Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jobs verontwaardiging over Elifaz’ woorden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jobs verontwaardiging over Elifaz’ woorden

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er is een heilige en een onheilige verontwaardiging. Aan het graf van Lázarus was Jezus heilig verontwaardigd vanwege de zonden en omdat Lázarus gestorven was. De Heere Jezus doorzag wat de zonde had teweeggebracht. Niet alleen het verdriet, maar vooral dat Gods eer was aangetast.

De gevolgen van de zonde zijn groot, maar de oorzaak van de dood is veel erger. Jezus moest naar Zijn menselijke natuur inleven dat er veel ellende is. Hij kwam naar deze aarde om kennis te nemen van onze ellende. Hij was heilig verontwaardigd, ziende wat de mens ervan had terechtgebracht en Hij weende (Joh. 11:35).

Job had ook reden om te wenen. Nadat Elifaz gesproken had, antwoordde Job: ‘Och, of mijn verdriet recht gewogen werd’. Het wil zeggen dat Elifaz het verdriet van Job wel zag, maar dat Elifaz er een eigen betekenis aan gaf. Daarmee gaf hij te kennen Jobs verdriet niet recht gewogen te hebben. Elifaz had misplaatste woorden uitgekraamd en daarover was Job zeer verontwaardigd. Of het een heilige verontwaardiging was, zoals bij de Heere Jezus, dat valt nog maar te bezien.

Zelfingenomenheid

Elifaz zou een kleinzoon van Ezau kunnen zijn. Hij was de oudste vriend van Job. Hij was dan ook de eerste die zijn mond opendeed. Langzaam maar zeker was deze toespraak geboren, nadat hij de ellende van Job aanschouwd had en zeven dagen en nachten zwijgend op zich had laten inwerken. Elifaz ging bij zichzelf te rade en hij meende te weten wat de oorzaak van Jobs grote ellende was. Het kon niet anders of Job moest de een of andere grote zonde begaan hebben en daarvoor werd hij nu gestraft.

Wat een hoogmoed, zouden we zeggen. Wat een zelfingenomenheid, denken we misschien. Wij weten nu meer dan Elifaz en Job. O, een mens staat vaak zo snel klaar met zijn oordeel, zonder dat we ons afvragen wat God met die weg zou kunnen bedoelen. Wij zijn meesters in het veroordelen van anderen.

Elifaz hield Job voor welk een plaats hij had ingenomen voor God en mensen, maar nu, zo zegt hij, bent u in de handen Gods gevallen.

Die ondeugd ploegen en moeite zaaien, die maaien dezelve. God heeft u gezien en het kan niet anders of u wordt gestraft om uw misdaden.

Ik zeg dat niet zomaar, want God heeft mij dat in een visioen getoond. In vers 16 verklaart hij het, als hij zegt: Ik weet niet precies wie het was, maar dit liet hij mij weten, Job: ‘Zou een mens rechtvaardiger zijn dan God? Zou een man reiner zijn dan zijn Maker?’

Wat moest Job daartegen inbrengen?

Als iemand alle kracht bijzet om te overtuigen dat het vanwege de gemaakte schuld is en dan zulke grievende woorden gebruikt: zou u rechtvaardiger zijn dan God? Die woorden deden Job veel pijn. We moeten weten dat Job God liefhad en dat hij met zulke grote vragen over de wereld ging. Toen kwam zijn beste vriend hem opzoeken en die bombardeerde Job met zulke zware woorden. Job zou ineenkrimpen.

Had Elifaz iets gehad van de bediening van Christus, had hij enige pastorale vaardigheid gehad, dan zou hij zulke harde woorden niet gebezigd hebben. Job was verontwaardigd vanwege die gewichtvolle boodschap, want Elifaz ging voor dokter spelen. Hij meende Job te moeten spreken van het geneesmiddel. Het geneesmiddel was wel goed, maar de tijd om dat aan te bevelen was misplaatst.

Beproeving

Hoevele keren zijn deze woorden al gebruikt tijdens rouwdiensten? Dan kunnen ze wel gepast zijn. Lees de verzen 17 tot en met 27 van het vorige hoofdstuk. Elifaz prijst hen gelukzalig die door God gestraft worden en dat is zeker waar. Hier was het echter niet Gods straffende hand over Job, maar Gods beproevende hand. Er waren geen bijzondere oorzaken waarom God Job zou moeten straffen, want hij was een man die wijkende was van het kwaad.

Op die wijze deed Elifaz Job heel veel pijn. Weet u wat Job hem antwoordde? ‘De pijlen des Almachtigen zijn in mij, welker vurig venijn mijn geest uitdrinkt; de verschrikkingen Gods rusten zich tegen mij’ (vers 4). Elifaz, u zegt wel: ‘Want Hij doet smart aan en Hij verbindt; Hij doorwondt en Zijn handen helen’, maar u spreekt als een gevoelloos mens, want ik voel de pijlen des Almachtigen!

Wat blijkt een mens er gauw naast te zitten in zijn oordeel; we moeten onze woorden altijd maar wegen. Dat we niet op de troon van God zouden gaan zitten, maar stil zijn als we mensen bezoeken die met Job in grote ellende verkeren. Het is een wonder als een mens bedeeld mag worden met de liefde van de Heere Jezus Christus en mensen mogen zien zoals ze zijn. Om dan bij God vandaan te mogen spreken van de wegen des Heeren.

Verborgen ondersteuning

Job kreeg er een pak bij. Onze woorden kunnen rechtzinnig klinken, maar geen enkel doel beogen. Wat is het een wonder als een mens Christus mag ontmoeten in de beproevingen! Hoe wonderlijk verklaart de apostel Hem voor mensen zoals Job als hij schrijft: ‘Want wij hebben geen Hogepriester Die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar Die in alle dingen gelijk als wij is verzocht geweest, doch zonder zonde’ (Hebr. 4:15).

Job mocht te midden van alle verdriet iets hebben van de onverklaarbare en verborgen ondersteuningen des Heeren, anders was hij omgekomen in de poel van wanhoop. Zijn vriend werkte er zelfs nog aan mee om hem het laatste duwtje te geven, maar God waakte over Job in die zware beproeving. De Heere mocht willen gedenken in de beproevingen van het leven. Dat alle dingen zouden medewerken ten goede.

Wil mij Uw bijstand niet onttrekken;

Uw zorg bewaak’ mij van omhoog;

Bewaar m’ als d’ appel van het oog;

Wil mij met Uwe vleug’len dekken.


 

Maar Job antwoordde en zeide: Och, of mijn verdriet recht gewogen werd, en men mijn ellende tezamen in een weegschaal ophief.

Job 6:1-2

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 juli 2024

De Saambinder | 20 Pagina's

Jobs verontwaardiging over Elifaz’ woorden

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 juli 2024

De Saambinder | 20 Pagina's