Verwachting te midden van onmogelijkheden
Jeremia had zwaar werk te doen. Hij was profeet des Heeren in een uiterst moeilijke tijd. De ballingschap was aanstaande. Vaak en indringend had hij het volk gewaarschuwd en teruggeroepen van het dienen der afgoden en andere zonden. Maar het volk ging onbekeerlijk voort.
Zo kwam de voltrekking van de bedreigde straf steeds dichterbij. Jeruzalem zal binnenkort ingenomen worden. Zo tekent Jeremia de toestand in vers 24.
In vers 25 houdt hij vervolgens biddend aan de Heere voor: ‘Evenwel hebt Gij tot mij gezegd, Heere HEERE: Koop u dat veld voor geld, en doe het getuigen betuigen; daar de stad in der Chaldeeën hand gegeven is!’ Wat is er gebeurd?
In opdracht van de Heere heeft Jeremia een stuk land gekocht. Deze handeling is tot een publiek gebeuren gemaakt. Als uitbeelding van de profetie dat er een tijd zal komen van terugkeer uit de ballingschap. ‘Want zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israëls: Er zullen nog huizen en velden en wijngaarden in dit land gekocht worden’ (vers 15). Maar nadat Jeremia deze opdracht van de Heere publiekelijk heeft uitgevoerd, komt hij in de aanvechting terecht. De Heere heeft dat wel beloofd en hij heeft er wel van geprofeteerd, maar de werkelijkheid is zo anders. De vijand heeft de overmacht. Het einde van stad en tempel is nabij. Hoe kan dan nog gebeuren wat hij profetisch heeft uitgebeeld? Deze diepe strijd mag hij biddend de Heere bekendmaken.
Innerlijke strijd
Dit zijn zaken tot onze lering. Jeremia kent zijn strijd en aanvechting. Hij hoort niet bij degenen die altijd zomaar vertrouwen kunnen. Nee, hij is één van hen die het ware geloof mogen beoefenen. En dat geloof is een aangevochten geloof, zegt Luther. Zeker, de Heere heeft het beloofd. En Jeremia heeft er in het openbaar getuigenis van gegeven. Maar nu ziet hij alleen maar onmogelijkheden. Gods kinderen verstaan dat wel. En ook Gods geroepen knechten kennen hun strijd. Soms hebben ze diepe vragen omtrent hetgeen ze zelf in Gods opdracht uitdragen.
Maar er is ook dit. Jeremia gaat met zijn vragen en duisternissen niet naar een waarzegster, zoals koning Saul. Ook niet naar de priesters van de vormengodsdienst of de profeten van het optimistische verbondsgeloof. Zulke priesters en profeten waren er vele. Tegen de boodschap van Jeremia in beweerden zij dat de stad niet zou vallen. Want de Heere zal Zijn verbond gedenken en voor verlossing zorgen. Dat hielden zij het volk voor; zonder dat ze tot bekering opriepen en van Gods rechtvaardige toorn spraken.
Ook dit is vandaag niet anders. Velen spreken van Gods liefde en goedheid. Maar van onze zonden, het rechtvaardig oordeel en de noodzaak van oprechte bekering spreekt men niet. Maar Jeremia gaat niet bij zulken te rade. Integendeel. Hij mag zijn nood en strijd de Heere voorleggen. Zo mag hij de enige juiste weg wijzen, ook voor ons.
Onderwijzing van de Heere
We mogen opmerken dat de Heere hem niet bestraft. Ook niet dat Hij hem aan zichzelf overlaat. De Heere antwoordt: ‘Zie, Ik ben de HEERE, de God van alle vlees; zou Mij enig ding te wonderlijk zijn?’ Zo versterkt de Heere Zelf het geloof van Zijn kind en knecht. Eenvoudig door te spreken, door opnieuw op Zichzelf en op de vastheid van Zijn beloven te wijzen. Welk een wondere goedheid des Heeren dat Hij Zijn kind en knecht zo spoedig uit de banden haalt. Hij wijst op Wie Hij is, wat Hij spreekt en wat Hij doen zal. Als daardoor weer houvast aan de Heere verkregen mag worden, breken de banden van ongeloof en twijfel.
Dan mag door de werking van de Heilige Geest weer gelovig op de Heere vertrouwd worden.
