Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jezus’ liefdevolle troost (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jezus’ liefdevolle troost (4)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vrees niet, gij klein kuddeken; want het is uws Vaders welbehagen ulieden het Koninkrijk te geven. Lukas 12:32

2. Wat die troost inhoudt

Wanneer Christus Zijn volk troost, dan wijst Hij ze eerst op de kudde en op de Herder. Maar ten diepste gaat het Christus niet om die kudde en niet om Zichzelf, maar we zien hier de liefde van Christus tot Zijn Vader. Want Hij gaat hoger wijzen, Hij wijst naar Zijn Vader, ja, Hij gaat naar de eeuwigheid wijzen: want het is uws Vaders welbehagen. Christus heeft op aarde altijd de eer Zijns Vaders op het oog gehad. Ik zoek niet Mijn eer, maar de eer Desgenen Die mij gezonden heeft. Ik doe niet Mijn wil, maar de wil Desgenen Die in de hemel is. Mijn spijze is dat Ik doe den wil Desgenen Die Mij gezonden heeft, en Zijn werk volbrenge (Joh. 4:34b). Zo heeft Christus keer op keer tegen Zijn discipelen en tegen Zijn hoorders gesproken: Het gaat om de eer Mijns Vaders. Daarin spreekt Christus als de Middelaar Gods en der mensen. Hij spreekt hier als de Knecht des Vaders. Hij heeft zulk een liefde tot de eer van Zijn Vader, tot de deugden Gods, dat Hij gaat wijzen op het werk Gods, op de besluiten Gods en op het welbehagen van God: want het is uws Vaders welbehagen.

Discipelen, volk des Heeren, u hoeft niet te vrezen. En dat niet zozeer omdat u bij dat kuddeken behoort; Ik zal u de reden geven waarom u niet hoeft te vrezen: want het is uws Vaders welbehagen ulieden het Koninkrijk te geven. Wel-behagen: wel, goed, rein, heilig, volmaakt; behagen, de wil, het besluit, de verlustiging, de blijdschap. Dus het is het besluit, de verlustiging, de wil van God de Vader, Die zo heilig en goed is, zo volmaakt. Dat welbehagen is zonder begin, dat is van eeuwigheid. Het welbehagen des Vaders is het eeuwige welbehagen Gods. En wat wordt daaronder begrepen? Ten eerste de eeuwige liefde Gods van de verkiezing. Evenwel het vaste fundament Gods staat, hebbende dit zegel: De Heere kent degenen die Zijne zijn (2 Tim. 2:19). Dat fundament, die verkiezing van eeuwigheid, daar ligt het welbehagen Gods in verklaard; het zijn de besluiten Gods en de wil van God. Daar vloeit de eeuwige Vrederaad uit voort, het verbond der genade van eeuwigheid. Hoe God de Vader Zijn uitverkorenen aan Christus gegeven heeft in het verbond des vredes, hoe God de Vader met behoud van Zijn deugden Zijn volk op rechtsgronden zal zalig maken. Daar zal niets van Gods deugden op de aarde vallen. Zijn heiligheid, Zijn rechtvaardigheid, Zijn onveranderlijkheid, zijn zo verheerlijkt in de Vrederaad. Toen heeft God de Vader Christus gesteld als Middelaar van het eeuwige verbond der genade, als Hoofd van het genadeverbond, waarin Hij alle uitverkorenen vertegenwoordigt.

Over dat welbehagen des Vaders spreekt Christus tot Zijn discipelen. En waarom? Omdat daarin de oorsprong, de vastigheid van de zaligheid en van dat kleine kuddeken ligt. Het ligt van eeuwigheid vast, niet alleen bij God de Vader maar in de Drie-enige God. Daarom zal het eeuwig vast blijven liggen. Daar zal niet één woord en niet één besluit onvervuld blijven, want God is geen man, dat Hij liegen zou, noch eens mensen kind, dat het Hem berouwen zou; zou Hij het zeggen en niet doen, of spreken en niet bestendig maken? (Num. 23:19). Het zal vervuld worden. Daarom: Vrees niet, gij klein kuddeken, want u bent niet alleen onder het oog van de Herder der schapen, u ligt niet alleen vast in Mijn hand, maar ook in de hand Mijns Vaders. Wat ligt daar een liefde Gods in verklaard, een eeuwige onveranderlijke liefde, want van eeuwigheid heeft God Zijn Kerk gekend. Van eeuwigheid heeft Hij ze aan Christus gegeven en van eeuwigheid heeft Christus ze ontvangen in de verordinering en in de zalving met de Heilige Geest. Hij heeft ze mogen ontvangen en ze liggen vast in de Drie-enige God, want het is uws Vaders welbehagen, het welbehagen van Mijn Vader en het welbehagen van uw Vader. Het is opvallend dat de Heere Jezus in dit verband niet tegen Zijn discipelen zegt Míjn Vader, maar úw Vader. Ja, maar kenden de discipelen dan de Vader? Filippus zei later: Heere, toon ons den Vader, en het is ons genoeg (Joh. 14:8b).

