Meditatie
Toen zeide Hij tot Zijn discipelen: De oogst is wel groot, maar de arbeiders zijn weinige; Bidt dan den Heere des oogstes, dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitstote. Matthéüs 9:37-38
Geliefde lezer,
Het is bijna aan het einde van de tijd waarin velen van ons op vakantie gaan. Enerzijds is het een grote verademing dat we ongehinderd een plaats mogen vinden op aarde om wat rust te vinden van onze dagelijkse arbeid. Tegelijk is het ook zo’n verantwoordelijkheid waar we als afgezonderd volk naartoe gaan.
Ook het volk van Israël had hun weken van rust. Ze moesten voor de Heere zelfs op gezette tijden rusten van hun werk rondom het vieren van de door Hem ingestelde feesten. Maar altijd moest dit plaats vinden in het licht van het herdenken van ’s Heeren onverdiende zegeningen. En gij zult gedenken aan al den weg dien u de HEERE uw God deze veertig jaar in de woestijn geleid heeft; opdat Hij u verootmoedigde, om u te verzoeken, om te weten wat in uw hart was, of gij Zijn geboden zoudt houden of niet (Deut. 8:2). Het wees alles heen naar de eeuwige sabbatsrust in de grote Rustaanbrenger, Christus. Hebt u zo uw vakantietijd mogen doorbrengen? Hebt u zo al de weldaden maar ook de tegenslagen en teleurstellingen van het jaar achter u in uw vakantie overdacht? Was het een tijd van bezinning en verwondering dat de Heere nog ongehinderd en getrouw u brengt onder de verkondiging van wet en evangelie?
De woorden die we overdenken zijn door de Heere Jezus geuit in een vertrouwelijk gesprek met Zijn discipelen. Hij had geen rust hier op aarde maar arbeidde rusteloos om Zijn volk te redden van de eeuwige dood. Hij, de Reine en Waarachtige, was zojuist vreselijk belasterd door te farizeeën die zeiden dat ‘Hij de duivelen uitwerpt door den overste der duivelen.’
Maar wanneer Hij al de scharen van mensenkinderen om Zich heen ziet staan wordt Hij zo innerlijk met ontferming bewogen over hen. Zijn blanke ziel is diep geroerd wanneer Hij ze voor Zich ziet! Ze zijn ‘verstrooid als schapen die geen herder hebben.’ Hij wist als geen ander dat ze blind waren voor hun verloren staat voor God. Blind waren ze voor de rasnaderende eeuwigheid en de noodzaak om geborgen te zijn in en door Zijn bloed. Blind vooral ook door de misleidende leer van de schriftgeleerden en farizeeën dat ze door het zeer stipt onderhouden van de wet het koninkrijk Gods beërven zullen.
Tot tranen toe bewogen beveelt Hij Zijn discipelen niet aflatend te smeken voor arbeiders, mannen door God bekeerd en geroepen, om te arbeiden in Gods koninkrijk. Of zoals de kanttekening bij deze tekst het zo helder verwoordt: ‘Gr. uitwerpe, dat is, uitzende, hen door de kracht Zijns Geestes gewillig en bekwaam gemaakt hebbende.’ Mannen die arbeiden moeten in de zuivere leer dat er zonder bloedstorting geen vergeving is van alle zonden tot in eeuwigheid. Arbeiders die het kostbare zaad van het Woord Gods moeten zaaien tijdig en ontijdig. In hun ernstvolle prediking moeten ze de enige weg ter zaligheid zuiver aanwijzen. Dat moet gebeuren met klem en aandrang aan de hoorders. Alle wegen die afleiden van de enige toeleidende weg tot Christus, de Gekruisigde Borg, moeten worden afgesneden. Het is een uiterst verantwoordelijk en diep afhankelijk werk, waarvan ze eens rekenschap moeten afleggen.
Het is dus een zeer wonderlijk werk van de Heere om zulke nietige en in zichzelf onbekwame arbeiders te roepen in Zijn dienst. Het is zoals we lezen in Jesaja 28:29b: Hij is wonderlijk van raad, Hij is groot van daad. Hij maakt Zijn knechten niet alleen gewillig en bekwaam, maar ook vervult Hij hun harten met vurige liefde tot de zielen aan hen toebetrouwd. Ze staan in Zijn dienst. Ze dienen als arbeiders in het Koninkrijk van Jezus Christus, hun Meester. Het is zuivere liefde.
Nu staan de discipelen diep afhankelijk om Hem heen en ontvangen het ernstige bevel om te bidden, om te smeken om ware knechten des Heeren, die alles opgeven om Hem te volgen. Dit bevel werd dus allereerst gegeven aan de discipelen, deze enkele knechten Gods, die straks alle elf zullen staan in de mogendheid en kracht Gods als arbeiders in Christus’ Koninkrijk. Petrus zal dan staan, na alle beproevingen en louteringen, in de kracht en de mogendheid des Heeren en vrijmoedig verkondigen: En de zaligheid is in geen ander; want er is ook onder den hemel geen andere naam, die onder de mensen gegeven is, door welken wij moeten zalig worden (Hand. 4:12).
Geliefde lezer, de oogsttijd is in ons land al begonnen om de vruchten van de fruitbomen en wat er groeit op het land binnen te halen. Steeds mag er temidden van de oordelen Gods nog een ‘beschamende’ en onverdiende zegen zijn onder ons land en volk. Maar hoe staat het nu met de geestelijke oogst? Heeft het gestrooide zaad van het Woord Gods in uw ziel rijke vruchten gedragen van geloof en bekering waardig? Kent u dan de ware droefheid naar God? Heeft u de zielsbevindelijke, eerlijk makende en ontdekkende prediking lief gekregen? Een prediking waarin al uw vermeende gronden in uw werkzaamheden worden blootgelegd? Werd het waar in uw leven, de uitroep: ..ik ken mijn overtredingen, en mijn zonde is steeds voor mij. Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd, en gedaan wat kwaad is in Uw ogen; opdat Gij rechtvaardig zijt in Uw spreken en rein zijt in Uw richten (Ps. 51:5-6).
Hebt u Zijn deugden toen liever gekregen dan uw eigen behoud en zaligheid en is toen van de hemel de weg in Hem voor uw ziel ontsloten? Mogelijk toen door de arbeider werd verkondigd: ..Zie, het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt (Joh. 1:29). Dan mag het zijn in die ogenblikken: Gij, HEERE, hebt mijn ziel gered van den dood, mijn ogen van tranen, mijn voet van aanstoot. Ik zal wandelen voor het aangezicht des HEEREN, in de landen der levenden (Ps. 116:8-9).
Of bent u nog … ‘zonder Christus, vervreemd van het burgerschap Israëls, en vreemdeling van de verbonden der belofte, geen hoop hebbende, en zonder God in de wereld?’ (Ef. 2:12). O, wat een dodelijk gevaar om voor eeuwig verloren te gaan. Nog wordt u opgeroepen door Zijn arbeiders met Zijn bevel: Zeg tot hen: Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zo Ik lust heb in den dood des goddelozen! Maar daarin heb Ik lust, dat de goddeloze zich bekere van zijn weg en leve (Ezech. 33:11).
De Heere geve bovenal door genade deze ernstvolle oproep van Christus in het verborgene te beoefenen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 augustus 2023
De Wachter Sions | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 augustus 2023
De Wachter Sions | 12 Pagina's