Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hoe Lief Heb Ik Uw Wet ... (Vervolg en slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoe Lief Heb Ik Uw Wet ... (Vervolg en slot)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

III

Het is dus Mozes geweest, die de Wet Gods van de Here God ontvangen heeft op de Sinai en die deze Wet als Gods proclamatie aan het volk Israel uitgevaardigd heeft. Daardoor heeft zich in het volk Israel een liefde tot de Wet en een besef van Gerechtigheid ontwikkeld als nergens elders. "God heeft Jakob zijn woorden bekend gemaakt, Israel zijn inzettingen en zijn verordeningen. Aldus heeft Hij aan geen enkel volk gedaan, en zijn verordeningen kennen zij met" (Psalm 147 : 19, 20). Ja, tot op vandaag is Israel ge- 146bleven het volk van de Wet en van de Gerechtigheid Onlangs nog hoorde ik de bekende Maastrichtse advocaat Moskowski voor de televisie verklaren, dat de liefde tot het Recht zoveel Joden ertoe brengt om in de advocatuur te gaan

Wie de geschiedenis bestudeert, ontdekt dat schier elk volk een eigen karakteristieke begaafdheid heeft. De Grieken zijn sterk filosofisch aangelegd, de Romeinen staatkundig De Chinezen zijn meesters in het rekenen, de Babylomers in de sterrenkunde. Het volk van Bah heeft een bijzondere aanleg voor de danskunst en de Afrikaners voor de muziek. Ook wij moderne Europeanen hebben bijzondere vaardigheden. Nergens is de natuurwetenschap en de techniek zo tot bloei gekomen als m de Westerse landen. Zo heeft ook Israel een specifieke aard en aanleg Nooit heeft de kunst, de wetenschap, de filosofie in Israel een grote hoogte bereikt. Alleen de wetskenms, de wetsstudie, het wetsonderricht, die zijn er de eeuwen door met intense liefde en vlijt beoefend. Daaraan heeft het zijn geestkracht gewijd, en de wijsheid daarbij verworven heeft het overgeleverd van generatie op generatie. En dan te bedenken dat het hier betreft de Wet door de Here God aan Mozes gegeven, — welk een hoge, maar ook zware roeping is dan dit volk opgelegd! Zwaar vooral ook daardoor, dat (gelijk wij vaststelden) het de moderne mens eigen is om hard tegen het "GIJ zult met!" van de Wet Gods op te tornen. Mèt de Wet is ook Israel, als het volk van de Wet, voor de moderne mens een aanstoot en ergernis. Hoe heeft het in de achter ons liggende jaren daarvan de gevolgen ondervonden! Nochtans is het niet ondergegaan en vernietigd, maar als door een wonder herrezen. Herrezen waartoe anders dan om te zijn het volk van de Wet en van de Gerechtigheid?! Hoe actueel is in dit verband Psalm 1: "Welzalig de man die met wandelt in de raad der goddelozen, die met staat op de weg der zondaars, noch zit in de kring der spotters; maar aan des Heren Wet zijn welgevallen heeft, en diens Wet overpeinst bij dag en bij nacht. Want hij is als een boom, geplant aan waterstromen, die zijn vrucht geeft op zijn tijd en welks loof niet verwelkt; — al wat hij onderneemt, gelukt" Wat wil met deze woorden anders gezegd zijn dan dat er voor het volk Israel alleen toekomst is, als het is het volk van de Wet? Daarin ligt toch Israels enige bestaansgrond, dat het in leer en leven, in handel en wandel, uitspreekt: "Hoe hef heb ik uw Wet!"

IV

Het belangrijkste van de Wet, aan Mozes gegeven, is dat het de Wet Gods is. De Wet, dat is Gods tegenwoordigheid als de Schepper van hemel en aarde. De eerste woorden van de Wet zijn daarom van fundamentele betekenis: "Ik ben de Here, uw God". Voorafgaande aan de Wet doet de Here God zich kennen als de Wetgever, als de Oorsprong van de Gerechtigheid, als de Bron van het Recht.

