Betrokkenheid en barmhartigheid over grenzen
Ir.J. Lock,
De SGP en ontwikkelingssamenwerking
Beginjaren zeventig komt binnen de SGP het denken over internationale samenwerking op gang. Twee zendingsmensen, ir. Henk van Rossum en wijlen dr. Chris Fahner, respectievelijk politicus en antropoloog, vervulden hierbij een cruciale rol. Vandaag de dag hoeft de SGP zich niet bescheiden op te stellen als het gaat over armoedebestrijding.
1. Inleiding
Negentig jaar worden als politieke partij: het is terugzien in dankbaarheid. De wijze waarop het studiecentrum van de SGP dat op gepaste wijze wil vieren, vind ik mooi en uitdagend. Het is niet alleen terugkijken, maar voor alles vooruit zien. Ik waardeer het bijzonder dat de naaste die over onze grenzen tussen wal en schip valt daarin een volwaardige plek krijgt. Daarin is het onderwerp direct anders van toonzetting dan de lezing van Seldenrijk. Want het gaat mij om naasten die geen landgenoot zijn. En om naasten wereldwijd die vaak gezond van lijf en leden zijn. Fris van geest ook. En toch vallen ze over de rand. En de SGP wil hen daar niet laten liggen. Dat is tegenwoordig niet onomstreden. Daarom vind ik het moedig om juist rond dit onderwerp tien jaar vooruit te blikken. Op basis van negentig jaar historie. Daar wil ik mee beginnen. Vervolgens wil ik met u stilstaan bij de actuele ontwikkelingen rond armen en armoede en u uitleiden met een vooruitblik. Bij dat laatste wil proberen dat te doen in een lijn die historisch bij de SGP past. Tegelijkertijd zal ik niet nalaten om keuzes te maken die wél bij het onderwerp maar op het eerste gezicht niet zo bij de SGP passen.
2. Historie
Twintig januari 1949. De SGP is net dertig geweest. Bijna zestig jaar geleden. De geboortedatum van het onderwerp dat ik vanavond mag bespreken. De Tweede Wereldoorlog was achter de rug. Ds. Kersten was net van het SGP-Kamertoneel verdwenen. Door de wereld waarde in de koloniën de drang naar vrijheid. En thuis bij de kolonisators verhitten de debatten over de visie op de koloniën de gemoederen. In én buiten de kerken. Marshall gaf op de puinhopen van Europa zicht op een nieuwe toekomst. Temidden van trauma's was er ook de energie van de wederopbouw. Truman hield in dat jaar zijn inaugurele rede. Zijn buitenlandparagraaf telde een aantal punten. Voor ontwikkelingshulp is zijn Point Four van die buitenland paragraaf beroemd geworden. In Truman's Point Four sloeg de Marshallvonk over naar de dekoloniserende continenten. Marshall, niet alleen als plan voor de wederopbouw van Europa, maar als een blauwdruk voor de toekomst van de wereld.
Weinig aandacht
De SGP was er nog niet zo hard aan toe. In onze kring kwam de dekolonisatie van Indonesië hard aan. Het proces paste niet in onze visie op het grote Nederland met de koloniën in de moederschoot. En feitelijk deden de ideeën van Truman afbreuk aan dat beeld. Omdat basaal gesproken Truman de koloniën eigenstandig en
zelfstandig perspectief gaf. En dat paste niet in het beeld van de moeder die haar kinderen koestert. Als de SGP in 1948 wat ouder dan haar dertig jaar was geweest, had de houding van de SGP wel iets weg gehad van het bij een midlife crisis passende lege nestsyndroom. Duidelijk was in ieder geval dat de SGP samen met een van de voorlopers van de ChristenUnie, het GPV, zich op basis van hun geschiedenisvisie én op basis van hun visie op de natie Nederland sterk profileerden ten opzichte van bijna alle overige politieke partijen.
Dat had te maken met het sterk nationalistische en soms nostalgische nationaliteitsbeeld dat in SGP-kringen voor een deel tot op de dag van vandaag weerklank vindt. In dat licht bezien was de dekolonisatie van Indonesië en later Nieuw Guinea ook een teloorgang van Nederland als wereldmacht. In dat voetspoor zaten de SGP en het GPV, samen overigens met de liberalen, in de jaren 40 en 50 bepaald niet te wachten op internationaliserende trends' richting Europa en zeker niet op trends die de grenzen van Europa ook nog eens overgingen. Het is daarom niet verwonderlijk dat de SGP in de beginjaren van internationale samenwerking weinig of geen aandacht schonk aan wat toen nog ontwikkelingshulp heette. Wellicht, maar dat kan ik niet echt hard maken, kwam daarbij ook nog eens het feit dat ontwikkelingshulp in de Koude Oorlog in sterk gepolitiseerd vaarwater terecht kwam.