Deze discipelen kenden de Vader niet, en toch zei de Heere Jezus, uw Vader. Waarom? Omdat Christus Zijn discipelen wél kende. Hij wist dat ze tot Zijn kudde behoorden en dat ze vastlagen in de hand en in de liefde van Zijn Vader. Hij wist dat Hij met Zijn dierbaar bloed niet alleen deze discipelen, maar ook alle uitverkorenen zou kopen, doordat Hij straks de dood zou sterven en het leven zou verdienen. Daarmee zouden ze Zijn eigendom worden en ook het eigendom van God de Vader.

Gemeente, al is dat in de ziel niet toegepast en weet de ziel daar nog niet van, maar vanuit God bezien liggen ze vast in de hand des Vaders en is Hij al van eeuwigheid hun Vader. De Heere kan Zijn Vaderlijke liefde en Vaderlijke voorzienigheid betonen, niet alleen in het zielenleven maar ook in het dagelijkse leven, zodat ze die trouwe zorg en liefde in de weg van Zijn voorzienigheid mogen ervaren, maar om nu met God verzoend te mogen worden in een rechte weg, dat is een nadere weldaad en zulk een grote zaak.

Als nu Gods volk door genade (ik spreek over de verdere gangen van het leven), door de Vader vrijgesproken mag worden van schuld en straf en een recht ten eeuwigen leven mag ontvangen op grond van Christus’ verdiensten, dan zullen ze ook door de Heilige Geest daarvan verzegeld worden. Dan mogen ze ook vanuit het volle geloof met eerbied en met liefde spreken: Abba, Vader. Zij mogen dat dan met bewustheid weten. En hoewel velen van Gods volk die bewustheid missen, mogen zij toch weleens die Vaderlijke liefde, die Vaderlijke zorg in hun zielenleven ervaren. Daarom zegt Christus tegen Zijn discipelen, het is de wil úws Vaders.

Gemeente, tegenwoordig wordt er al gauw over deze grote zaken gesproken. Zoek geen hoge dingen, zoek geen grote zaken, maar zoek naar waarheid. Zoek naar het ware werk des Heeren en vraag of de Heere u van het begin af wil leiden, want het begint niet met het Vaderschap. We leven in een tijd dat het begint met de rechtvaardigmaking. Jonge mensen, kinderen, ik moet altijd nog denken aan de catechisatie die we van ds. A. van Straalen ontvingen en dat hij zei: jongens, we leven in een tijd dat de baby’s met een baard geboren worden. Hij wilde eigenlijk zeggen: ze zijn in een keer al bij de geboorte volwassen. Ze worden geboren in de wedergeboorte en ze zijn meteen volwassen en vaders in de genade, die door alle stukken zijn heengeleid. Hij hield ons voor: Vraag om een waarachtige bekering, of u bij het begin door de Heere opgeraapt en opgezocht mag worden, dat u uw zonde en schuld thuis mag krijgen en u dat Godsgemis mag ontvangen. Dat behoort ook bij Vaders welbehagen. Dat is de weg die de Heere met Zijn volk houdt. Dat hoort ook tot de wil en het besluit van God. Daar verlustigt de Heere Zich in, in het kermen over de zonde. Staat dat in de Bijbel? Ja, in Psalm 51:19: De offeranden Gods zijn een gebroken geest. Die offerande is Gode welbehaaglijk.

We lezen van Saulus in Damascus dat er van hem staat: want zie, hij bidt (Hand. 9:11b). Dat gebed was God welbehaaglijk. Het was naar het welbehagen Gods, om over de zonde te wenen en geen rust te hebben en van alles afgesneden te worden. Alle geboden des Heeren overtreden te hebben en geen enkel goed werk meer te kunnen voortbrengen. Dan wordt ingeleefd: Goed doet geen nut ten dage der verbolgenheid (Spr. 11:4).

Dan worden we niet alleen van de wereld, van de zonde, maar ook van onze eigengerechtigheid afgesneden. Dat is zulk een pijnlijke ontdekking, omdat we vol zitten met onszelf en met die eigengerechtigheid. Dan moeten we alles verliezen, om als een verloren zondaar niets over te houden dan schuld, niets over te houden dan een verdorven bestaan, niets over te houden dan een rechtvaardig oordeel. Want als we zien wat we verdiend hebben, dan is God goed en recht, dan hebben wij de dood verdiend.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 juli 2023

De Wachter Sions | 12 Pagina's

Jezus’ liefdevolle troost (4)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 juli 2023

De Wachter Sions | 12 Pagina's