Sions plaatsbekledende Borg
Waarlijk, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen, en onze smarten, die heeft Hij gedragen; doch wij achtten Hem dat Hij geplaagd, van God geslagen en verdrukt was. Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf die ons den vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden. Jesaja 53:4, 5
Geliefde lezers,
Hoe groot is de liefde waarmee een Drie-enig God Zijn Kerk heeft liefgehad? Wie zal ooit in staat zijn om de hoogte, diepte, lengte en breedte van deze uitnemende, Goddelijke liefde te peilen of af te meten? Zij vindt haar oorsprong in het Goddelijk welbehagen en strekt zich uit tot verbondsbrekers en wetsovertreders, tot aan de einden der aarde, ja, tot in alle eeuwigheid! Zalig hij, die iets van deze liefde mag ontvangen!
Alzo lief…
Wilt u weten hoe uitnemend lief God de Vader Zijn Kerk heeft gehad? Luister dan naar het woord van Christus: Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe (Joh. 3:16). Wilt u nogmaals weten hoe lief God de Vader Zijn Kerk heeft gehad? Luister dan naar het woord van de apostel Paulus: Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken?
Wilt u vervolgens weten hoe oneindig lief Christus Zijn Kerk heeft gehad? Zó lief, dat Hij Zich reeds in de stilte van de nooit begonnen eeuwigheid voor hen Borg heeft gesteld. Als de meerdere Juda heeft Hij voor het aangezicht van Zijn Vader betuigd: ‘Vader, Ik zal Borg voor hen zijn.’ Zó lief heeft Christus de Zijnen gehad, dat Hij in de volheid des tijds de gestaltenis van een dienstknecht heeft willen aannemen. Hij heeft Zichzelf vernederd, gehoorzaam geworden zijnde tot de dood, ja, de dood des kruises (Filipp. 2:7, 8). Hij heeft de hitte van Gods gramschap voor hen geblust, het graf geheiligd en is ten derden dage als hun eeuwige Overwinnaar uit het graf herrezen, en na veertig dagen ten hemel gevaren, waar Hij zit aan ’s Vaders rechterhand om voor hen te bidden (Hebr. 7:25b). Wilt u tenslotte weten hoe hartelijk lief de Heilige Geest Gods Kerk heeft gehad? Zó lief, dat Hij hen wederbaart, hen in alle waarheid leidt, hen troost en in eeuwigheid bij hen zal blijven. Moeten we hier niet uitroepen: ‘Volzalig, Drie-enig God, U zij al d’ eer’?
Geen heerlijkheid?
Wat brengt Jesaja in de woorden van onze overdenking de liefde van Christus tot de Zijnen op aangrijpende wijze tot uitdrukking! Hij schildert Zijn stervende liefde af tegen de donkere achtergrond van de verwerping en verachting die Hij van de Zijnen heeft ondervonden: Hij had geen gedaante noch heerlijkheid; als wij Hem aanzagen, zo was er geen gestalte dat wij Hem zouden begeerd hebben. Hij was veracht en de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten en verzocht in krankheid; en een iegelijk was als verbergende het aangezicht voor Hem; Hij was veracht, en wij hebben Hem niet geacht (vs. 2b, 3). Wat? Heeft Christus, Die het Afschijnsel is van ’s Vaders heerlijkheid, en het uitgedrukte Beeld van Zijn zelfstandigheid, geen gedaante of heerlijkheid? Hoe is het ooit mogelijk dat Hij, Wiens schoonheid al het schoon der mensen ver te boven gaat, veracht werd en wordt als de onwaardigste onder de mensen? Wat is de reden dat men Hem geen blik waardig keurt? Hoor welke reden God de Vader in het vorige hoofdstuk geeft: Gelijk als velen zich over U ontzet hebben, alzo verdorven was Zijn gelaat, meer dan van iemand, en Zijn gedaante, meer dan van andere mensenkinderen (Jes. 52:14). Christus had geen gedaante noch heerlijkheid ‘vanwege Zijn nederige staat, de wonden en striemen, het bloed en de zweetdroppen, alsook andere menigvuldige ellenden, die Zijn gelaat hebben mismaakt’ (kanttek. 9 bij Jes. 53:2).