Ten slotte wil ik nog een andere factor noemen. In met name het afgescheiden deel van de SGP-achterban was zending over de grenzen nog een thema dat vlak na de tweede wereldoorlog niet of nauwelijks op de agenda stond. James Kennedy wijst er in zijn boek "Nieuw Babyion in aanbouw" terecht op dat dit in de partijen die later het CDA gingen vormen anders lag. Daar was juist na de Tweede Wereldoorlog zending onderdeel van de wereldwijde oecumene. Binnen een politieke partij als de ARP kwam rond de visievorming en standpuntbepaling op koloniën juist vanuit zendingsmensen als Verkuijl een kritisch en soms zelfs polariserend debat op gang, dat de nostalgische visie op vaderlandse geschiedenis in een globaliserende wereld onder druk zette. De SGP was nog niet zo ver, omdat in de oriëntatie de natie Nederland waarde op zich had en daarin grote nadruk kreeg.-
'In met name het afgescheiden deel van de SGP-achterban was zending over de grenzen nog een thema dat vlak na de Tweede Wereldoorlog niet of nauwelijks op de agenda stond.'
Opkomende aandacht
Het nadenken over het werkterrein van internationale samenwerking zien we pas begin jaren '70 binnen de SGP op gang komen. Door twee zendingsmensen die respectievelijk politicus en antropoloog waren. Ons aller ir. H. van Rossum en de zendingsman en antropoloog wijlen dr. Chris Fahner. We hebben het dan over 1971. Van Rossum was toen vier jaar Kamerlid. En ik leg bevioist het verband naar de ontwikkeling van zending in de achterban. Beiden waren betrokken bij de zending van de Gereformeerde Gemeenten. Van Rossum was in 1971 zendingsdeputaat geworden. Chris Fahner was sinds 1969 vertaler in het net onder Indonesië vallende Irian Jaya. Het is allemaal terug te vinden in twee oude O.K.katernen, de nummers zes en zeven.^ En ik moet eerlijk zeggen dat ze, zeker gelezen door de bril van nu, bepaald niet achterhaald zijn.
Tegen de achtergrond van de historische schets is het opvallend dat Van Rossum het kolonialisme in kritisch perspectief zet, maar daarbij ook wel relativerende kanttekeningen maakt. Een saillant detail is dat in 1971 wereldwijd de roep is dat 2% van het bruto nationaal product gebruikt zou moeten worden om te investeren
over de grenzen. Van Rossum geeft aan dat in onze koloniale tijd dat percentage al hoger lag en wel op 7%. Dit is tien keer zoveel als de 0, 7% dat nu internationaal als nastrevenswaardig wordt gezien. En ook nu is van die 0, 7% veel nog steeds gebonden hulp, dat wil zeggen veel van de hulp wordt besteedt in het land dat geeft.
In de bijdrage van Van Rossum klinken twee belangrijke grondtonen door, die tot op de dag van vandaag nog de discussie beheersen. Het eerste is dat van het typisch uit de jaren zestig stammende en aan het Marshall plan gelinkte 'trickle down' denken. Investeer maar en de arme wordt er beter van. Het denken van Van Rossum is in die zin sterk technocratisch, maar opvallend genoeg niet eenzijdig technocratisch. Want tegelijkertijd vraagt hij, tegen de 'trickle down' stroom in, aandacht voor het leveren van maatwerk en voert hij een pleidooi voor werken op het effect, werken vanuit het doel in de lokale context ook al is dat op het eerste gezicht, naar westerse maatstaven gemeten, niet de meest efficiënte aanpak. Verder verwerkt hij binnen de context van die tijd dilemma's als corruptie, voert hij een pleidooi voor een diverse aanpak met oog voor betrokkenheid en plaatst hij kritische kanttekeningen bij met name de multilaterale aanpak en voert hij een pleidooi voor het inschakelen van de bevolking zelf en het geven van verantwoordelijkheid aan hen. Sommige citaten van Van Rossum zouden zo uit het recente boek van de ontwikkelingsdeskundige William Easterly kunnen komen.^
Verder vraagt hij opvallend genoeg al aandacht voor wat vandaag de dag de multi actor benadering heet: los het armoede probleem niet alleen op via ontwikkelingshulp maar kijk breder naar de inschakeling van bedrijven en handel.
De bijdrage van Fahner gaat vanuit een visie op gerechtigheid en reiligieuze drijfveren dieper in op de holistische conclusie van Van Rossum en vraagt basale aandacht voor het verschil in denken tussen Noord en Zuid en de barrière die geslecht moet worden om mensen als mensen te verstaan. Ook al is dat vanuit een andere cultuur of vanuit een andere godsdienst. Hij wijst er terloops op dat ontwild< elingshulp ook al in de jaren zestig en zeventig meer gedreven wordt door goedbedoeld eigenbelang in het Noorden dan het humanitaire oog voor de zuiderling. In mijn ogen zijn beide publicaties, mits geplaatst in hun historische context, nog hoogst actueel. Ook al komt het denken over internationale samenwerking laat op gang, ik denk dat de basistoon wel gelijk een heel goede was. Hij klinkt in zekere zin nog door tot op de dag van vandaag.
3. Ontwikkelingen
Deze jubileumlezingen gaan over de toekomst. Dat ik toch het verleden noem is juist om te laten zien dat ik in het doortrekken van een aantal lijnen sta in een historische traditie. En ik geloof ook in een bijbelse lijn.
Dat is niet zozeer de lijn van de jaren '40, '50 en '60. Wel de grondlijn die in de zeventiger jaren getrokken is. De kernvraag is wat we de komende tien jaar van de SGP op het gebied van internationale samenwerking mogen verwachten. En dat is wat mij betreft een visie die in rapport staat met het verleden én met de nog steeds globaliserende wereld om ons heen.
