�Geluk"
Op een zondagmorgen na melken en proodeten worden Gerrit Spek en zijn pouw het eens over die twee roodbon- Maar nu heeft die vlammende ouw weer iets bijzonders: zij wil die foeien per se aan Bemardus Uitwelngerga verkopen.
— Waarom nu aan die fijne vent?
— Wel, zo maar — Ik vind hem een peel geschikte jongen en ik begrijp niet, yat je tegen hem hebt.
Kijk, dat is nu weer net iets voor die TOUW van Gerrit Sterk. Iets aparts. laar zij kan apart zijn, want van haar |uders is meer geld te wachten dan van pe van haar man. Neen, wacht even.. |et gaat niét om het geld — zij kun- |en het uitstekend samen vinden. Hun pwelijksverhoudlng Is zo goed als die maar zijn kan, ook al uiten zij dat niet met zachte en lieve woorden, Inplaats van veel lievigheid bestaat er vertrouwen bij die twee. En als ze iets zeggen, menen ze dat ook. Ze zoeken dan ook nooit iets achter elkanders woorden, zo simpel en toch sterk is hun vertrouwen. Eerlijk zijn ze tegenover elkaar en geschikt voor de naaste.
Als een ander dat nu maar waarderen wil. Zijn vrouw geeft daar niet om, maar Gerrit Sterk kan niet uitstaan, dat die fijnen zo nóg niet tevreden zijn. Die willen je 's zondags liefst tweemaal in de kerk zien en je mag dit niet en je mag dat niet. Die maken een mens slaaf inplaats van vrij. Daarom kan Gerrit Sterk die fijnen niet zien. Die fijnen verstoren de harmonie in zijn leven, die fijnen lopen rond als een levend protest tegen zijn levenshouding. Daarom. En hun daden vloeken tegen htm woorden. Nu ja, er mag dan wel eens een enkele tussen lopen, die rechtschapen handelt — bij de meesten is er toch iets loos. Juist. En wat zijn vrouw nu beweegt om met die fijne Bemardus Uitwellingerga aan te pappen — hij begrijpt er niets van. Zeker, zelf heeft hij de jonge vent altijd behoorlijk te woord gestaan — maar zaken doen met zo iemand — het zou warempel wezen, of je de fijnen nodig had. En hij heeft ze allerminst nodig.
Toch is Gerrit Sterk blij, dat zijn vrouw eindelijk toegeeft om die roodbonte beesten te verkopen. Hij van zijn kant moet ook iets doen... Zo zou het van binnen nu bij hem gesteld moeten wezen — maar het is niet zo. Integendeel. Hij vertikt het kubeke. En dan wordt hij geholpen door zo'n klein ondeugend duiveltje in hem. Juist, dat zal hij doen,,,
Bemardus Uitwellingerga was gisteravond te laat thuis om zich nog bij de kapper te laten scheren. Zodoende staat hij nu op zondagmorgen met een niet al te best scheermes Zïjn gezicht te mishandelen.
— Het kost „Wien Neerlands bloed", roept hij aan zijn moeder.
Die zegt, dat zg dit wel verwacht heeft op zondagmorgen. Nietwaar, zelf doet Ze 's zaterdags alles af,,, snijdt zelfs het morgenbrood voor de zondag en legt de zondagse pronk gereed. Dat zo'n jongen zich op zondagmorgen nog verschonen en scheren moet, kan ze niet goedvinden. Een christen behoort 's zaterdags al met de zondag te rekenen.
Terwijl Bernardus zich probeert te scheren en zijn moeder een tweede kop thee Inschenkt, wordt er een fiets bS hen tegen het h^ geworpen en roept daarna een meisje aan hun deur om volk,
— Wat zullen we nu beleven! zegt de .moeder van Bemardus vrij luid. Zij spoedt zich naar de hsdf geopende deur. '— Of de koopman dadelijk bij vader
'— Of de koopman dadelijk bij vader ' Wil komen! vraagt een dertienjarige dochter van Gerrit Sterk. En zij voegt er dringend aan toe, dat de koopman er half tien moet zijn — want dan gaan vader en moeder met het rijtuig vertrekken.
