Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Lichtbak

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Lichtbak

Een stropersverhaal

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het was nogal rumoerig in het café van Dorus Hanson op de Kaai van Sommelsdijk. Niet dat men met elkaar op de vuist ging of dat er zelfs bloed vloeide, nee, dat was geenszins het geval. Maar toch was het levendiger dan anders. Enkele van de bezoekers hadden een vrachtje uien verkocht. De prijs was naar tevredenheid geweest, zodat er die avond wel iets extra's af kon! We schrijven begin 1900.

In een hoek van de gelagkamer zat een drietal mannen dat zich opmerkelijk rustig gedroeg, bijna geheimzinnig zelfs. Het was alsof deze mannen de luidruchtigheid juist te baat wilden nemen, om iets te kunnen bespreken wat anderen niet aanging.

Klaas Vis van Heemst, die in het uiterste hoekje van het café had plaats genomen, zei het nog eens: „het stond in de krant".

„Wat stond er in de krant?" vroeg iemand met enige stemverheffing, maar hij kreeg geen antwoord. Het drietal negeerde hem volkomen, totdat hij afdroop en ergens anders aansluiting ging zoeken.

Nieuwigheid

Vis van Heemst vertelde nogmaals, maar nu op ingehouden toon, wat hij had gelezen. Een schapenhouder ging midden in de nacht naar zijn ooien kijken waarvan enige moesten lammeren. Vanaf zijn woning tot aan de schuur was het een aardig eindje lopen. Met een brandende stallantaama liep hij het erf op, waar tot zijn verbazing een haas op enige meters afstand van hem, in het schijnsel van de lantaarn onbeweeglijk bleef zitten. Het haas was wel tot op een meter te benaderen geweest. Het lamplicht had het dier verblind en het bleef daardoor zitten waar het zat. ,Als wij dat nu eens ergens in de polder

,Als wij dat nu eens ergens in de polder zouden gaan proberen", merkte Klaas profijtelijk op. „Misschien kunnen we dan wel meer hazen vangen dan normaal".

Cornells Hoogzand, altijd Kees genoemd, had aandachtig zitten luisteren. Aangelokt door de nieuwigheid antwoordde Kees, „daar wil ik best aan meewerken, maar onder één voorwaarde, ik wens geen pottekijkers!"

Willem Vis van Heemst, een broer van Klaas, glimlachte wat. „Maar als dat verhaaltje nu op fantasie berust en het dus ons niet zal lukken om ook maar één haasje in het lichtschijnsel te krijgen, dan staan we voor gek", reageerde Willem met enig bezwaar. „Dat staan we dan niet, want niemand

„Dat staan we dan niet, want niemand kan hier iets van afweten, behalve ons drieeën", weerde Kees af

Testen

Enige dagen later, laat in de avond, stonden zij met zijn drieeën op een stuk klaverland van de familie Lodder aan het Kattestaartsweegje, officieel Rijzensburgseweg geheten. De meegebrachte carbidlantaam werd aangestoken en het experiment kon gaan beginnen.

Op enige afstand wachtte het drietal geduldig af Ze spraken geen woord tot elkaar. Na een kwartier echter knalde een schot door de donkere lucht en het eerste haas was op die manier vrij gemakkelijk te vangen. Beter gezegd geschoten. Dat gebeurde diezelfde avond nog enige keren en zonder het zich misschien te realiseren, hadden de gebroeders Vis van Heemst en Kees Hoogzand het stropen met de lichtbak op Goeree en Overflakkee geïntroduceerd.

De avond tevoren hadden ze, zonder geweer bij zich, eerst geprobeerd of hazen inderdaad op het lamplicht afkwamen en er dan door verblind raakten. Dat bleek inderdaad het geval te zijn. Overigens ging Kees Hoogzand met de gebroeders Vis van Heemst meer naar de gorzen toe om met het zogenaamde ganzetuig, wilde ganzen te vangen.

Een vaste maat

op een of andere wijze was hun stropen met de lichtbak tóch bekend geworden. Toen Kees op een ochtend bij Dorus in het café wilde afrekenen, maakte de kastelein er enige opmerkingen over. „Ga je er vannacht weer op af. Kees?" vroeg Dorus lachend. Dat had Hoogzand niet verwacht. Hij maakte een afwerend gebaar en zei, „ik heb liever dat jij daarover met niemand zal praten. Wat niet weet, wat niet deert", sprak Kees en verliet het café een beetje teleurgesteld.