Sinds februari ben ik lid van een commissie van vijf die zich in opdracht van de minister voor ontwikkelingssamenwerking mag bezighouden met de beleidsdialoog tussen het maatschappelijk middenveld actief in internationale samenwerking en het ministerie van Buitenlandse Zaken. Het is niet voor niets dat die dialoog er komt. Want de wereld om ons heen verandert snel en eenmaal gegeven antwoorden op uitdagingen hebben een steeds kortere houdbaarheid. Tien jaar vooruit kijken in een wereld die steeds intenser globaliseert is hachelijk. Niet vooruit kijken is echter heel gevaarlijk. In die zin is een hachelijke poging wat mij betreft te verkiezen boven niets doen.
'Het probleem van armoede is ook te complex om dat door één speler in het veld op te laten lossen.'
Armen
Ik begin met het probleem van de armen. Hun absolute aantal is groter dan ooit. De ontwikkelingen volgen elkaar sinds 1948 in steeds sneller tempo op. Maar eigenlijk zijn de antwoorden die ontwikkelingssamenwerking geeft in hoge mate nog steeds hetzelfde. Zelfs los van de politieke kleur van ministers! Dat komt omdat ontwikkelingsamenwerking zichzelf de taak heeft opgelegd om eigenstandig zélf het probleem op te lossen. Die ambitie kan niet waargemaakt worden. En dat is niet verwonderlijk. De geldstromen die bijvoorbeeld gemoeid zijn met internationale handel, met investeringen in de Derde Wereld en met de geldstromen van migranten zijn tientallen malen omvangrijker dan het wereldwijde budget dat beschikbaar is voor internationale samenwerking. Het probleem van armoede is ook te complex om dat door één speler in het veld op te laten lossen. Van Rossum wees daar al op. En dat is er de laatste decennia niet eenvoudiger op geworden. Afrika is een continent dat de afgelopen decennia nauwelijks ontwikkeld is. De HIV/Aids pandemic slaat juist het Afrikaanse continent met haar gesel. Het probleem van falende staten wordt wereldwijd steeds ernstiger, temeer omdat het op wellicht onontwarbare wijze vervlochten raakt met de wereldwijde strijd tegen terrorisme en arme landen daarin ook posities kiezen of daartoe gedwongen worden.
Economische machtsverhoudingen
Verder is overduidelijk dat de economische machtsverhoudingen de komende tien jaren drastisch wijzigen. China en in haar kielzog India worden steeds massievere economische machtsblokken. Bovendien grenzen de landen aan elkaar en het zijn twee landen die samen meer dan 1/3 van de bevolking van deze wereld huisvesten. En ze huisvesten met elkaar ook nog eens de helft van het aantal armen wereldwijd. De economieën van beide landen groeien. Die groei doet ook iets met armen. Dat gaat het probleem van armoede ook diffuser maken. Een groot aantal armen valt niet meer eenvoudig te koppelen aan de macroeconomische indicatoren van een land. Het is in feite een te verwachten ontwikkeling op grote schaal die zich nu ook al afspeelt in een land als Colombia: een land dat economisch in een middengroep valt, maar waar door een burgeroorlog en een niet op alle fronten sterke centrale overheid grote groepen mensen ontheemd zijn en tussen wal en schip vallen. Maar de groei van China doet ook iets met een continent
als Afrika, dat overspoeld wordt door Chinezen, Chinese producten, fabrieken en olieraffinaderijen. Het is niet onwaarschijnlijk dat China in het komende decennium een groter stempel op Afrika gaat drukken dan Afrika zelf.
Klimaat
Ook klimaat raakt het probleem van armoede. De klimaatsveranderingen zijn in sommige delen van de wereld mede veroorzaakt door ondoordachte houtkap. Erosie maakt herstel van oerwoud lastig en dat treft juist armen. Heel actueel is de discussie over de productie van biobrandstof, die nu al merkbare effecten heeft op prijsontwikkelingen voor voedsel. Enerzijds geeft dat nieuwe kansen voor boeren wereldwijd. Anderzijds zet het prijzen voor voedsel onder druk waardoor het leven juist voor armen duurder wordt omdat het grootste deel van hun huishoudbudget op gaat aan het dagelijks brood.
Water
Aansluiteind op het klimaat is ook water een toenemend probleem. Dat heeft te maken met een groeiende bevolking, erosie en in droge gebieden uitputting van watervoorraden ten bate van bijvoorbeeld irrigatie. Juist armen op het platteland zullen naar verwachting slachtoffer worden van watertekorten. Om de prijs. En omdat hun bron van inkomsten, de landbouw, afhankelijk is van water. En daar waar de waterbron over de eigen grens ligt, is het ook nog eens te verwachten dat juist water in ieder geval lokaal tot conflicten kan leiden.
Falende staten
Al deze ontwikkelingen en problemen spelen zich af in een wereld waar grenzen steeds diffuser worden. Dat heeft te maken met falende staten: een falende staat is een staat met een geperforeerde grens. Daardoor krijgen nationale conflicten snel een regionaal karakter. Zie bijvoorbeeld de al jaren slepende onrust rond het Grote Meren Gebied rond Burundi, Rwanda en Congo. Maar ook het zich uitbreidende conflict rond Darfur in Soedan en Tsjaad en de recente onrust rond Colombia waar het interne conflict ook over haar grenzen reikt. En als het thema veiligheid wereldwijd gekoppeld wordt aan de strijd tegen het terrorisme is het ook te verwachten dat nationale overheden al dan niet vrijwillig een deel van hun autonomie en soevereiniteit op gaan geven.