Met een ingezeept en bloedend gezicht het mes in de hand, komt Bemardus ook bij de deur en informeert, wat er wel allemaal aan de hand is. Of er soms zwarigheid is. Maar het meisje weet nergens van,
Bemardus is vlug besloten. Hij vermoedt wel het een en ander — maar je kunt nooit weten. Daarom zegt hij, dat hij proberen zal om voor kerkttjd nog even aan te komen.
Het haastige afkrabben van de baard kost nog een beetje meer bloed. Tijd voor thee en brood heeft hij niet meer. Zijn kleren liggen klaar, hij kan vooruit. EJn in minder dan geen tijd zit hij op de fiets, haalt zelfs het meisje, dat da boodschap bracht, in.
Gerrit Sterk heeft de tilbury al buiten gereden en het leren paardentuig bekijkt Bij critisch.
Bernardus rijdt op de fiets tot aan de boer toe en meldt zich present. Hg zegt, nieuwgierig te zijn naar wat Gerrit Sterk beweegt, hem op zondagmorgen tegen kerktijd te laten roepen.
Nu de boer laat hem niet lang in het onzekere. Kijk eens. Bernardus is al zo vaak bij hem om handel geweest, terwijl hij nooit wat voor de stok had.., en nu hebben mijn vrouw en hij vanmorgen juist eens gepraat en zijn besloten om twee van de roodbonten te verkopen — en nu wil hij Bernardus een plezier doen met hem de eerste kans te geven. Zodoende.
De vlammende vrouw komt bij hen staan en bevestigt wat de boer zegt, Bernardus kijkt van de boer naar de
Bernardus kijkt van de boer naar de vrouw en zegt dan open:
— Maar U kon toch weten, dat ik op zondag geen koeien koop! Morgen wil ik graag komen,,, vóór vier uur wel! Gerrit Sterk kijkt even naar zijn vrouw en zegt dan beslist:
— Maar dan past het mij niet!
— Door de week wil ik komen, wanneer U het maar verlangt — maar 's zondags doe ik geen handel!
— Dan gaat het maar over! Bernardus kijkt eens naar de vrouw
Bernardus kijkt eens naar de vrouw van Gerrit Sterk, of zij met deze behandeling akkoord gaat — maar dan slaat hij zijn ogen neer, omdat hij tegen die grote vrouw met haar bruine ogen niet op kan.
— 't Spijt me, maar het is kerktijd,,. Ik ga! Bemardus slaat een been over zijn fiets en zet af. Maar als hij bijna al door 't heemhek gereden is, roept de vrouw hem na: — Kom morgen maar eens terug,
— Kom morgen maar eens terug, Bemardus! Bemardus steekt een hand in de
Bemardus steekt een hand in de hoogte, al een teken, dat hij het gehoord heeft.
Rood van ntjd stottert Gerrit Sterk.
— Wat begin je me nu. Ik... k... 'k...
— Wat ik begin? Niets. Maar die jongen mag ik graag, die blijft op zijn stuk staan, ook als er wat voor hem valt te verdienen. Hoe kom je er toch bij om zo'n jonge vent, direct maar, op zondagmorgen nog wel, te laten roepen. Zoveel haast is er toch niet bij. — Nou, haast, haast, maar zo'n kerel
— Nou, haast, haast, maar zo'n kerel kan komen als het mij past en niet wanneer het hem past... en ik wil met die fijne lui niets te maken hebben. Van nijd bijt Gerrit Sterk de tanden stijf op elkaar.
Dat zijn vrouw ook juist bulten moest komen.
Als destijds Pharao verhardt hij zich. Verkoopt hij niet zelf de koeien? Juist en hij stelt de vraagprijs. Achter hi 't land. Daar heeft zijn vrouw niets te maken. En laat die fijne vent dan al een scherp bod doen — geluk krijgt hij toch niet.
Maar Gerrit Sterk heeft opnieuw zfln vrouw tegen. Want, als Bernardus die maandagvoormiddag achter uit het weiland vandaan komt om bij de boerderij zijn fiets te nemen dan staat zQ buiten bij die fiets en vraagt hem, of sa het eens geworden z^jn.
(Wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 januari 1958
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 januari 1958
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's