Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het dorre land tot …

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het dorre land tot …

Want in de woestijn zullen wateren uitbarsten, en beken in de wildernis. En het dorre land zal tot staand water worden, en het dorstige land tot springaders der wateren… Jesaja 35:6b en 7a

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geliefde lezers, het geloof is een gave Gods. Dat geldt ook voor de oefeningen des geloofs. De Heere moet iedere keer maar weer geven wat nodig is. Als het er mag zijn, dan ligt in de minste geloofsoefening zekerheid. Dat doet begeren om een kruimeltje geloof. Het zal geven uitgangen des harten, het geeft een oogje buiten onszelf. Dat gaat altijd samen. Maar het zal de beleving zijn, dat het Godswerk er iedere keer aan vooraf gaat. De Heere blijft in alles de Eerste. Hij is de Getrouwe, Die nooit laat varen de werken Zijner handen. Dan zal ook Christus Zich vertonen voor de vensters, blinkende uit de traliën. In de prediking des Woords of in het onderzoeken van dat Woord. Christus heeft het toch Zelf gezegd: Onderzoekt de Schriften, want die zijn het die van Mij getuigen.

Maar zie, het is menigmaal zo onverwachts en ongedacht. Het is altijd het verrassende wat er in het Godswerk ligt. Denk aan die man, die op zulk een wijze de schat in de akker mocht vinden. Dan wordt het werkelijk beleefd: Ik ben gevonden van degenen, die Mij niet zochten; tot het volk, dat naar Mijn Naam niet genoemd was, heb Ik gezegd: Zie, hier ben Ik. Een glimp, een toeknikje, een vertroostend woord: Sta op, eet, want de weg zou voor u te veel zijn. Dan blijft het geloof niet achter. Op zulke ogenblikken is het onmogelijk om niet te geloven. Het is dan met insluiting van zichzelf: niet alleen anderen, maar ook mij… O, dat laatste, daar loopt het over, de persoonlijke toepassing.

Als het geloof werkelijk zo in oefening mag zijn, dan ligt alles bedekt. Dan is er geen afstand, er ligt niets tussen de Heere en de ziel. Jezus in het hart, de aarde onder onze voeten, dan zal ook het vergelegen land in het gezicht komen. Het besef dringt door: de Heere weet van ons af. Is dat geen ontzaglijk wonder? Zo’n niet, zo’n albederver. Ledeboer schreef: God op goddelozen ziet. Het oude wordt nieuw. De zekerheid is er! De wildernis, de woestijn bloeit als een roos. Welk een verandering toch. Het is enkel liefde, die de schatkameren der ziel vervult. Het geeft wederliefde en het wordt beoefend: ‘U al mijn liefde waardig schatten’. Kan men dan vasten? De Hagarenen zullen er wel op afkomen. Is het wel waar? Maar konden de discipelen vasten zolang de Bruidegom bij hen was? Het is een wandelen met Hem; het is een volgen van Hem, door bezaaide, door onbezaaide landen. Het is als bij de discipelen: Wij hebben alles verlaten en zijn U gevolgd. O, die overgave, die keuze. Het ligt zo vlak in de ziel.

Het zijn die eenzame meditaties in de ziel: Mijn overdenking van Hem zal zoet zijn. Daar wordt men nooit moe van, al zou men de hele nacht geen oog dicht doen. Men wordt gedrenkt uit de beker van Gods wellusten. Er is geen gebrek zolang de Meester bij hen is. Het wordt zo anders als Hij Zich terugtrekt. Dan is de tegenstelling zo groot, met Hem gaat alles weg. Het is als bij de discipelen in de nacht op het meer. We lezen, ze schreeuwden van vrees: Heere, behoed ons, wij vergaan.

Het dorre land tot … Van het ene beeld uit het tekstverband zijn we tot het andere overgebracht: De woestijn, de wildernis, het dorre en dan tenslotte nog het dorstige land. Het is aan de ene zijde, zoals de verklaarders ook wel zeggen, tot één te brengen; aan de andere zijde, de onderscheidingen hebben echt wel een betekenis. Er staat geen letter te veel of te weinig in Gods Woord. Altijd zal het nodig zijn dat de Auteur van de Heilige Schrift ons in alle waarheid zal leiden. Niet in gezochte verklaringen, maar om de geestelijke lering eruit te mogen halen. Als het licht er zo op mag vallen, dan is iedere tekst een goudmijn. Het is dan waarlijk niet eens mensen woord, maar Gods Woord.

De afgrond… het worden wateren der zwemmingen, waarvan ons Ezechiël getuigt. Het zalig worden wordt het wonder aller wonderen. Als dat ingeleefd mag worden: Wie ben ik toch, Heere, dat Gij mijner gedenkt.

Allen die van eeuwigheid verkoren zijn, zullen het in de tijd deelachtig worden. Het dorre land zal tot staand water worden. In elk beeld ligt een tegenstelling. Steeds is het ook weer water, dat het leven aanbrengt. Maar nergens is het zo radicaal als in het derde beeld. Het dorre of uitdrogende land zal tot staand water worden. De wateren zullen het geheel bedekken, zodanig dat

het dorre land er niet meer zal zijn. De verwisseling zal volkomen zijn. Zo volkomen, dat het vorige niet meer gedacht zal worden. Het is: Tot staand, rustend, blijvend water. Even later lezen we dat er gras met riet en biezen zijn zal. Wie kan dat nu indenken? Op zo’n plaats, en dan zo’n staatsverwisseling.

Ons tekstwoord wordt in de eerste plaats in verband gebracht met het toevloeien der heidenen. ‘Waar men ooit de wildste volken vond, zal God ontvangen, aanbidding, eer en dank’bre lofgezangen’. Van zulken zou gezegd worden: Deez’ en die is aldaar in Sion geboren. De Kerk uit de heidenen, uit Jafeth, zie, wel

ke wonderen de Heere ook in ons vaderland heeft willen doen. Maar ook kunnen we erin zien, hoe een verloren, doch verkoren zondaar op Gods tijd de volle zaligheid in Christus mag ontvangen. Hier beneden, maar zeker ook daarboven. (Of: hier beneden in beginsel, maar straks daarboven volkomen).

Daarom schreven we ook boven deze meditatie: Het dorre land tot … . Dan is het oude voorbij gegaan en alles nieuw geworden.

Het zal er voor u en mij op aankomen, of het waarheid in ons binnenste is. Dat de bede uit psalm 139 de onze mocht zijn: Doorgrond m’, en ken mijn hart, o HEERE.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 mei 2024

De Wachter Sions | 12 Pagina's

Het dorre land tot …

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 mei 2024

De Wachter Sions | 12 Pagina's