Moderne media
Dat diffuus worden van grenzen heeft ook te maken
met het grensoverschrijdende karakter van de moderne media. Daarbij speelt niet alleen internet een rol, maar ook, juist in het kader van armoede, mobiele telefonie. In een heel arm land als Tsjaad ben ik op weg tussen de hoofdstad Djamena en een dorpje 500 km. zuidelijker continue mobiel bereikbaar.
Grenzen spelen de komende tien jaar in afnemende mate nog een afbakenende rol in de strijd tegen armoede. Ik heb aangegeven waarom. Enerzijds zijn er grensoverschrijdende negatieve ontwikkelingen die juist armen treffen. Ik heb water, het klimaat, de falende staten en de concurrentie tussen voedsel en biobrandstof genoemd. Anderzijds kunnen economische ontwikkelingen op nationaal niveau armen voor de statistieken verbergen, terwijl ze juist binnen die nationale ontwikkeling kind van de rekening worden.
4. Uitgangspunten
Hiervoor schetste ik de context die de komende jaren ingrijpend de leefwereld van armen wereldwijd kan veranderen. Maar er zijn nog drie zaken, die niet te maken hebben met trends, maar wel met uitgangspunten, die een rol spelen.
Groeidenken
De eerste is het begrip ontwikkeling zelf Het begrip zetten we heel automatisch in het positieve groeidenken dat haar bedenkelijke wortels in de verlichting heeft. De ontwikkelingen in China en India laten al zien dat het invullen van het Noordelijke beeld van ontwikkeling wereldwijd gaat wringen. Kijk maar wat de Chinese vraag naar metalen met de wereldprijzen doet. En die prijzen weerspiegelen schaarste. Eenzelfde ontwikkeling zien we bij de vraag naar brandstof Vasthouden aan het groeidenken doet die spanning de komende jaren alleen maar toenemen. Ik denk daarom dat vanuit het begrip rentmeesterschap de discu.ssie over het begrip ontwikkeling aangezwengeld mag worden.
'Nationalistisch denken gaat in het debat over ontwikkelingssamenwerking een meer of minder dominante toon spelen!
Nationalistisch denken
Het tweede dat speelt, juist ook in de politiek, is het naar mijn inzicht nationalistische denken dat in het debat over ontwikkelingssamenwerking een meer of minder dominante toon gaat spelen. Dat heeft met twee zaken te maken:
Allereerst is de omvang van het budget gekoppeld aan het bruto nationaal product. Dus de last drukt op vaste wijze op de belastingbetaler. Er is geen autonome druk vanuit de kiezer om het punt op de agenda te houden. Internationale samenwerking is nationaal gezien afhankelijk van draagvlak voor een doelgroep die over de grens leeft en werkt en niet zelf deel uitmaakt van het electoraat. Dat ligt bij overheidsgestuurde binnenlandse vraag / issues anders (zie Seldenrijk). Daarmee wordt overheidsbeleid erg afhankelijk van verbondenheid van de kiezer met de problematiek over de eigen grens. Daar waar die verbondenheid afbrokkelt (bijvoorbeeld door secularisatie of de trots op Nederland) komt het politieke draagvlak onder druk te staan;
luist over de grens is het effect van internationale samenwerking lastig inzichtelijk te maken. Dat wordt dan een papieren exercitie die te veel gericht is op het draagvlak in Nederland. Effect is een effect op papier en een effect in cijfers en grafieken. Een effect waar politiek en journalistiek gemakkelijk one liners van te maken zijn. De mens raakt daarbij buiten beeld, de
resultaten zijn onderwerp van discussie en vervreemden de belastingbetaler eerder van het onderwerp dan dat het ze er bij betrekt.
Levensbeschouwelijk denken
De derde algemene trend ligt op levensbeschouwelijk terrein. Europa is het seculiere bolwerk van de wereld en zit daarin tegelijkertijd in een uitzonderingspositie. In de continenten Azië, Afrika en Zuid en Midden Amerika speelt religie in het publieke domein een veel belangrijkere en soms zelfs dominante rol. Dat betekent dat in de communicatie tussen Europeanen en de rest van de wereld niet zelden kortsluiting optreedt op het niveau van waarden en keuzen vanuit waarden. Pijnlijk duidelijk is dat rond abortus, euthanasie en HIV/Aids. Maar het speelt ook in het gewone menselijke contact. Hierdoor staan mensen die op zich betrokken zijn op eikaars problemen toch als vreemden tegenover elkaar.
Van Ardenne en nog meer Koenders speelt in zijn beleid op de ontwikkelingen in. Het is terug te zien in zijn beleidsprioriteiten. Die liggen rond fragiele staten, het verdelingsvraagstuk en de manier van verantwoorden. En Van Ardenne vroeg niet voor niets juist aandacht voor het draagvlak in Nederland en de rol van religie in ontwikkeling. Maar er is mijns inziens nog veel meer werk aan de winkel.