Van lieveriede deed Kees toch enige ervaring op en hij kwam al gauw tot de conclusie, dat met donker weer en veel wind de omstandigheden optimaal waren om er met de lichtbak op uit te trekken.

In de persoon van Jacob Slui, Jaapje genoemd, vond Kees een zeer geschikte maat.

Slui kon zwijgen! Dat was een eerste vereiste voor het stropersvak. Handigheid en durf waren vanzelf wel aanwezig en beiden kenden elkaar al van kinds af aan. Was hun familie niet van geslacht op geslacht in Sommelsdijk opgegroeid? Zo groeide er een hechte samenwerking tussen Kees en Jaapje. Hoeveel hazen zij 's nachts met behulp van de lichtbak hebben geschoten is niet bekend. Het werd logischerwijze administratief niet bijgehouden.

Stel je voor. Het was voor hen ook niet moeilijk om de hazen aan de man te brengen. Daar hadden ze al spoedig een bepaalde klantenkring voor opgebouwd. In het begin van deze eeuw was het aantal hazen op ons eiland geweldig groot. Soms trof men wel zeven hazen aan op een gemet of een halve hectare bouwland!

Kennis van het terrein

Men kan begrijpen dat het vangen van hazen in die tijd op menige, ondernemende kerel een grote aantrekkingskracht heeft gehad. Hazen kon men gemakkelijk verkopen, want hazebout was een gewild artikel en men kon voor het eigen gezin gerust wel eens haas op het menu plaatsen. Hazevangst vond plaats als 'bijverdienste'. Men moest er in de praktijk wel geschikt voor zijn. Het stropen geschiedde in de nachtelijke uren. Men moest vooral het terrein goed kennen. Vele mensen kenden de al dan niet verharde polderwegen, de dreven, de percelen land, maar ook de watergangen als kreken, toedrachten, scheidsloten en greppels slechts gedeeltelijk. Een stroper moest ze alle kennen. Niets stond op kaart, alle kennis daarvan zat in het bijna onfeilbaar geheugen gegrift. Slechts zelden vergiste men zich in het terrein.

Stropers konden in de nacht ook feilloos de geluiden onderscheiden. Niet alleen het ruisen van het bewegende riet in de sloten, maar ook alleriei nachtgeluiden van opgeschrikte dieren.

Bovendien was het altijd spannend! Altijd was er kans dat de politie of veldwachter op de loer lag. Tussen autoriteiten en stropers lag nu eenmaal een groot spanningsveld. Zeker, men stond als mens tegenover mens, maar wel met totaal verschillende belangen. Toch denk ik, dat er tegelijkertijd sprake was van een sportieve verhouding tussen gezag en stroper.

Tegen de lamp

Het was bij het gezag c.q. rechterlijke macht wel bekend wie zich met stropen bezig hield. Alleen was het altijd erg moeilijk om een stroper op heterdaad te kunnen betrappen. De stroper kende zoveel foefjes om de politie, of in latere instantie de Kantonrechter, te misleiden dat het voor de verbalisant soms was om wanhopig van te worden. De stroper werd vooral ook bijgestaan door de solidariteit van zijn metgezel. Verder was zijn gedetailleerde kennis van het poldergebied zo groot, dat hij altijd wel een plekje voor zijn wapen wist te vinden, vanwaar hij de volgende dag ongezien het wapen terughaalde. Ook de bediende van de lichtbak maak

Ook de bediende van de lichtbak maakte onmiddellijk het licht uit en stelde bij verdachte omstandigheden de boel ergens anders veilig.

Natuurlijk moest dat zo ver mogelijk van de plaats waarop men even tevoren nog 'doende' was, worden weggestopt. Dat moest ook zo snel mogelijk gebeuren. Stropers, rechtgeaarde stropers, hadden een lichamelijke conditie waarop nu menig topsporter jaloers zou kunnen zijn. Doordat er regelmatig werd gestroopt, is het goed te begrijpen, dat de stroper een enkele keer toch tegen de lamp liep. In de archieven zou men wel het een en ander kunnen aantreffen. Het bleef meestal beperkt tot enige geldboetes.

Kees is slechts eenmaal tot een geldboete van ƒ 8,- veroordeeld.