De Wet is daarom nooit en temmmer een zelfstandigheid los van de Wetgever, maar moet krachtens die aanhef steeds verstaan worden als een levend Woord, als een levende Stem, als Gods tegenwoordigheid Er IS daarom ook geen sprake van een opgelegde last, waarmee de mens maar moet zien klaar te komen. Veeleer van het aangaan van een gesprek, van een persoonlijke verhouding, van een Ik-gij gemeenschap, van een verbond. De Wet is een oproep tot een gesprek. Als God zegt: "Ik ben de Here, uw God!", dan ligt in die aanhef besloten de verwachting dat de mens zal zeggen- "Spreek Here, uw dienstknecht, uw dienstmaagd hoort". Al te vaak komt het voor, dat WIJ in onze benadering van de Wet die heerlijke aanhef buiten beschouwing laten en de Tien Woorden van de Wet alleen zien als een anonieme lastbrief. Hoe anders benadert de Israëliet de Wet: "Uw Woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad. Ik heb gezworen, en ik zal het gestand doen, dat ik uw rechtvaardige verordeningen zal onderhouden . Uw getuigenissen heb ik voor altoos ten erve ontvangen, want ZIJ zijn de blijdschap mijns harten" (Psalm 119 : 105, 106, 111).

Door de aanhef van de Wet: "Ik ben de Here, uw God!" bij elk van de Tien Geboden te betrekken krijgen ZIJ een geheel ander karakter dan een juridische tekst. De woorden- "Gij zult niet!" verhezen dan hun dreigende en gestrenge klank IVIen gaat erin horen de weliswaar ernstige, maar niettemin milde en hefdenjke Stem van Hem, die door de profeet Hosea beschreven IS als een Vader voor zijn volk: "Toen Israel een kind was, leerde Ik het lopen; Ik nam hen in mijn armen" (Hosea 11:1 v.v.). De Wet wordt dan de inzet van een vertrouwde omgang, van een vriendschappelijk verkeer, van een voortdurend gesprek als tussen vrienden, zoals het ook geschreven staat van Abraham en Mozes (Genesis 18 . 17, 33; Exodus 33 : 11). Er komt dan zelfs een mystieke klank in de Wet te hggen, eigenlijk al iets van wat naderhand in het Evangelie gezegd wordt van de omgang van de Here Jezus met zijn Vader: "Mijn spijze is, dat Ik doe de wil mijns Vaders die in de hemelen is" (Johannes 4 - 34)

Een tweede opvallend aspect van de Wet, aan Mozes gegeven, is de indeling in twee tafels, twee reeksen, twee tabellen. De eerste omvat de Geboden betreffende de verhouding van Israel tot de Here God, de andere die van de volksgenoten onder elkaar. Bij die indeling wordt altijd onderscheid gemaakt tussen de eerste reeks als het eerste en grote Gebod, en de tweede tafel als daaraan gelijk. Zo lezen wij het in Mattheus 22 vers 37 tot 40. Toch dreigt hier de mogelijkheid van een fataal misverstand. Hoe kan men spreken van het eerste en grote Gebod, als men van de tweede tafel zegt dat ZIJ "daaraan gelijk" is? Dat voert immers gauw en gemakkelijk tot de gedachte, dat naastenliefde gelijkwaardig is aan het Gebod om God hef te hebben boven alles. Vooral in onze moderne en sociaal zo bewogen tijd heeft die gedachte gevoerd tot een overaccentuering van onze maatschappelijke verantwoordelijkheid met verwaarlozing en achterstelling van onze verhouding tot de Here God.

Hier IS sprake van een misverstaan van de boven aangehaalde tekst uit het Evangelie van Mattheus. Daar staat immers met dat het tweede Gebod "gelijk" IS aan het eerste Gebod. Ik heb daar vroeger al eens op gewezen. Er staat letterlijk "gelijkend op" Er ligt in uitgedrukt, dat het tweede Gebod een afglans, een echo, een uitvloeisel is van het eerste Er is in de verhouding van het eerste en het tweede Gebod dus sprake van een rangorde in betekenis en waarde Bij het eerste Gebod wordt daarom gesproken van een liefhebben "met geheel het hart, met geheel de ziel en met geheel het verstand". Zó wil, zo vraagt, zo verwacht de Here God het van zijn volk. Hij eist om zo te zeggen de eerste plaats voor zich op in het hart van de mens. Eerst daarna kan en mag er sprake zijn van naastenliefde. Het is in tegenspraak met de Wet om aan de naastenliefde zulk een plaats in te ruimen in ons leven, dat het eerste en grote Gebod erdoor in de schaduw komt te staan. Sterker nog moet het gezegd worden: de naastenliefde knjgt dan een ander karakter dan in de Wet bedoeld is. Zij verliest haar priesterlijke glans, haar karakter van uitvloeisel, weerklank, vrucht te zijn van de innige en hartelijke omgang met de Here God. Zij vervlakt en verkilt tot een maatschappelijke deugd Op die naastenliefde is van toepassing: "Al ware het, dat ik al mijn bezittingen uitdeelde, en al ware het, dat ik mijn lichaam gaf om te worden verbrand, maar had de liefde met, het baatte mij niets" (I Corinthieers 13-3) Naastenliefde die zich losmaakt van het eerste en grote Gebod, van De Liefde, is "schallend koper en een schetterende cimbaal" (13 : 1)

