De woningbouw in Nederland
Sombere perspectieven
et staat er met de voorziening in lonTJimte voor het jaar 1958 en ook Uu'ht op langere termijn niet erg iskleurig voor. En dat is buitenge- )n jammer, want de woningnood is ramp voor de geestelijke, morele j.chamelijke gezondheid van ons ,k Het is overbodig, dit hier nog s uitvoerig te belichten, omdat «ri'en daarvan ten diepste overhel is. Dat het er nu zo somber voorat, is temeer te betreuren, omdat de laatste tijd de goede kant uitgen. In 1956 kwamen 68.000 woningereed. Voor 1957 had men er |OO0 gepland, maar er ziin er vermoeijk wel meer dan 80.000 klaargeko- ;n We gingen dus in stijgende lijn. n het recente verleden is er wel
n het recente verleden is er wel stagnatie geweest door gebrek materialen (bouwstenen) en werkchten. Nu is het zo, dat het eerste ;ort is opgeheven en dat er momenwei 20.000 bouwvakarbeiders oos zijn. De zaak dreigt nu geid te worden door kapitaalgebrek de daaruit voortvloeiende hoge renitar.daard.
IC verwachting is — althans van de ister van Volkshuisvesting — dat n 1958 ongeveer 80.000 woningen ilier klaar komen, waarmee volgens raming een bedrag is gemoeid van i miljoen. De Regering heeft een rs'hotregeling getroffen voor de mten tot een bedrag van 540 mil- 1, eventueel aan te vullen met nog O railjoen. Daardoor en mede door ;< slagen van de nationale woninguu'lening van de Bank voor Ned. meenten met een opbrengst van ina 400 miljoen is de bouw van een van het contingent voor 1958 verad.
)e woningbouw kost enorme kapita- De lonen en de prijzen der materin zijn hoog en men moet niet verten, dat de gemeenten niet klaar n met de bouwsom allen, maar dat * 1 van andere investeringen moej doen om de huizenbouw mogelijk «aken: aankoop en bouwrijp main van gronden, aanleg van straten, Tlichting, riolering e.d. Daar zijn vele miljoenen mee gemoeid, dat men de financieringsbehoefte gest kan schatten op tenminste 2 milvoor 1958 alleen. Waar moet al t geld vandaan komen, gezien de appe kapitaalmarkt? Men vraagt zich dan ook met grote
Men vraagt zich dan ook met grote orgdheid af, hoelang de woningnood ons land nog duren kan. Daaroment wordt meermalen een prognose ;emaakt. Dit is natuurlijk niet gemak- \el"<, omdat zich telkens onvoorzie- ,c omstandigheden voordoen. Er is op ogenblik in Nederland naar schats zeker nog een tekort van JSO.000 ie behoefte aan woningen is van allerlei factoren afhankelijk, zoals: het aan :al huwelijken (er is een tendens om op eugdiger leeftijd dan vroeger te trouiven), het sterftecijfer (dat het laagste i-an de hele wereld is en wel niet veel neer zal zakken), van het aantal emiiiMten (dat zich in dalende lijn be- \ -eüt), van de komst van 45000 gere- atr.eerden uit Indonesië, die voor het (.vergrote deel hier opgenomen zullen moe:en worden, van het aantal woningen, dat als maximum gebouwd kan worden. Daarbij komt nu de kapitaalsvoorziening en bovendien is het niet onmogelijk, dat in verband met de z.g. , nntononnine" op de arbeidsmarkt — een mdere, gecamoufleerde, uitdrukking vior wat men beter werkloosheid kan noemen — die hier en daar al tot ar- ipHooonflicten heeft geleid, doordat de '.ver'tgevers zeer terecht nu kans zien van ue „zwarte lonen" af te komen, er stagnatie in de huizenbouw zal optre- rlon door stakingen. Men ziet dus, da ^.t vrijwel onmogelijk is een enigszins ^•«"frouwbare schatting te maken om- *r;nt het jaar, dat de woningbalans zo ont,3veer in evenwicht kan zijn. ''elfs al neemt men een getal van
80 'Oo woningen per jaar — wat veel te optimistisch lijkt — dan komt men to dt! volgende berekening. Er zijn zeker öOOOO huizen nodig om de jaarlijkse bevolkingsaanwas van 150.000 op te vaiigen. Bovendien zijn er 8000 wonin B n nodig ter compensatie van woning • erlies als gevolg van opruiming van "•otten, braiid etc. De conclusie is dan <Ut er per jaar hoogstens 22.000 woni S'^n op het tekort kunnen worden inge- J'Wn, zodat daarmee zeker nog 8 jaar 3eivioeid is en men dus pas in 1966 een cvonwichtstoestand kan verwachten. Gezien het feit, dat aUerei ongunstige factoren niet in deze berekening veröisronteerd zijn, ligt de verwachting yocr de hand, dat het nog wel ettelijke jaren langer kan duren! Een zéter voorname factor hebben we
Een zéter voorname factor hebben we hierbij zelfs nog buiten beschouwing galaten, n.1. de particuliere woningbouw Deze is bij de regering en met name bij de socialisten het stiefkind. Die houden het krachtens hun beginsel bij overheids- of woningwetbouw. Daarom werd deze steeds gestimuleerd" en de particuiere bouw als bijzaak beschouwd. De voorwaarden zijn voor de woningwetbouw heel wat gunstiger dan bij de particuliere bouw De eerste krijgt aanvulling op de rente van 4% op BO'/o, de aatste niet. Nu de hypotheekrente zo gestegen is, wordt de particuliere bouw steeds bezwaarlijker, zodat het niet meer dan billijk is, dat ook deze sector van de toe^^lag kan profiteren.