Levensgevaarlijk

Stropen is altijd gevaariijk geweest en de 'jacht' op stropers niet minder. Er zijn daarbij ook wel slachtoffers gevallen. Dat gebeurt zelfs bij legale jachtpartijen. Op de ochtend van de 4e januari 1902 kreeg Kees Hoogzand bezoek van twee geüniformeerde agenten van politie. Die agenten kwamen zeker geen praatje over het weer maken. Bij de begroeting kon er nauwelijks 'goeie morgen' af Meteen stak een der agenten van wal. „Je weet zeker wel wat er gisteravond is gebeurd, Hoogzand?" „Ik weet van niks, waar gaat het eigenlijk

„Ik weet van niks, waar gaat het eigenlijk over?" vroeg Kees verrast maar toch wel nieuwsgierig geworden. „Gisteravond is onze collega Izak Dubbeld door stropers dood geschoten", sprak de een. „Het is aan de Armenweg gebeurd" vulde de ander aan. „Oh nee, dan heeft u het mis", sprak

„Oh nee, dan heeft u het mis", sprak Kees op overtuigende wijze en zonder daarbij na te denken vervolgde hij met kennis van zaken, „het is onmogelijk dat stropers gisteravond of vannacht op pad zijn geweest. Daar was de weersgesteldheid niet goed voor!" Volgens de overlijdensakte is op den

Volgens de overlijdensakte is op den derden der maand Januari 1902 des avonds te elf uren op het perceel kadaster Sectie A nr. 1023 Nieuwe Tonge overleden Izak Dubbeld van beroep rijksveldwachter enz.

Kees Hoogzand hoorde kennelijk tot het stropersmilieu en werd dienaangaande met dit bezoek verrast. Maar hij kon geen inlichtingen verstrekken die bij de opsporing van de dader, respectievelijk daders van de moord op de heer Dubbeld van waarde konden zijn, behalve misschien de aanwijzing die er lag in zijn besliste mening, dat het slechts een paar jongetjes moesten zijn geweest, een paar amateurtjes die het vangen van een haas eens hebben willen proberen. Hoogzand had voldoende alibi en de agenten vertrokken misnoegd. Twee jongemannen uit Nieuwe Tonge

Twee jongemannen uit Nieuwe Tonge zijn die dag als verdachten gearresteerd. Ik zal de namen maar weglaten, hoewel zij na zeer korte tijd op vrije voeten zijn gesteld. Beide verdachten zijn niet schuldig verklaard. Bij reconstructie bleek het de schuld van de dienstdoende veldwachter te zijn geweest, wat hem op zo noodlottige wijze het leven heeft gekost.

Nieuvye generatie

Kees Hoogzand en Jacob Slui hielden er zachtjes aan mee op. De kinderen waren groter geworden en zelf waren ze ook niet zo jong meer. We zijn met het verhaal in de jaren twintig terechtgekomen. Aart Hoogzand, Leendert van Nimwegen en zijn broer Frans volgden het spoor van de ouwe Kees en 't ouwe Jaapje.

De gebroeders van Nimwegen en hun achterneef Aart Hoogzand hadden al vaak met een jachtgeweer geoefend. Frans was daarbij de absolute uitblinker. Of het nu een Lefancu (pingeweer) was, of een Centraal (kaliber 12) geweer dat maakte voor Frans geen verschil. Hij kon zich uitermate beheersen en zijn concentratievermogen was geweldig. Dat wil niet zeggen dat de andere twee er niets van terecht brachten. Integendeel. Voortaan gingen zij, wanneer de weersomstandigheden gunstig werden geacht, op jacht. Niet met een meute jachthonden, niet

Niet met een meute jachthonden, niet met een stel drijvers. Nee, ze gingen met oude, bijna versleten plunje aan. het nachtelijk donker in. Aanvankelijk in de polders rondom het dorp, maar allengs gingen ze verder van huis. Altijd lopend. Ze stroopten in de Bleikert bij Stad aan 't Haringvliet, ze dwaalden door Duivenwaard bij Nieuwe Tonge, ze kwamen tot aan de Plaatweg (Fortuinweg) en de Langeweg van Stellendam en ze ploeterden tot in het Bospoldertje toe, waar de wereld in het donker helemaal geen grenzen meer had. Schoten Aart, Frans en Leen wel hazen?