V

Tegen deze achtergrond wordt het ons duidelijk, dat door de Wet, aan Mozes gegeven, de liefde tot en de kennis van de Gerechtigheid in Israel sterk verinnigd, vergeestelijkt zijn De Wet Gods werd tot een instrument om met God te verkeren, om de verborgen omgang met Hem te beoefenen, om God in zijn hart te zien, en om zijn raad en voornemens met de schepping te leren verstaan. De Psalmen 1, 19 en 119 laten zien dat er sprake is van een mystiek van de Wet; van ervaringen van vreugde en verdriet, van verlangen en vervulling, van schuld en vergeving in de overdenking van de Wet. Dankzij de Wet is er in Israel een type van godsvrucht en vroomheid ontstaan, dat nergens zijns gelijke vindt. Het is een vroomheid, die wars is van serviele onderdanigheid en die evenzeer gespeend is aan overmoed en driestheid. Men kan haar niet beter omschrijven dan als priesterlijk en koninklijk. Priesterlijk in zoverre dat het een vroomheid is die zich altijd bewust blijft, dat de Here God de Heilige en Almachtige is, de mens daarentegen stof en as. Koninklijk in zoverre dat het een vroomheid is die zich ook bewust is door God verwaardigd te zijn tot een uitverkoren, afgezonderd en heilig volk; ja, om te zijn onder de volken Gods segula, Gods eigendom. De geschiedenissen in het Oude Testament van Abraham, van Jakob, van Mozes, van David, het zijn de historische illustraties van een vroomheid, die gedrenkt was in de Wet.

Het is tegen deze achtergrond, dat ons ook duidelijker wordt de eenheid van het Oude Testament en van het Nieuwe. Hoe innig de Bergrede verwant is met de Wet van Mozes, daarover hebben wij enkele jaren geleden in dit blad al enkele artikelen geschreven. Nu wij dieper zijn ingegaan op de betekenis en de inhoud van de Wet, is die geestelijke eenheid nog overtuigender aan het licht getreden. Als de Here Jezus zegt dat Hij gekomen is, niet om de Wet en de profeten te niet te doen, maar om die te vervullen (Mattheüs 5 : 17), dan weten wij hoe wij dat moeten verstaan. Het is de Wet als levende sprake Gods, als persoonlijke tegenwoordigheid, die door Christus als de Zoon des Vaders wordt gehoord. De omgang met die Wet als de eigen Stem van de Vader, — het was zijn spijze bij dag en bij nacht. Zó is de Wet in en door Hem tot volle bloei gekomen. Tot zulk een bloei, dat daarbij vergeleken de omgang van de wetgeleerden en Farizeeërs met de Wet verbleekte en alle glans verloor. Het is maar al te menselijk, dat zij dat niet konden verdragen en Hem gingen haten; haten tot de dood toe. Onwetend en onbedoeld werkten zij er aldus echter toe mee, dat de volle rijkdom van de sprake der Wet in Christus' lijden en sterven daardoor te heerlijker tot openbaring kwam. De geestelijke worsteling in de nacht in Gethsémane was toch niet anders dan een worsteling om in de gevaarvolle situatie, waarin Hij verkeerde, de wil des Vaders te weten en aldus alle Gerechtigheid te volbrengen. Daarom is in het Kruis van Christus de Gerechtigheid van de Wet op het heerlijkst geopenbaard. Het is de poort tot de hemel.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 september 1990

Ecclesia | 8 Pagina's

Hoe Lief Heb Ik Uw Wet ... (Vervolg en slot)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 september 1990

Ecclesia | 8 Pagina's