5. Inspelen op de ontwikkelingen 90+10
Allereerst wil ik beginnen met te stellen dat naar mijn inzicht de SGP ondanks haar bescheiden deel in het electoraat geen reden heeft om zich rond armen en armoede bescheiden op te stellen. Hoewel de SGP zich noodgedwongen moet beperken tot een aantal terreinen, zijn de bijdragen aan het debat van hoge kwaliteit en worden ze serieus genomen. Dat heeft mijns inziens te maken met het feit dat het om een groep mensen en een problematiek gaat waar bijbels gezien heldere lijnen te trekken vallen. Want de Schrift laat ons veel zien over de arme en armoede.
Maar het is gezien de complexiteit van het probleem en de wirwar aan verwachte ontwikkelingen wel zaak om, bij de keuzes die gemaakt moeten worden, afstand te nemen van de problemen, die in de komende jaren dagelijks op ons af zullen komen. Dat kan door in het debat de keuzes steeds te toetsen aan bijbelse waarden die ons lief en dierbaar zijn.
Vanavond wil ik daar met u over nadenken. Niet uitputtend, maar meer in oefenende zin. Dat geldt de partij, maar ook de achterban van de partij.
Het is daarbij voor een onderwerp als internationale samenwerking wel van belang dat we die waarden niet meer aan geografische grenzen binden. Dat is vanuit Nieuw Testamentisch perspectief niet nodig en gezien het grensoverschrijdende karakter van de evangelieverkondiging ook niet bijbels. In die zin kunnen we waarden anno 2008 niet meer vangen in de toch wel sterk nationalistisch georiënteerde waardenkaders van 1948. De wereld om ons heen overschrijdt nu eenmaal grenzen. Door falende staten, grensoverschrijdende klimaatproblematiek, internet en mobiele telefonie om de ontwikkelingen weer even terug te halen. Ik loop met u kort vijf waarden langs die mijns inziens van belang zijn.
'De SGP heeft, ondanks haar bescheiden deel in het electoraat geen reden om zich rond armen en armoede bescheiden op te stellen!
6. Verbondenheid en betrokkenheid
Politieke keuzes maken op het terrein van internationale samenwerking is wat mij betreft niet vrijblijvend. Het gaat waar dan ook in de wereld om mensen, die allemaal afstammen van Adam in de
schepping én in de val. En mensen over grenzen zijn niet meer of minder mens dan wij. Niet meer of minder schepsel dan wij. We zijn wereldwijd én over grenzen als mensen aan elkaar verbonden en als mensen op elkaar betrokken. Dat zit juist in elementen als lijden, ziekte, dood, verdriet, gebrokenheid en zonde. Maar ook in zaken als delen van vreugde, liefde en de weg terug naar God in Jezus Christus.
Denken, handelen en kiezen vanuit betrokkenheid en verbondenheid bewaart voor arrogantie. Voor opkijken tegen én neerzien op. Het bewaart ook voor het op veroordelende of hautaine wijze onderscheid maken op basis van het ras waar we toe behoren, het man of vrouw zijn, onze geaardheid of de godsdienst die mensen belijden.
We zien bijvoorbeeld dat Paulus in de Romeinenbrief de diepte van die verbondenheid en betrokkenheid aangeeft. In de eerste drie hoofdstukken. Maar ook in hoofdstuk acht.
Op basis van betrokkenheid en verbondenheid is het nooit de vraag óf internationale samenwerking ten bate van de minderbedeelde of kwetsbare naast wel of niet moet. Hoe het politieke debat rond ontwikkelingssamenwerking de komende tien jaar zich ook ontwikkelt, de SGP is vanuit haar bijbelse wortels altijd en in alle omstandigheden geroepen om vóór internationale samenwerking te zijn.
Het is bijbels gezien een heilig moeten, waar we ons niet aan kunnen en niet aan mogen onttrekken. Omdat het over naasten gaat die door politieke of economische krachten naar de kant geschoven worden. Ik denk aan de ontheemden in Colombia. Of omdat het om naasten gaat die tussen de wa! en het schip vallen, omdat ze eenvoudigweg nooit toegang tot onderwijs hebben of krijgen en zo van de hoofdstroom van de samenleving wegdrijven.
Verbondenheid is zo geen abstract begrip. Dat is het zeker niet als we aan verbondenheid ook nog eens betrokkenheid koppelen. Betrokkenheid is immers verbondenheid die we ervaren.
Wat hebben betrokkenheid en verbondenheid te maken met politieke keuzes die de SGP de komende tien jaren zal moeten maken?
Allereerst de principiële keuze om internationale samenwerking op de politieke agenda te houden. Dat klinkt eenvoudig, maar juist in een wereld waarin de ontwikkelingen doen vermoeden dat we schaarste wel eens zelf aan den lijven gaan ervaren is dat geen vanzelfsprekendheid.
Ten tweede zal de SGP blijvend moeten toetsen of het uiteindelijk wel om de arme zelf gaat en in het beleid dat gemaakt en gevoerd wordt de arme niet juist uitgesloten wordt. Ook dat is geen theoretische stelling. Recent is het Nederlandse Afrikabeleid geëvalueerd. En dan blijkt gechargeerd gezegd dat beleidsmakers elkaar aan beide kanten van de grens opzoeken en elkaar in de steden vinden. En dan vallen in Afrika bijvoorbeeld de boeren buiten de boot. Juist omdat de arme de komende tien jaar steeds lastiger binnen landsgrenzen valt te plaatsen, wordt die uitdaging groter.