Schoten Aart, Frans en Leen wel hazen? Waren het als stropers wel goede opvolgers van Kees en Jaapje? Ik denk het wel. De geweren waren van een betere uitvoering en de bedrevenheid werd ook steeds groter.

Jachtseizoen

Ook voor stropers geldt een jachtseizoen. Hazen waren er genoeg. Het is voorgekomen dat het stropersduo Aart en Leen, 43 hazen in twee nachten hadden geschoten. Dat is bepaald geen jagerslatijn. Er gingen ook nachten voorbij dat zij er 13 of 14 hazen schoten, maar soms ook wel minder.

Op een keer, op 1 november, Allerheiligen, waren de weersomstandigheden zo gunstig dat zij er samen weer op uittrokken. Maar ze schoten die nacht geen enkel haasje. Ze meenden dat het RK geloof toch invloed had gehad, want zonder haasje thuis komen, gebeurde maar zelden...

Hoe werden de hazen na het schieten dan meegesjouwd? Een soort ransel werd met twee banden om de schouders gedragen en daarin werden de hazen gestopt. „Het was lekker warm op je rug", vertelde Leen mij. Maar op de duur was de zak te vol, de last werd dan te zwaar. Dan werden op speciaal daarvoor bestemde plaatsen, de gedode dieren weggeborgen, bij voorkeur in een grindbak. De volgende dag werden ze dan opgehaald.

Handel

Waar bleef men toch met al die geschoten hazen? Hadden zij dan zoveel klanten of afnemers daarvoor? Niet alle hazen konden direkt aan de man worden gebracht. Hazen en vooral gestroopte hazen, moesten zo snel mogelijk van de hand worden gedaan. Men beschikte toen niet over een vriezer. De gebroeders Ruitenberg waren beurtschippers en hadden hun thuishaven (domicilie) in Sommelsdijk. Deze beurtschippers namen soms wel 80 hazen per week mee naar Rotterdam alwaar de hazen gretig aftrek vonden. Geen haan die daar naar kraaide. Ook

Geen haan die daar naar kraaide. Ook aan Lauwtje Mijnders uit Melissant werden hazen geleverd, die op zijn beurt voor de verdere handel zorg droeg. Voor een bedrag van ƒ 3,50 kocht Leen bij diezelfde Mijnders een jachtgeweer.

Hoog water

Hoogzand en Van Nimwegen wisten precies de tijden van op- en ondergaande zon, kenden de stand van de maan en dientengevolge waren ze ook goed op de hoogte van de getijden van het buitenwater op het Haringvliet. Zij letten daarbij vooral ook op Springtij. Met Springtij gingen ze langs de binnenkant van de Buitendijk of Gorsdijk eens een strooptocht houden. In die nacht, het kon eigenlijk niet donkerder zijn, gingen Aart en Leen hun tocht maken. De gorzen waren geheel onder gelopen en het water stond zo hoog, dat de kruin van de dijk al bijna was genaderd!

Door de harde wind werd het water al schuimend opgezwiept. Telkens kwam er een vlaag van dat water als regen op hen neer. De van het gors afkomstige en voor het water gevluchte dieren, hadden aan de binnenkant een droog plekje gevonden. De dieren kenden instinctief hun omgeving, hun biotoop. Niet alleen werden er in die nacht een flink aantal hazen geschoten, maar ook nog 8 hermelijnen. Die gaven in het ransel een vreselijke stank af Maar voor ƒ 2,50 per stuk namen zij dat in de crisistijd wel voor lief Het waren mooie dieren, smetteloos wit van kleuir met een bruinachtig tot zwart gekleurde staartpunt als winterkleed. Wie kent de mantel van hermelijnenvacht van de koning of de keizer niet uit de sprookjesverhalen? Maar laten we de filosofische kant niet opgaan. De strijd om het bestaan heeft in elk tijdvak zijn eigen normen, zo zou ik de stropers van toen willen verontschuldigen. Thans is het bijna een wonder te noe

Thans is het bijna een wonder te noemen, als men in de polder nog een haas zijn pad ziet kiezen, laat staan dat men een hermelijn aantreft en dat is toch bepaald niet te wijten aan het nachtelijk werk van de stroper...

