Petrus’ lofzang!
Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden. 1 Petrus 1:3
Pasen ligt weer achter ons. Wat heeft de overdenking van de opstanding van Christus u gedaan? Heeft het u geheel onberoerd gelaten? Of was er ontroering maar het ging over? Anderen namen mogelijk deel aan het Heilig Avondmaal, en u bleef achter? De Heere mocht nog eens in de weg der middelen overkomen. Hij zal doorgaan tot het einde toe om Zijn volk te vergaderen. Het is nu de welaangename tijd. U bent gedurig op de plaats waar het de Heilige Geest behaagt om zondaren op te wekken uit de doden en dat alles op grond van de verdiensten van Christus: Zijn gezegende opstanding uit de doden. De apostel mocht daar op wijzen in zijn brief aan de verstrooide Joden.
Laten we in deze meditatie eens een ogenblik stilstaan bij deze lofzang van Petrus betreffende de vruchten van de opstanding van Christus. Deze brief schreef Petrus aan zijn volk in de diverse delen van het Romeinse rijk. Hij had hen ontmoet en was getuige geweest van hun bekering, de rijke vrucht van Christus’ opstanding. Allereerst mag hier de apostel uitbreken in verwondering over de verkiezende liefde Gods. Ze ontvingen, zegt hij in 2 Petrus 1:1, het ‘even dierbare geloof door de rechtvaardigheid van onze God en Zaligmaker Jezus Christus.’ Hij begint met degenen die de Heere door wederbarende genade had opgezocht te wijzen op de uitverkiezing. Het wordt dus door hem aangehaald om de verstrooide Joden die het zeker niet gemakkelijk hadden te troosten. De verkiezing is de eeuwige bewegende oorzaak om in de tijd een zondaar tot God te bekeren. In vers 2 van de woorden die we overdenken, wijst de apostel hen erop dat ze uitverkoren zijn naar de voorkennis van God den Vader, in de heiligmaking des Geestes, tot gehoorzaamheid en besprenging des bloeds van Jezus Christus. Dat vloeit uit het eeuwige verbond der genade. Dit zijn nu de grondeloze barmhartigheden van eeuwigheid over Gods volk. We moeten allen aan deze verkiezende liefde Gods deel krijgen. Petrus wijst op dat grote geschenk dat de Kerk ontvangt in vers 4: Tot een onverderfelijke en onbevlekkelijke en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen bewaard is voor u.
Maar geliefde lezer, nu komt het er maar voor ons allemaal op aan of door ware wedergeboorte het beginsel van die erfenis inwendig in het binnenste van onze ziel is geopenbaard. Het kan alleen in en door Christus, waarbij Zijn verzoenend bloed en gerechtigheid persoonlijk werkelijkheid worden in uw ziel. Al kan het geloof hierin groot of klein zijn, toch loopt het dan hierover om uit te zien naar de openbaring van de Levensvorst Jezus Christus en Hem alleen tot onze zaligheid.
De apostel zegt hier in onze tekstwoorden: Die ons heeft wedergeboren. Mag dit nu voor u gelden? Dat zal juist voor de zielen die het betreft altijd maar weer de grote vraag zijn of er nu zulk een werk van de Heere in de ziel mag zijn. Het is de grote kracht Gods tot zaligheid die alleen maar door de opstanding van Christus mogelijk is.
Het is zeker dat het deze innerlijke vruchten voortbrengt. Leg uzelf er eens naast of dit in u plaats vindt. Denk eens aan de Dordtse Leerregels die dit naar voren brengen: ‘En dit is die wedergeboorte, die vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking van de doden en levendmaking, waarvan zo heerlijk in de Schrift gesproken wordt, dewelke God zonder ons in ons werkt.’
De eerste vrucht van deze wedergeboorte is toch de ware bekering. Die bekering bestaat in de verandering van het hart. Het werkt dan ook een hartelijk leedwezen over de zonde. Het is de ware vreze des Heeren. Men beeft voor Zijn Woord. In dit alles zoekt de ziel om Zijn gunst en het licht van Zijn aangezicht te mogen ervaren. Deze vrucht geeft altijd de ware kennis van God en van zichzelf. Er komt een diepe kennis van hun bedrieglijk en goddeloos hart. Zo een acht een ander uitnemender dan zichzelf. Men belijdt zijn slechtheid voor God en mensen. Men wil door Jezus geleerd worden. Men wordt een zuigeling in de genade: hulpeloos, zwak, dwaas en nietig in zichzelf. Er is direct een Goddelijke droefheid in de ziel wat nu vloeit uit de lijdende Borg en Zalig maker, Jezus. Men gaat de zonde haten en verlaten. Het is een ernstig verlangen om nooit meer te zondigen. Nu kan zo’n overtuigde ziel ook alleen maar getroost worden met de ware troost als die aan de ziel ontdekt wordt. En dat is zoals Petrus vervolgt: tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden. Dat geeft dan ook in waarheid in de ziel te ervaren een teerheid en wegsmelten van het hart door de stromen van liefde, vloeiende uit de opgestane Heere. Buiten dat vindt de ziel nooit rust.
Zoals de duif van Noach geen rust kon vinden voor het hol van haar voet, zo is het in elke wedergeboren ziel, totdat ze rust vindt in Noachs hand. Want buiten de meerdere Noach is geen leven maar een eeuwig omkomen.
Zijn er onder de lezers zulke zoekende duiven? Hij alleen is de Ark der behoudenis, Die alles en in allen vervult. Wat een genade van de Heere om al het steunen op uw werkzaamheden te mogen verliezen en te wanhopen aan uzelf. Totdat in uw ‘verloren’ ziel wordt opgewekt en geopenbaard het leven in en door Christus. Dan vloeien de liefde, de goedertierenheid van de Vader der barmhartigheden en de God aller vertroostingen in uw ziel. Dan is er zo’n uitgaande liefde tot Christus als de Zaligmaker Die zo gepast is voor zulk een vuil, verdorven en ellendig mens.
Wat geeft het ook een liefde tot al degenen die ook Zijn verschijning hebben lief gekregen. Alsook een liefde tot Gods knechten die door Hem worden uitgezonden. Dat ‘even dierbare geloof’ hadden Kléopas en zijn vriend. Daarom waren ze ‘droevige’ duiven die nergens rust konden vinden. Hoe vlamde hun levende hoop en verwachting op in hun zielen toen Jezus Zelf, de opgestane Heere hen vergezelde en de Schriften ging verklaren en openbaren aan hun ziel. Wat mocht hun hart branden van liefde en ze hebben beleden: Was ons hart niet brandende in ons, als Hij tot ons sprak op den weg en als Hij ons de Schriften opende? (Luk. 24:32). U ook? Dat geve de Heere.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 mei 2023
De Wachter Sions | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 mei 2023
De Wachter Sions | 12 Pagina's