De SGP is vanuit haar bijbelse wortels altijd en in alle omstandigheden eroepen om vóór internationale amenwerking te zijn!
In de derde plaats zijn verbondenheid en betrokkenheid geen zaken die je beoefent van achter je bureau of op papier. Het is luisteren, begrijpen, meedenken en meeluisteren in de situatie waarin de arme zich bevindt. Er zijn in de situatie waarin de arme zich
bevindt. Als hij honger heeft. Maar ook als er keuzes gemaakt moeten worden in zijn of haar omgeving. Dat sluit aan bij wat Van Rossum al in 1971 noemde, het sluit aan bij wat Easterly recent uit werkte in zijn "The white mans burden". Maar dat is juist wat ontbreekt in veel beleid dat op papier uitgewerkt wordt. Ik denk het de komende tien jaar politiek gezien een uitdaging is beleid daar juist wel aan te toetsen. In die zin juich ik een herbezinning op de systematiek van het verantwoording afleggen ook toe. Want als die systematiek zich beperkt tot harde cijfers komt juist de kwaliteit van het menselijk leven, dat de kern van armoedebestrijding zou moeten zijn, in het gedrang. Ik juich ook de aandacht die Koenders vraagt voor falende staten toe. Hij slaat daar een moeilijke weg mee in. En als hij de consequenties van die keuze goed overdenkt, zitten er achter die keuze ook een aantal tegenkeuzes die in het debat op tafel kunnen en moeten komen. Ik denk in dat verband aan een fundamentele doordenking van de export van westerse democratie. De verhouding tussen overheden. De rol van het maatschappelijk middenveld, juist in falende staten.
Verbondenheid en betrokkenheid gaat van mens tot mens. Dat raakt mij. Dat raakt u. Dat raakt ons als achterban van de SGP. De begrippen dagen ons juist ook de komende tien jaar uit om nog intensiever met onze persoonlijke keuzes, die gevolgen hebben voor onze medemens over de grens, bezig te zijn.
Gerechtigheid breng je niet door hij de structuren te heginnen. (...) Maar zonder verandering, zonder hekering van mensen is het werken vanaf de kant van de structuren juist een utopie.'
7. Gerechtigheid
Een tweede kernbegrip is gerechtigheid. En dan graag gerechtigheid in de bijbelse zin van het woord. Gerechtigheid verhoogt een volk zegt de Bijbel. Gerechtigheid is een wereld waarin mensen tot hun recht komen. Als je het begrip gerechtigheid steeds in zijn wisselende betekenissen leest, haalt de mens niet zijn recht, maar komt de mens als beeld van God tot zijn recht. Je ziet dat in de Oud Testamentische wetten. In relatie tot God. In relatie tot de medemens. Dwars tegen de gebrokenheid van deze wereld in. En wie tegen de gerechtigheid in zondigt, ervaart de wrekende gerechtigheid. In die zin moeten we gerechtigheid vooral in scheppingsperspectief zien. Dan gaat het veel verder en veel dieper dan het nivellerende gelijkheidsdenken. Want dat denken gaat over gelijke rechten, rechten halen, rechten claimen. Natuurlijk weet ik dat je gerechtigheid ook specifieker kan invullen. Bijvoorbeeld vanuit het economische, machtspolitieke of sociale zin perspectief. Maar ook die perspectieven moeten we toetsen aan het bijbelse denken over gerechtigheid, waarin mensen in bijbels perspectief tot hun recht komen.
Juist in het toetsen van de actuele politiek is het hogere begrip van gerechtigheid veel vruchtbaarder dan in haar specifieke dimensies. Want de benadering vanuit de specifieke dimensies, zonder terugkoppeling naar de dimensie waarin mensen tot hun recht komen, kan vanuit het totale perspectief tot eenzijdigheden leiden. Gerechtigheid begint bij mensen. Met een houding waarin basaal de ene mens de ander tot zijn recht wil laten komen. Gerechtigheid breng je niet door bij de structuren te beginnen. Gerechtigheid in de zin zoals ik het gebruik, is wel een toetsteen om structuren te toetsen. Maar zonder verandering, zonder bekering van mensen is het werken vanaf de kant van de structuren juist een utopie. De marxistische invulling van het begrip gerechtigheid heeft dat mijns inziens afdoende aangetoond.
Ik noem in de ontwikkelingen voor de komende tien jaren weer de verschuiving in economische machten en
de grensoverschrijdende problematiek van macht en schaarste rond bijvoorbeeld klimaat en water. In de huidige politieke constellatie vraagt Koenders terecht opnieuw aandacht voor het verdelingsvraagstuk. Het wel oi niet meegaan in die lijn zal de SGP moeten baseren op het tot het recht laten komen van mensen én rekening houdend met een gebroken wereld. Juist vanuit het begrip gerechtigheid vraagt dat om een toetsing die een slag dieper gaat dan alleen maar meer gelijke verdeling of delen van macht. Juist in het antwoord op de verdelingsproblematiek zullen we moeten toetsen of daarin de armen bijbels gezien wel beter tot hun recht komen. En het zou dan wel eens kunnen zijn dat vanuit het bijbels begrip gerechtigheid de SGP een eind met Koenders meekan, maar dan wel meer als kapstok voor het kritisch mee laten wegen van het begrip gerechtigheid in de bijbelse zin van het woord.