Nachtrust

Altijd namen Aart en Leen een paar boterhammen mee, die goed belegd en keurig ingepakt waren. Hun respektievelijke vrouwen Lena en Riek wisten nooit waar ze in het donker naar toegingen. Dat ze gingen stropen wisten ze maar al te goed. Het gebeurde wel dat Riek op een morgen een berg wasgoed vond. De kleren zaten onder de modderen waren geheel doorweekt. Dan kon zij aan de slag gaan! Maar haar man was dan ook al aan de arbeid in één van de loodsen op de Kaai. Waren die vrouwen dan niet bang, dat ze

Waren die vrouwen dan niet bang, dat ze weer een nacht alleen het bed moesten induiken en de zorg voor de kinderen geheel en al voor eigen verantwoordelijkheid namen? Nee hoor, ze gingen naar bed zonder zelfs de deur op slot te doen! Nachtdienst werd toch wel door meer mensen verricht? Ze kenden elkaar door en door en mochten hun mannen in die donkere polders toch iets overkomen, dan rekenden zij op hun tegenwoordigheid van geest en... onverbrekelijke kameraadschap. Elkaar verraden was er zeker niet bij. Bij

de vele keren dat Aart en Leen voor de Kantonrechter moesten verschijnen is het nooit tot een uitspraak gekomen. Ook daaruit putten de vrouwen steeds meer moed en rekenden steeds op een goede afloop!

„Bent u daar weer", merkte de kantonrechter Meester v. d. Velde tegen Leen eens quasi verontwaardigd op? „Ik zie, datje nog steeds van die helder kijkende ogen hebt. Je bent zeker weer onschuldig?"

Bijna

Onbekend zijn beiden dus niet gebleven. Hun belevenissen kunnen gemakkelijk een geheel boek vullen. Op de avond van de 18e oktober 1934 ging Aart weer naar Leen. Het weer was uitermate geschikt voor een nachtelijke strooptocht, het hart van de stroper stond als het ware wagenwijd open. „Als we nu niet gaan, hoeven we nooit meer te gaan" verzuchtte Aart. Maar Leen kon dit keer echt niet mee. Elk ogenblik kon te zijnen huize het eerste kind worden geboren. Aart droop mompelend af en zocht noodgedwongen een vervanger. Diep in de nacht had Leen van Nimwegen dokter Arends in Middelhamis om medische hulp gevraagd voor de bevalling. Binnen een kwartier was dokter Arends op de fiets aangekomen. Om ongeveer half vier in de nacht werd zoon Pieter op 19 oktober 1934 geboren. In zo'n uitzonderlijk gunstige stropersnacht. Maar in die nacht ging het met het pseudo-stropersduo toch mis. Veldwachter Noteboom uit Dirksland

had het tweetal min of meer op heterdaad betrapt. Aart had zijn zwager Cor zover weten te krijgen, dat hij die nacht meeging. Om kort te gaan. Aart moest op het secretarie van Sommelsdijk komen en was zich van de prins geen kwaad bewust. Ook Leen moest aldaar verschijnen en die had, als onafscheidelijke wederhelft van het stroperspaar, een volslagen alibi. Dokter Arends werd zelfs opgebeld en die kon het alibi alleen maar bevesfigen. In gedachten zie ik op dat moment de

In gedachten zie ik op dat moment de dokter minzaam lachen...

Eindelijk gesnapt

Toch zou er een nacht aanbreken dat zij tegen de lamp zouden lopen. Aart en Leen hadden voor een nacht Duivenwaard bij Nieuwe Tonge uitgekozen voor de zoveelste strooptocht. Beiden stonden zwijgend achter het schijnsel van de lamp. Op eens was er onraad en wel van heel dichtbij. De lamp werd onmiddellijk gedoofd. „Staan blijven" gebood een luid klinkende stem in het nachtelijk duister! Maar de stropers waren al op de vlucht

Maar de stropers waren al op de vlucht geslagen, ogenblikkelijk gevolgd door Deterding een polifieman, die werd geassisteerd door Koos Oosteriing, de nachtwaker van Nieuwe Tonge. Een korte worsteling heeft Leen met Koos moeten uitvechten, maar leen slaagde er in 'als een haas' er van door te gaan. Aart was echter in handen van Deterding terechtgekomen en eenmaal daarin geklemd, scheen het als in boeien gelijk De worsteling die er op volgde vond zo snel plaats, dat Deterding liggende op de bodem van een sloot waar beiden al rollend in terecht waren gekomen, geen kans zag Aart in zijn enorm sterke knuisten vast te houden. Als een slang was Aart ontkomen en Deterding had niets anders in zijn bonkige handen meer over, dan een oud, versleten jasje dat Aart 'geleend' had van een vogelverschrikker die op een perceel wintertarwe stond van Jacob Hanson, de zoonvan Dorus uit het café.

