Boekbespreking
Michael F. Bird, The Gospel of the Lord: How the Early Church Wrote the Story of Jesus (Grand Rapids/Cambridge, UK: Eerdmans, 2014), 394 pp., prijs $30,-- (ISBN 978-0-8028-6776-6)
In deze mooie studie beschrijft Michael Bird, die docent aan het Anglicaanse Ridley Melbourne Mission and Ministry College is verbonden, niet alleen op welke manier de eerste christenen het leven van Jezus beschreven, maar geeft hij ook een beoordeling van de manieren waarop eigentijdse en twintigste-eeuwse nieuwtestamentici deze beschrijvingen hebben gereconstrueerd. Ernstige kritiek uit hij op de zogenaamde ‘vorm-historische methode’. Een methode die onder andere door Rudolf Bultmann is gehanteerd vanuit de vooronderstelling dat zo goed als niets kunnen weten over de historische Jezus.
Bird is niet de eerste die erop wijst dat deze benadering volstrekt geen recht aan de grote betekenis en ook nauwkeurigheid van mondelinge overlevering. Daarnaast gaat de vorm-historische methode er ten onrechte vanuit dat vertellingen altijd aan een bepaalde nauwkeurige te omschrijven vorm moeten voldoen en altijd in een en dezelfde setting is ontstaan. Echter, nog het een noch het ander is nodig. Trouwens, wij kunnen de betekenis van de kruisdood van Jezus niet begrijpen los van Zijn leven.
De eeuwenlang binnen de christelijke kerk onbetwiste visie dat de Evangeliën werden geschreven om de getuigenissen van het leven van Jezus op aarde te bewaren, is veel plausibeler dan allerlei latere en eigentijdse reconstructies. De Evangeliën zoals wij die kennen, zijn gebaseerd op de verslagen van ooggetuigen. Juist de auteur van het vierde Evangelie, een Evangelie dat menig nieuwtestamenticus van weinig historische waarde acht, beklemtoont dat hij een ooggetuige is. En er is geen reden daaraan te twijfelen.
Bird brengt naar voren dat wij de Evangeliën als een soort van antieke biografie moeten zien. Het unieke is niet in eerste instantie het genre, maar de inhoud. Een antieke biografie had niet de pretentie het leven van een persoon volledig te beschrijven. Het leven van een persoon werd getekend als een model ter navolging. Het unieke van de Evangeliën is dat de persoon die hierin wordt beschreven veel en veel meer is dan een model ter navolging. Hij is de Zaligmaker.
Bird wijst erop dat de achtergrond van de typering ‘Evangelie’ voor de boodschap van het sterven en de opstanding van Jezus is het Hebreeuwse werkwoord ‘bissēr’ is. Dat is een brengen van een goede boodschap. Vooral moeten we dan denken aan de vermeldingen van dit werkwoord in de tweede helft van het boek Jesaja. Daar gaat het om de vreugdevolle aankondigingen van een nieuwe uittocht. De gebeurtenis die in de dood en opstanding van Jezus tot vervulling kwam.
De Evangeliën kregen schriftelijk vorm tegen het einde van de eerste generatie christenen. De Evangeliën zijn bedoeld als een geautoriseerd apostolisch getuigenis aangaande Jezus. Ongetwijfeld gingen schriftelijke aantekeningen van uitspraken van Jezus en gebeurtenissen uit het leven van Jezus aan de compositie van de Evangeliën vooraf. Het gemeenschappelijke materiaal van Mattheüs en Lucas wordt door het overgrote deel van de nieuwtestamentici als een bewijs gezien dat er een schriftelijk document, - een document dat men de naam Q geeft – is geweest met uitspraken van Jezus. Bird brengt naar voren dat wij nooit het hypothetische karakter van deze constructie moeten vergeten.
Zelf gaat hij wel uit van een dergelijk schriftelijk document. Een document dat in beginsel al kan zijn ontstaan vóór de kruisdood van Christus als aantekeningenboekje. Bird laat in het midden of al het gemeenschappelijk materiaal van Mattheüs en Lucas uit dit document afkomt. De overeenstemming in verwoording en ordening van het materiaal is voor hem een aanwijzing dat Lukas van Mattheüs gebruik moet hebben gemaakt. Heel waarschijnlijk is dat de lijdensgeschiedenis al heel vroeg op schrift is gesteld. Dat na Christus’ dood en opstanding een bron met uitspraken van Jezus gefunctioneerd heeft los van de lijdensgeschiedenis moeten wij uitgesloten achten.
Uit de studie van Bird kunnen we leren dat de Evangeliën ons een betrouwbaar portret van de persoon, het werk en het onderwijs van Jezus bieden. De christelijke kerk heeft alle vier de ons bekende Evangeliën bewaard en die niet vervangen door een harmonie. Zo’n harmonie is in de tweede eeuw wel geschreven en wel door Tatianus. De kerk heeft gevoeld dat de vier portretten van Jezus weliswaar onderling verschillen – en dat geldt zeker de synoptici aan de ene kant en het Evangelie naar Johannes aan de andere kant – maar elkaar niet tegenspreken. Zij vullen elkaar aan en bieden samen een dieper zicht op Jezus en Zijn werk dan een harmonie kan doen.
P. de Vries, Hardinxveld-Giessendam
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 juni 2018
Ecclesia | 8 Pagina's
