liet de predikant de jongeren toe tot de catechisaties, die vier weken lang elke dag zowel ’s morgens als ’s middags gehouden werden. Na deze periode mochten ze voor de gemeente hun belijdenis afleggen. Gedeelten uit de catechismus werden door hen opgezegd en zij werden daarover nog ondervraagd: ‘Na een toespraak van de predikant namen ze terstond deel aan het Heilig Avondmaal.’

Tucht

Om ontheiliging van de sacramenten te voorkomen, golden in Lochers gemeente een aantal regels van kerkelijke tucht. Zo moest eenieder die aan het Heilig Avondmaal wilde deelnemen zich melden bij de predikant, die vervolgens de namen opschreef. Voor de bediening zag de kerkenraad de lijst na. Personen met een onwaardige levenswandel werd de toegang tot het eerstvolgende avondmaal ontzegd en kregen een onderhoud met de predikant. Redenen voor afwijzing waren: herhaald verzuim van de kerkdiensten zonder geldig motief, ontheiliging van de zondag, vloeken en zweren, dronkenschap en herhaald bezoek aan herbergen. Wanneer men zich niet liet gezeggen, werd de toegang tot het avondmaal voor onbepaalde tijd geweigerd. Was er sprake van bekering en berouw, dan werd men weer tot de sacramenten toegelaten. ‘Indien deze bepalingen met de geest van liefde, zachtmoedigheid, zelfveroordeling en met de ernst – die uit de vreze Gods en Zijn heiligheid voortkomt – uitgevoerd worden’, was er volgens Locher veel goeds van te verwachten.

Toch deed Locher ook bedroevende ervaringen op in zijn gemeente. Er waren leden die verlangden dat hun bekeerd-zijn werd erkend en zij vonden dat zij goed van de onbekeerden werden onderscheiden. Ook meenden zij dat Gods geboden naar hun inhoud voor hen niet meer golden. Zij spraken van een nieuwe wet, de wet der liefde. Zij namen het Locher kwalijk dat hij hen daarop aansprak in hun vermeende vroomheid.

Ook kwam er tweespalt voor tussen mensen uit Neu dorf en Cassel en ‘dit terwijl zij elkaar altijd broeders noemden en veel ophef maakten van hun bekering.’ `

Beroep

Deze moeilijkheden grepen Locher persoonlijk aan, hij werd langdurig ziek. In de zomer van 1872 kreeg hij een beroep van de hervormde gemeente van Garderen. Hij nam dit beroep aan en eind november 1872 vertrok hij uit Neudorf. De Standaard van 27 augustus 1872 berichtte: Garderen, o/d Veluwe, Ds. G.W. Locher, Pred. te Neudorf bij Odessa heeft het beroep naar deze gemeente aangenomen. Hij wenscht echter eerst over een halfjaar, wegens de gevolgen eener zware krankte, het gevorderd colloquium doctrine te doen.9

A. Kuyper

Terloops maakte Locher de opmerking dat hij het jammer vond dat dr. A. Kuyper in zijn boek Om de Oude Wereldzee10 niets vermeldt over de Duitse kolonisten in het zuiden van Rusland, ‘daar Z. Exc. toch zeker in Odessa gelegenheid had met de Duitsch-Geref. Gemeente aldaar in aanraking te komen.’


Noten

1 Het woord ‘discipel’ verwijst naar de titel van de mooie publicatie van drs. M. den Admirant, Discipelen van Kohlbrugge, Bleskensgraaf 2002, hierin is een levensloop van G.W. Locher opgenomen.

2 Archief Kohlbrugge port. 12 brief 123.

3 Archief Kohlbrugge port. 23 brief 143.

4 Archief Kohlbrugge port. 23 brief 143a, 30 oktober 1869.

5 Hij preekte toen over Psalm 51:19, aldus Kohlbrugges aantekeningen.

6 Archief Kohlbrugge port. 23 brief 145.

7 Archief Kohlbrugge port. 23 brief 146.

8 Gereformeerde Gemeenten in het Zuiden van Rusland. Kerkblaadje, 8 jan., 22 jan., 19 feb., 4 mrt., 25 mrt., 1 apr., 8 apr., 6 mei en 20 mei 1916.

9 De Standaard 27-08-1872 uitgever: H. de Hoogh en Co, Amsterdam nr. 125.

10 A. Kuyper, Om de Oude Wereldzee, I, Amsterdam: Van Holkema & Warendorf.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 september 2023

Ecclesia | 8 Pagina's

Een ‘discipel’ van Kohlbrugge vertrok naar het zuiden van Rusland1

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 september 2023

Ecclesia | 8 Pagina's