Deze geschiedenis is vol onderwijzing. Het volk heeft door eigen zonde en afwijking zich in de diepste ellende gebracht. Gods toorn is ontstoken. Daarom komt het oordeel. Maar daar doorheen zorgt de Heere Zelf voor heil. Voor het overblijfsel dat Hij zal doen weerkeren. Zo is het beleid des Heeren met Zijn volk geweest. Door het onmogelijke heen, door gerichtsoefening heen, volvoert Hij Zijn raad. Zo wordt Zijn woord waar.
Gods mogelijkheid
Zo mogen ook wij denken aan de komst van Immanuël. Gods kinderen hebben zich met heel de mensheid door eigen zonde en afwijking in de diepste ellende gebracht. Gods toorn ligt op ons allen; het eeuwige oordeel is aanstaande. Maar nu heeft de Heere Zelf van eeuwigheid reeds gedachten des vredes gehad over Zijn erfenis. Hij zal de Zijnen verlossing en vrede bereiden. Daarvan heeft Hij gesproken in de tijd. Die belofte heeft Hij steeds weer herhaald. Om het geloof der Zijnen te sterken.
De diepte van deze heilsboodschap is wel dat Hij de toorn en vloek heeft gelegd op Zijn eigen Zoon, Die daartoe mens wilde worden om de schuldovernemende Borg te zijn voor al de gegevenen des Vaders.
Hoe is het mogelijk dat Gods Zoon mens wordt? Maria stelde deze vraag ook. Zij kreeg onderricht van de Heere: ‘Zou Mij enig ding te wonderlijk zijn’? Maria mocht gelovende volgen: ‘Zie, de dienstmaagd des Heeren; mij geschiede naar uw woord’. Hoe zwak, hoe jong ook; ze wordt gesterkt en onderwezen en op de Heere gewezen. En door de Heilige Geest bearbeid, mag ze zich overgeven. Eenvoudig, alleen luisterend naar en lettend op de Heere. Wat een genade.
Is dit weleens uw of jouw vraag? Zou het kunnen dat zo één als ik ben met al mijn zonde en afwijking toch nog genade ontvangt? Hoort des Heeren woord: ‘Zou Mij enig ding te wonderlijk zijn?’
Mogelijk heeft u een belofte van de Heere mogen ontvangen. Maar u kunt deze niet vasthouden. En helemaal niet tot vervulling brengen. Er zijn alleen maar onmogelijkheden; en er is zoveel tekort. Misschien is het al zo lang geleden. Toch klinkt het: ‘Zou Mij enig ding te wonderlijk zijn?’
Uitzienden in al uw onmogelijkheid: houd moed. Immanuël komt. Hij is gekomen. Zo Hij vertoeft, verbeid Hem, want Hij zal gewisselijk komen.
Bij de voorpagina:
Gereformeerde Gemeente Rilland-Bath
Omstreeks 1865 ontstaat er in Rilland een zelfstandige Ledeboeriaanse gemeente, die hoofdzakelijk in huizen en op boerderijen bijeenkomt. Vanaf 1875 kerkt men echter in een voormalig schoolgebouw aan de Valckenisseweg. Omdat uitbreiding hiervan niet mogelijk is, valt in 1889 het besluit om aan de Zandbaan, thans Swaanhilstraat, een nieuwe kerk met 270 zitplaatsen te bouwen. In 1928 krijgt het kerkgebouw voor het eerst een consistoriekamer. Bij de watersnoodramp van 1953 komt er één lid van de gemeente in de golven om. Het betreft de pas bevestigde diaken A. Cijsouw. Omdat het kerkgebouw forse waterschade heeft opgelopen, worden de kerkdiensten tijdelijk in de naastgelegen school gehouden. In 1957 krijgt het kerkgebouw een nieuwe voorgevel en in 1985 wordt het uitgebreid met een vergaderzaal. In de loop der jaren wordt het interieur stapsgewijs vernieuwd. De geschiedenis van de gemeente is beschreven in ‘Uw wonderen van oudsher’. De gemeente telt 154 belijdende leden en 104 doopleden.
Zou Mij enig ding te wonderlijk zijn?
Jeremia 32:27b
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 oktober 2024
De Saambinder | 24 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 oktober 2024
De Saambinder | 24 Pagina's