Verzoening door voldoening
Psalm 69 is een psalm van David. Onze Statenvertalers hebben terecht boven deze psalm gezet dat het hier ten diepste gaat om Christus, de grote Davidszoon. Het is een psalm die heenwijst naar het lijden van de Middelaar, waar we in deze lijdensweken bijzonder weer bij stil mogen staan.
David is in grote nood. Gedacht kan worden aan de vervolgingen van Saul en zijn mannen. David gebruikt allerlei beelden om zijn grote nood uit te drukken: De wateren zijn tot aan zijn ziel gekomen. Hij is gezonken in grondeloze modder, waar men niet kan staan. Als in een diepe put van modder en slijk, waar hij steeds verder in wegzakt en zelf nooit meer uit kan komen. Hij heeft de dood voor ogen. Hij is vermoeid van het aanhoudend roepen tot de Heere, zijn keel is hees, zijn ogen zijn bezweken van het turend uitzien naar boven. En het lijkt of de Heere niet hoort.
Toch kan hij niet ophouden. De nood dringt. Hij is omringd van vele vijanden die het op zijn ondergang gemunt hebben; die hem zonder oorzaak haten en hem zoeken te doden. David wordt bespot en gesmaad omwille van de Heere en Zijn dienst. Hij is zo’n vervolgde om der gerechtigheid wil. Nu blijft alleen nog roepen over, tot God, Die alles ziet en weet. Hij wordt ten onrechte beschuldigd van roof, van diefstal. Hij moet iets teruggeven wat hij niet geroofd heeft.
De grote Davidszoon
Wat wijzen deze woorden naar de grote Davidszoon, Sions schuld betalende Borg. Die het geen roof behoefde te achten Gode evengelijk te zijn. Voor Hem gold: ‘Wat Ik niet geroofd heb, moet Ik alsdan wedergeven’. Dat was nu Zijn werk. Voor een volk dat wél schuldig is en het geroofde moet weergeven.
In het paradijs hebben wij God van Zijn eer beroofd. Wij wilden als God zijn, evengelijk als God zijn. En we hebben onszelf moed- en vrijwillig beroofd van het beeld van God waarmee we versierd waren, ware kennis, gerechtigheid en heiligheid. Onszelf beroofd van het leven, van het grootste goed, namelijk de gunst en de gemeenschap van God, en onszelf in de dood gebracht. Wij beroven de Heere nog dagelijks door onze zonden. Wat hebben we onszelf in diepe ellende gebracht. Als in een put van modder en slijk, waar we om eigen schuld moeten omkomen. En de Heere eist het geroofde weer. God eist Zijn beeld terug. Hij eist voldoening aan Zijn heilig recht. Wat we geroofd hebben, moeten we alsdan wedergeven. Alsdan, in het ogenblik als we sterven, als we verschijnen moeten voor de Rechter van hemel en aarde. Hoe zal dat kunnen? Er moet betaald worden, of door onszelf of door een Ander.
Grondeloze modder
Is het door ontdekkend licht van Gods Geest uw levensvraag geworden hoe u God het geroofde weer moet geven? Te móéten wedergeven, en niets hebben om te betalen en de schuld alleen maar dagelijks groter makend. Hebt u hier al leren sterven voordat het sterven wordt? Dan gaan we David verstaan in zijn roepen vanuit de diepten. De dood voor ogen, gezonken in grondeloze modder. ‘Och, laat de stroom mij over ’t hoofd niet gaan; maar dat Uw arm ’t geweld der diepte stuite; dat toch de put niet worde toegedaan, noch over mij zijn mond voor eeuwig sluite’ (Ps. 69:6).
Nu is er Een gekomen Die is afgedaald om wat Hij niet geroofd had weder te geven. Hij was volkomen onschuldig, zonder zonde. Paulus zegt in Filippenzen 2: ‘Maar heeft Zichzelven vernietigd, de gestaltenis eens dienstknechts aangenomen hebbende, en is de mensen gelijk geworden; en in gedaante gevonden als een mens, heeft Hij Zichzelven vernederd, gehoorzaam geworden zijnde tot de dood, ja, de dood des kruises’ (Filipp. 2:7, 8,).
Wat is Zijn onschuld gebleken. Daarom moest Pilatus het zeggen: ‘Ik vind geen schuld in deze Mens’. De moordenaar aan het kruis liet het horen dat hij daar zelf rechtvaardig hing, om weder te geven wat hij geroofd had, ‘maar Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan’. Toch moest Hij wedergeven wat Hij niet geroofd had. Dat moest, vanwege de gerechtigheid en waarheid Gods. Er kon niet anders voor de zonden van de Zijnen betaald worden dan door de dood van de Zoon van God (Heidelbergse Catechismus, Zondag 16). Zo alleen kon worden voldaan aan Gods eer, zo alleen konden Gods deugden weer verheerlijkt worden. Zo alleen kon een volk gekocht worden dat Gods lof zou gaan verkondigen.
Verlossen en verzoenen
Eer God de zonde ongestraft liet blijven, heeft Hij ze gestraft aan Zijn lieve Zoon. Hij is de Gegevene des Vaders. Hij heeft Zichzelf tot een schuldoffer gesteld. In de eeuwigheid heeft het geklonken: ‘Zie, Ik kom’. Hij zou álles wedergeven. Het is zo waar geworden: ‘De ijver van Uw huis heeft Mij verteerd’ (vers 10). Hij is afgedaald in de trappen van Zijn vernedering. Maar Hij is ook opgestaan uit de doden, als Overwinnaar over dood, hel en graf. Om zo een volk volkomen te verlossen en te verzoenen met God, en terug te brengen in Zijn gunst en gemeenschap.
Is deze Man van smarten zó al noodzakelijk geworden? Jesaja moest het zeggen dat Hij voor het natuurlijk oog geen heerlijkheid heeft. Maar door de toepassende arbeid van Gods Geest was deze Davidszoon onuitsprekelijk dierbaar en noodzakelijk geworden. Zo wordt Hij het nog voor een schuldige zondaar die alles moet wedergeven en niets heeft om te betalen. Om het met Jesaja te mogen uitroepen: ‘De HEERE heeft ons aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen. Als dezelve geëist werd, toen werd Hij verdrukt’.
Dat u geen rust zou hebben voordat u dát persoonlijk weten mag. Dan wordt het waar: Hij voor mij.
Nooddruftigen veracht
Zijn goedheid niet;
nooit zal Hij Zijn gevangenen begeven.
Wat ik niet geroofd heb, moet ik alsdan wedergeven.
Psalm 69:5b
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 februari 2024
De Saambinder | 24 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 februari 2024
De Saambinder | 24 Pagina's