8. Barmhartigheid
Een derde begrip is het kernbegrip barmhartigheid. Wat mij betreft een waarde die in bijbelse zin gelezen moet worden vanuit de voorgaande begrippen: verbondenheid, betrokkenheid en gerechtigheid. Zo alleen komt het begrip tot zijn recht. Ik houd er in ieder geval niet van om de begrippen los van elkaar te lezen en los van elkaar te hanteren. Wie barmhartigheid als los begrip leest, vervalt al snel in een goed gevoel of een neerbuigende houding. En dat begrip barmhartigheid staat wat mij betreft onder kritiek. De barmhartigheden der goddelozen zijn wreed. Barmhartigheid is een hart vol erbarmen, vol medelijden. Zo bezien gaat barmhartigheid diep. Wie meelijdt, ervaart immers zelf pijn, is zelf deel van het lijden. Daarom kan barmhartigheid niet zonder er te zijn voor en met de ander. Maar ook niet zonder gerechtigheid. Want daar waar mensen lijden en dus barmhartigheid actueel is, komen mensen vanuit het scheppingsperspectief niet tot hun recht.
De vraag die ik kreeg bij de voorbereiding van deze lezing is in hoeverre de overheid barmhartigheid moet stimuleren. Dat is ook een vraag die naar de SGP toekomt voor de toetsing van het overheidsbeleid. Wat een overheid in ieder geval m'et moet stimuleren is barmhartigheid omwille van het goede gevoel. Want in het goede gevoel ontbreekt de pijn en er is dan op zijn hoogst sprake van een goed gebaar, in ieder geval niet van barmhartigheid. Juist rond rampen en direct lijden komt dat probleem nogal eens om de hoek kijken.
Ik heb diep en lang nagedacht over de vraag of barmhartigheid uiteindelijk niet verbonden is aan het menszijn en of een instituut als de overheid wel barmhartig kan zijn. Ik denk dat een overheid zelf niet barmhartig kan zijn omdat ik niet weet hoe een instituut kan lijden. Maar in de beleidskeuzes kan gezocht worden naar een toon van erbarmen vanuit gerechtigheid, vanuit verbondenheid en betrokkenheid. Waar die toon ontbreekt, zal beleid uiteindelijk tekort schieten.
'Het is belangrijk dat mensen hun verantwoordelijkheid nemen en zich op hun verantwoordelijkheid laten aanspreken!
9. (Mede)verantwoordelijk
Met het schepsel zijn is naar onze overtuiging ook het verantwoordelijk zijn, aanspreekbaar zijn, ingeschapen. Ik geloof ook dat mensen die verantwoordelijk kunnen zijn voor zichzelf en degenen die aan hun zorgen zijn toevertrouwd daar diepe vreugde aan beleven. Op gepaste wijze trots zijn. Het is ook verantwoordelijkheid voor onze medeschepsels en de komende generties. Dat gaat diep. Want we zijn, om een punt te noemen, door onze zonden medeverantwoordelijk voor de gebrokenheid en het lijden in deze wereld. Dat
mogen we best koppelen aan de kernwaarden verbondenheid en betrokkenheid. Lijden is niet alleen de schuld van de ander, maar ook onze schuld.
Maar daarbinnen is het ook belangrijk dat mensen hun verantwoordelijkheid nemen en zich op hun verantwoordelijkheid laten aanspreken. Maar ook de vraag: ben ik, zijn wij, wel verantwoordelijk voor datgene wat we op ons nemen. Of moet niet juist een ander het doen. In die zin heeft het verantwoordelijk zijn ook te maken met het verdelen van rollen. Tussen sectoren en actoren. Dat betekent dat we het bedrijfsleven vooral moeten laten doen waar ze goed in is. Dat internationale samenwerking meer het proces faciliteert dan uitvoert. Dat is de gevende kant.
Aan ontvangende kant is het heel belangrijk dat de ander, die gezond van geest, lijf en leden is, niet gezien wordt als hulpbehoevend, maar primair als een schepsel dat in staat is op zelfbewuste wijze zijn of haar verantwoordelijkheid te dragen en te nemen. Die ook aangesproken wordt op zijn gaven en talenten, die we met elkaar tot ontplooiing laten komen. In een arme omgeving is het juist belangrijk mensen aan te spreken op hun gaven en talenten.
Persoonlijk ben ik van mening dat internationale samenwerking veel te weinig doet met het begrip verantwoordelijkheid en van daaruit nog te veel van boven naar beneden komt en te weinig rekent met het nemen van de eigen rol. Naar mijn inzicht zou het beleid daar veel meer op getoetst moeten worden. Want een lichamelijk beperkte persoon in een rijke omgeving vraagt een andere benadering dat een gezond medemens in een arme omgeving. En dat verschil wordt nog steeds te weinig gezien. Dwars door alle ontwikkelingen heen zal de SGP dat als toetsteen van beleid moeten gebruiken.
'Rentmeesterschap kijkt nuchter naar gebruik van geld en middelen en wijst misbruik ervan af.'
