Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

‘Nee, het is nog niet begonnen’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

‘Nee, het is nog niet begonnen’

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

‘Ik heb veel op gezelschappen van Gods kinderen verkeerd en met zeer groot genoegen’. Dat schreef ds. G.H. Kersten eens. Maar op de gezelschappen ging het niet altijd goed.

Eliëzer Kropveld (1840-1920) was van Joodse afkomst. In 1870 werd hij predikant van de Christelijk Afgescheiden Gemeente in Veldhausen (graafschap Bentheim). Daarna heeft hij een zestal gemeenten in Nederland gediend.

Ds. Kropveld heeft in 1883 eens geschreven over gezelschappen. Dat deed hij in ”De Roepstem”, een kerkelijk weekblad.

‘Meer dan eens hebben wij erover nagedacht hoe het toch komt dat de eenvoudige, maar hartelijke gezelschappen, die soms zulk een rijke zegen hebben afgeworpen, thans zo weinig meer worden gehouden. (…) Zijn we niet willens blind, dan moeten wij erkennen dat er over het algemeen een sterke achteruitgang is waar te nemen op het gebied van het geestelijk leven; dat er is een verachtering in de genade, en dat niet weinige wijze maagden met de dwazen in slaap zijn gevallen.

Of is het niet waar dat er thans veel meer over het leven dan uit het leven gesproken wordt? Is het niet waar dat zelfs onder het volk van God, wanneer zij op de dag des Heeren als familie of kennissen elkander bezoeken, veel meer gehandeld wordt over kerken en leraars, over boeken en bladen, dan wel over de gemeenschap met God, over de bevinding der heiligen? (…)

En als men zegt, zoals we weleens hebben horen beweren, dat die vrome gezelschappen meer nadeel dan voordeel doen en dat ze een ongezond geloofsleven bevorderen, dan antwoorden we dat in onze zondige wereld alles onvolmaakt en met zonde bezoedeld is, dat de heiligste dingen tot een onheilig doel kunnen worden misbruikt, en dat er geen lichtzijde wordt gezien of er staat een schaduwzijde tegenover. (…)

Wat is het wenselijk indien men weer algemeen behoefte gevoelde om elke week een uurtje af te zonderen, ter christelijke samenspreking over het Woord des Heeren, en naar aanleiding daarvan over de verborgen omgang met God.

Kinderen Gods, schaart u tot dit doel dan kinderlijk bijeen, met de bede in het hart dat de Heere die pogingen moge zegenen, tot nauwere verbinding aan elkander, en tot opwekking van het leven des geloofs’.

Met zeer groot genoegen

Op 23 maart 1944 beantwoordde ds. G.H. Kersten In het ”Mededeelingenblad” een vraag over gezelschappen. De Saambinder kon toen in verband met de oorlogsomstandigheden niet verschijnen.

‘X. vraagt of hij het bezoek aan de gezelschappen van Gods kinderen nalaten moet, nu zijn vrouw en kinderen daartegen grote bezwaren maken.

Ik heb veel op gezelschappen van Gods kinderen verkeerd en met zeer groot genoegen. Maar iemand heeft ook huiselijke plichten en die mag hij niet verzaken. Als vader behoort X. leiding te geven in zijn gezin en vrouw en kinderen niet avond aan avond alleen te laten zitten. Ik weet niet of hij dit doet, maar wellicht komt de tegenstand van zijn huisgenoten daaruit voort. Ook is een gezelschap niet gelijk te stellen met de samenkomsten in Gods huis, van welke laatste de apostel schrijft: ‘Laat de onderlinge bijeenkomsten niet na’, ook niet al wordt tegenstand geboden. Doch bij de betrachting van deze les zal het huisgezin niet worden verwaarloosd. Integendeel, vrouw en kinderen hebben mede te gaan’.

Van hart tot hart

Een predikant vertelde eens over een gezelschap waar het niet goed ging, althans het begin niet. De bijeenkomst werd geopend met gebed. Dat was natuurlijk goed, dat was zelfs nodig. Maar in het gebed - als je het tenminste een gebed zou kunnen noemen - werd uitgebreid aan de Heere verteld hoe Hij een mens bekeert. En het duurde maar, het duurde maar. Een van de bezoekers kreeg het er benauwd onder. Zó benauwd dat hij het binnen niet langer kon uithouden. Het lukte hem om ongemerkt de kamer te verlaten. Teleurgesteld ging hij buiten op een bank zitten. Na een poosje kwam er een man aanlopen, hij was te laat, dacht hij. Maar toen hij de man op de bank zag zitten, vroeg hij verwonderd: ‘Is het nog niet begonnen?’ ‘Nee, het is nog niet begonnen’.

De mannen raakten in gesprek. Het werd een gesprek van hart tot hart. Een gesprek waarin niet een mens centraal stond.

Hoe het verder binnen gegaan is? Dat is niet bekend. Maar de twee mannen hebben mogen ervaren: ‘Waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn Naam, daar ben Ik in het midden van hen’.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 november 2023

De Saambinder | 20 Pagina's

‘Nee, het is nog niet begonnen’

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 november 2023

De Saambinder | 20 Pagina's