Ds. Labee over: Gods rechtvaardigheid
In de 67e preek uit ‘Het gekrookte riet’ van ds. Smijtegelt lijkt deze prediker zo anders te spreken over Gods rechtvaardigheid dan in de gereformeerde gezindte vandaag. Klopt dat? En hoe is het mogelijk dat in mijn uitgave Smijtegelt de psalmberijming van 1773 citeert?
Citeren
De vraagsteller stuitte op een passage in de 67e preek van ds. B. Smijtegelt (1665- 1739) van ‘Het gekrookte riet’. Eerder hebben we al eens wat uitvoeriger over deze prekenbundel geschreven. Nu alleen dit: Smijtegelt heeft zelf nooit iets voor publicatie gereedgemaakt. Hoorders hebben veel preken bijna stenografisch opgeschreven en al tijdens zijn leven werden er preken uitgegeven. Uitgevers hebben zich ongetwijfeld met de inhoud beziggehouden en op die wijze is er ook later helaas ‘geknoeid’. Want het zal duidelijk zijn dat Smijtegelt onmogelijk de berijming van 1773, die ongeveer 34 jaar na zijn overlijden verscheen, kan citeren.
Papier is geduldig, maar het komt toch onaangenaam over als op deze wijze omgegaan wordt met deze oudvader. Persoonlijk bezitten we een uitgave van Gebroeders Huge uit Rotterdam. Een jaartal ontbreekt, wel staat er nadrukkelijk op de titelpagina ‘nieuwe, onveranderde uitgave’ en wordt steeds de berijming van Datheen (ca. 1531-1588) gebruikt. Deze berijming zal Smijtegelt ongetwijfeld hebben gebruikt.
Verheerlijken
De eerste vraag is ook niet zo moeilijk te beantwoorden: er is geen enkel verschil in zijn spreken en het zuivere, gereformeerde spreken vandaag over Gods rechtvaardigheid. Maar we moeten deze preek wel lezen in het verband van het gehele boek! In het boek bespreekt Smijtegelt tien kenmerken waaraan men zich kan toetsen of men in de genadestaat is. In genoemde preek is hij bezig om het zesde kenteken van de staat der genade uiteen te zetten. Dat zesde bewijs is ‘het belijden van de zonden’. Deze oudvader verlangde om die plicht ‘liefelijk te maken’, en wel voor de ‘vromen en onvromen’. Niet - zoals de vraagsteller wat vreesde - om anders te spreken over Gods rechtvaardigheid dan heden. Nee, we hebben met instemming deze preek weer eens gelezen en moesten denken aan 1 Johannes 1 vers 9: ‘Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeve en ons reinige van alle ongerechtigheid’. De kanttekening (38) legt die gerechtigheid zo uit: ‘Dat is, niet dat de belijdenis der zonden naar de rechtvaardigheid Gods de vergeving der zonden zou verdienen, maar dit woord verklaart het voorgaande, alzo de rechtvaardigheid vereist dat iemand volbrengt hetgeen hij beloofd heeft’. De ‘vromen’ die hij in dit deel van de preek aanspreekt, worden opgewekt om zo de vinger te leggen bij Gods beloftewoord.
Graag sluiten we af met een citaat uit deze preek, waarin zo de herderlijke aandrang doorklinkt om onze zonden voor de Heere te belijden. We citeren uit bovengenoemde uitgave: ‘Als men zijn zonden belijdt, dan verhoogt en verheerlijkt men God; en hebben ik en gij niet gaarne dat God geëerd wordt? Die Mij eren, zal Ik ook eren, zegt God, 1 Sam. 2:30. Gij schijnt het gaarne te hebben, gij bidt immers alle dagen, Uwe Name worde geheiligd, dat is te zeggen, ik bidde dat God verheerlijkt mag worden. De schepsels gaan er u in voor. Gij zoudt misschien daarom gaarne in de hemel zijn. Wel, belijdt dan doch veel uw zonden. Hoe verheerlijkt men dan God, als men zijne zonden belijdt? Ja, dan verheerlijkt men God over Zijne alwetendheid, dan zeggen wij dat is een parel aan Uw Goddelijke kroon; men verheerlijkt God dan in Zijne alomtegenwoordigheid, en men zegt dan, Gij waart bij mij als ik zondigde, Gij omringt mijn zitten en mijn opstaan, Ps. 139. Men verheerlijkt dan God in Zijne lankmoedigheid, en men zegt, wat is Uwe lankmoedigheid groot in een zondaar te sparen! Men verheerlijkt God dan in Zijne genade, dat Hij aan zulk een zondige mens Zijne gunste geeft; ik ben verwonderd, zegt de belijder, dat Gij mij uit mijn eigen mond niet oordeelt, dat Gij niet zegt, wat heb Ik nog meer getuigen van node, hoort het, zijn eigen mond verdoemt hem. Eindelijk, zij verheerlijken God ook in Zijne rechtvaardigheid, ja zij kunnen God niet verheerlijken of zij moeten zonden belijden’. Lezer(es), God geve de doorleving van deze zaken die in onze eeuw niet anders zijn dan in de vorige eeuwen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 augustus 2020
De Saambinder | 20 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 augustus 2020
De Saambinder | 20 Pagina's