Nu het Rijk geen geld genoeg heeft, gaat de minister de particuliere bouw — althans op papier — in de arm nemen om aan zijn 80.000 huizen te komen. Hij heeft thans n.1. de helft van het hele contingent, dus 40.000 woningen, aan de particuliere bouwers toegedacht. Het is wel een fraaie politiek! Nu bet Rijk vastloopt, moeten de particulieren, die anders stiefkind zijn, de wagen uit de sloot helpen. Zij krijgen nu een groter contingent aangewezen. Steeds is de woningbouw zo gesubsidieerd, dat huizen van particuliere bouwers van dezelfde soort een paar gulden hoger in huurprijs moesten liggen dan die. welke door gemeenten en woningbouwverenigingen werden gebouwd. Deze ongelijke behandeling is jarenlang een bron geweest van grote ergernis. Vóór de oorlog stond 92<'/o op rekening van de particuliere bouw! De overheidsbouw had slechts een aanvullend karakter. Nu bedraagt dit percentage nog slechts ten hoogste 35. Zoals we zeiden, is dit grotendeels te wijten aan de politiek van de Partij van de Arboirl rtie nrincipiëel aan de overheid — de STAAT — in alle opzichten prioriteit wil geven. Het gevolg is intussen, dat het aan
Het gevolg is intussen, dat het aantal gebouwde woningen groter had kunnen zijn dan het nu is. We moeten echter niet alleen de schuld geven aan d« P.v.d.A, ook de K.V.P. — Minister Witte, die de volkshuisvesting verzorgt, behoort daartoe — heeft dit beleid gesteund. Op deze manier wordt ons hele woningbezit langzaamaan gesocialiseerd. Men denke ook aan de schandelijke huurbloldcering, waardoor, zoals het Kamerlid Van Dis in december terecht in de Tweede Kamer zeide, de Staat een millioenenkapitaal, dat het eigendom is van particulieren, tegen zeer lage rente voor 10 jaar aan zich trekt.
Door de hoge rentestand (&'/o) gaan de huren een stijgende tendens vertonen, waardoor de afstand tussen de huren van de oude bouw en die van de nieuwe woningen wordt vergroot en daardoor gaat voor een groot deel het effect van de pas ingevoerde huurverhoging weer te niet. Het ligt voor de hand, dat onder deze omstandigheden de particuliere bouwers voor steeds grotere moeilijkheden komen te staan en men is dan ook algemeen van mening, dat deze sector van de bouwerij het haar toegedachte contingent van 40.000 huizen in de verste verte niet zal halen met het gevolg, dat het totaalcijfer wel eens zeer ver beneden de 80.000 zal kunnen liggen voor 1958. De hoogte van de huren wordt trou
De hoogte van de huren wordt trouwens ook een steeds moeilijker probleem. Men heeft altijd aangenomen, dat een percentage van 15, dus ongeveer 1/7 deel van het inkomen als huurprijs kan worden besteed. In Scandinavië is dit /elfs 20 a 25''/o! Maar hier is de verhouding door de huurstop sinds 1940 radicaal in de war geschopt. In de drie a^-not'ite steden is de gemiddelde huurprijs van woningwetwoningen al ƒ 18.50 en op het platteland komt deze in gemeenten, die tot de huurklasse V behoren, reeds op ƒ 11.—. Deze huren zijn voor zeer veel mensen niet meer te betalen. Men zal dus moeten gaan streven naar eenvoudiger woningen. De zg aangeklede woningwetwoningen zijn wel aardig, maar men moet tenslotte de huur kunnen opbrengen Vooral ten plattelande heeft men ongetwijfeld liever een eenvoudige woning met lage huur dan een iets luxueuzer huis met een huur van 12 of 13 gulden per week. Eén van de moeilijkste problemen is dus, dat de woningbouw in de eerste plaats „self-supporting" wordt, wat ze nu nog lang niet kan zijn, zodat ze een zware financiële last op de Overheidsuitgaven legt en voorts, dat er op alle manieren gestreefd wordt naar verlaging van de kostprijs. Het verdwijnen van de zwarte lonen kan hierop uiteraard van invloed zijn. Daaraan zal de vakbeweging dan ook moeten meewerken, al valt het voor de betrokkenen niet mee.
Alles bijeengenomen, ziet het er me het woningvraagstuk maar somber uit. Er zijn plaatselijk wel verschillen, soms zelfs zeer grote, maar over 't algemeen is het één der nijpendste problemen, waarvoor ons volk nog tal van jaren gesteld wordt.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 januari 1958
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 januari 1958
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's