Later heeft Deterding in Nieuwe Tonge zijn bewondering en verwondering uitgesproken over die man. „Die man zou ik nog wel eens willen ontmoeten" sprak hij met hernieuwde bewondering. Doch Aart en Leen bleven anoniem.

Leen stond die nacht te wachten bij de droogschuur aan de Molenweg te Sommelsdijk. In het pikke donker zag hij eindelijk een in witte kleding gestoken gedaante naderen. „Rotterdam" riep Leen, waarop Aart met „Amsterdam" repliceerde. Dat waren hun wachtwoorden.

Einde

Aan alles komt een eind. In 1940 begon de Tweede Wereldoorlog. Wapenbezit was toen absoluut verboden en iemand die een wapen bezat, moest dat ter secretarie inleveren. Ook Aart en Leen? Hoe kan dat nout? Als men geen wapen of zelfs geen jachtgeweer in bezit heeft, kan men toch onmogelijk zoiets inleveren. Nergens stond daar maar iets van geregistreerd!

Het stropen met jachtwapens was ten einde. Aart bergde zijn twee jachtgeweren, na ze eerst dik in het vet te hebben gezet, op, onder de pannen van de droogschuur aan de Molenweg. Leendert had daar een ander plaatsje

Leendert had daar een ander plaatsje voor. Op een zeer geheime plaats, die Leen nu nog geheim wenst te houden, bergde hij zijn jachtgeweer op. Toch konden de echte stropers niet

Toch konden de echte stropers niet geheel passief op hun stoel blijven zitten. Menigeen heeft met het uitzetten van strikken een haas voor de eigen eet, gevangen. Dat gebeurde geruisloos. Aart heeft zijn jachtgeweer na de bevrij

Aart heeft zijn jachtgeweer na de bevrijding waarlijk moeten ontroesten, die van Leen hadden een beter plekje gehad en waren gebruiksklaar. Men ging betere tijden tegemoet. Er trad

een periode aan, waarin gewerkt werd met officiële jachtakten voor bepaalde jachtgebieden. Voor de hazen maakte dat geen enkel verschil.

Naschrift

Toen de jacht tijdens de oorlog verboden was en het stropen niet meer plaats vond, ontwikkelde de stand van hazen zienderogen. Tijdens de oorlog werd op Flakkee bovendien veel oliehoudende zaden, zoals blauw maanzaad en koolzaad geteeld. Verbouw van koolgewassen op grote schaal, was voor d ehazen in de polder paradijselijk te noemen. Er werden toen ook niet met die verderfelijke chemische middelen bespuitingen op de gewassen toegepast. Daarbij kwam nog, dat in februari 1944 ongeveer de helft van Goeree en Overflakkee door de bezetter onder water werd gezet, wat tot gevolg had, dat honderden hazen uit het 'natte gebied' een veilig onderkomen zochten en naar de droogstaande polders vluchtten. In december 1944, vooral net voor de Kerstdagen zijn door Duitse militairen honderden hazen geschoten. Op landbouwwagens werden zij vervoerd naar plaatsen waar zij door de Duitsers onderling werden verdeeld.

Ik herinner me nog goed dat de polder Westplaat als het ware aan het front leek te liggen, zoveel werd er toen geschoten.

De paradijselijke omstandigheden voor de hazen van weleer werden abrupt beëindigd. Het 'nare' van deze tijd is voor de hazen

Het 'nare' van deze tijd is voor de hazen echter meer gelegen in het feit dat de grondbewerkingsmethoden in de landbouw funest zijn voor de voortplanting van het hazevolk. Daarbij werd aangetekend, het afzichtelijk, platgereden hoopje dat regelmatig op de verkeerswegen het lot vormt van menig haas. Het staat wel vast dat die dieren altijd 'het haasje' zijn geweest en zullen blijven. Wat jammer toch, want het zijn toch zo van die prachtige dieren in het vlakke polder-

D. Hoogzand

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1990

Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's

De Lichtbak

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1990

Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's