10. Rentmeesterschap
Rentmeesterschap is verweven met de voorgaande waarden. Ze wijst op een omgaan met geld, middelen en omgeving met een grondhouding die beseft dat geld, middelen en omgeving niet van ons zijn. Het is letterlijk goed dat we mogen gebruiken en beheren, maar dat ten diepste nooit van ons is.
Het heeft ook het element van verantwoording afleggen. Allereerst verantwoording aan Hem die ons alles in bruikleen geeft. Maar ook aan degenen die geld geven. Of dat nu de belastingbetaler is of de particuliere gever aan een organisatie. Het is ook verantwoording afleggen aan degene die ontvangt, omdat die uiteindelijk recht heeft op datgene dat aan geld en middelen ter beschikking wordt gesteld. Rentmeesterschap kijkt nuchter naar gebruik van geld en middelen en wijst misbruik ervan af. Corruptie staat dan ook op gespannen voet met rentmeesterschap en samenwerking met corrupte overheden evenzeer.
Rentmeesterschap heeft ook te maken met een op verantwoorde wijze omgaan met eindige hulpbronnen, ook met het oog op toekomstige generaties en groepen mensen die op dit moment nog geen of heel beperkte toegang hebben tot die hulpbronnen. Daar hgt ook een individuele verantwoordelijkheid van u en mij. Rentmeesterschap maakt bescheiden. Zowel aan de gevende als aan de ontvangende kant, omdat er vanuit het perspectief van de schepper geen verschil is tussen die die ontvangt en die die geeft. Vanuit Zijn perspectief gaat het om hetzelfde geld.
Rentmeesterschap is naar mijn overtuiging van belang als toetsingswaarde bij het verdelingsvraagstuk. Juist omdat het verdelingsvraagstuk uiteindelijk moet gaan om mensen en de toegang tot beperkte middelen en hulpbronnen.
Juist vanuit rentmeesterschap worden we uitgedaagd om in de komende tien jaar het paradigma van ontwikkeling ter discussie te stellen.
Hier komt politiek gezien nog een ander probleem om de hoek kijken. Nederland als land en Nederlanders als burgers kunnen niet het leed van de hele wereld torsen. We moeten kiezen wat we wel en wat we niet doen. Wat we wel doen, moeten we goed doen. En dan moeten we durven taken en rollen niet op ons te nemen. Vanuit dit perspectief mogen we de overheid wel aanspreken op haar invloed op anderen, zodat anderen op kunnen pakken wat wij moeten laten liggen. Op die manier laten we de armen wereldwijd niet in de kou staan, zonder dat wij ons vertillen. Dat denken kan veel meer en veel creatiever in het beleid tot uiting komen dan tot nu toe.
Bij het denken vanuit waarden kan de SGP discussies openbreken.
11. Ten slotte
Het voorgaande is slechts een vingeroefening. Veel ontwikkelingen kan ik niet vangen in de waarden die ik genoemd heb. Zo ontbreken bijvoorbeeld de waarden trouw en betrouwbaarheid. Belangrijke waarden die verbonden zijn aan het christelijke leven. Het maakt voor de hoofdlijn niet veel uit. Bij het denken vanuit waarden speelt onze overtuiging een belangrijke rol. Vinden we over de grens meer weerklank dan in eigen land en in de eigen politieke arena. Juist daarin kan de SGP bij het denken vanuit waarden discussies openbreken.
Er is nog een thema dat ons dwingt nog eens over de eigen interne keuzes na te denken. Juist in een omgeving waar armoede op het leven van mensen drukt, spelen vrouwen een ongelooflijk belangrijke rol. Dat zien we in kerken over de grens. In gezinnen, waar de man het vaak aflaat weten en vrouwen de rol van de
man over moeten nemen om voor kinderen nog enigszins een veilige omgeving te creëren. Als we vanuit dat perspectief over de grenzen denken, is de visie die de SGP heeft op de maatschappelijke rol van de vrouw wereldwijd niet relevant en bezijden de werkelijkheid en dus onwerkbaar. Wat mij betreft nemen we de komende jaren dat element nog in onze interne discussie mee. Daarbij is de integrale positie van het gezin mijns inziens een veel vruchtbaarder uitgangspunt dan de individuele posities van de leden in het gezin. Ik sluit af. Wat mij betreft speelt de SGP de komende tien jaar in het debat rond en de keuzes voor armen en over armoede een belangrijke rol.
Verbonden Betrokken Frank Vrij Grensoverschrijdend. Maar wel in gebondenheid aan Schrift en belijdenis. Omdat het uiteindelijk gaat om het koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid. Want dat verbindt over onze eigen grenzen heen.
Noten
1 lames C. Kennedy, Nieuw Babyion in aanbouw, dbnl 2007, hoofdstuk 2.
2 Zie ookI'ierex, W., De Staatkundig Gereformeerde Partij, 1918-1948. Een bibliocratiscb ideaal. Houten 1993 voor een analyse van deze keuze.
3 O.K.-katernen nummer 6 met de titel Ontwikkelingshulp 1 door Ir. H. van Rossum (1971) en O.K.-katernen nummer 7 met de titel Ontwikkelingshulp II met als ondertitel Ontwikkelingswerk en religie door Drs. Chr. Fahner (1971).
4 William Easterly, The white man's burden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 2 december 2008
Zicht | 53 Pagina's