Oproep
Zo’n Messias begeerden de Joden niet; zo’n Messias begeren wij ook niet. Hoe komt dat? Omdat onze zielenogen van nature gesloten zijn voor zowel onze eigen mismaaktheid als voor Christus’ schoonheid. Jesaja sluit zich erbij in wanneer hij zegt: Hij was veracht, en wij hebben Hem niet geacht. Wat is het daarom een wonder van genade als Gods Geest een zondaar levend maakt en hem leert dat hij evenals de Joden Christus heeft veracht. En wat heeft een zondaar verdiend die de Gezalfde des Vaders veracht heeft? De eeuwige dood! Dat staat u te wachten, o verachters van Christus! Hij roept u tot bekering en geloof, maar u weigert. Hij strekt Zijn hand naar u uit om u tot bekering te nodigen, maar u slaat er geen acht op. Hij raadt u aan om door middel van het gebed het goud van Zijn genade om niet te kopen, maar u verwerpt Zijn heilzame raad. Zelfs Zijn bestraffing durft u naast u neer te leggen. Zou uw verdoemenis dan niet rechtvaardig zijn? O, verachters van Christus, ik roep u met een bewogen hart toe: Kust den Zoon, opdat Hij niet toorne, en gij op den weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden (Ps. 2:12a). Bekeer u van uw boze wegen tot de Heere, zo zal Hij Zich over u ontfermen, want Hij vergeeft menigvuldiglijk (Jes. 55:7).
Troost voor doodschuldigen
Zijn er onder de lezers die zich als een verachter van God hebben leren kennen en zich het eeuwige oordeel waardig keuren? O, hoor dan het dierbare Evangelie voor doodschuldigen, en de Heilige Geest mocht het krachtig aan uw verslagen hart willen toepassen: Waarlijk, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen, en onze smarten, die heeft Hij gedragen. Als u iets van de inhoud van dit geheim voor uw eigen ziel door het geloof mag ontdekken, dan zal het u net zo vergaan als de koningin van Scheba. Toen zij de wijsheid en heerlijkheid van Salomo zag, was er geen geest meer in haar. Ze was verslagen van verwondering. Zo is het toch ook met een zondaar die met Mefibóseth in het stof neerligt en niet anders verwacht dan het doodsvonnis te zullen horen. In plaats van het rechtvaardig oordeel hoorde hij uit Davids mond troostrijke woorden: Vrees niet, ik zal zekerlijk weldadigheid bij u doen, om uws vaders Jónathans wil; en ik zal u alle akkers van uw vader Saul wedergeven, en gij zult geduriglijk brood eten aan mijn tafel (2 Sam. 9:7).
Zo mag ook een doodschuldige zondaar uit de mond van de meerdere David deze wonderlijke en troostrijke woorden horen: ‘Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven. Ik heb uit eeuwige liefde tot het behoud van uw kostelijke ziel al uw zonden en schuld gewillig op Mij genomen en gedragen op het hout. Om uw overtredingen ben Ik verwond; om uw ongerechtigheden ben Ik verbrijzeld. Ik heb voor u de straf volkomen gedragen, opdat u volkomen vrede voor uw ziel bij God zou verkrijgen. Ik de straf, u de vrede, op grond van recht; Ik de striemen, u de genezing van uw zielenwonden, door de balsem van Mijn bloed; Ik de doornenkroon, u de erekroon.’ Geliefde lezers, is Christus in deze weg dierbaar voor uw ziel geworden? Loof Hem dan ootmoedig en vrijmoedig voor Zijn onuitsprekelijke liefde, bewezen aan een dode hond als u bent.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 februari 2024
De Wachter Sions | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 februari 2024
De Wachter Sions | 12 Pagina's