‘Christus als broeder’
De kerk. Het is een woord dat allerlei associaties kan oproepen. Maar wat is het eigenlijk, die gemeenschap van broeders en zusters? En: ontmoeten we in de kerk werkelijk een bewogen God?
Met de eerste vraag heb ik me voornamelijk beziggehouden in mijn scriptie. Het hoofddoel van de scriptie was om een beter zicht te krijgen op het wezen van de kerk. Daarvoor ben ik te rade gegaan in de vroege theologische werken van Dietrich Bonhoeffer (t/m 1934). In de loop van zijn vroege theologie is een zekere ontwikkeling waar te nemen in de visie op het wezen van de kerk. Het is dus de moeite waard om te rade te gaan bij Bonhoeffer voor een doordenking over de kerk; al vanaf zijn studententijd heeft hij zich er onophoudelijk mee beziggehouden.
De lijdende Christus
In dit artikel wil ik graag stilstaan bij een deel van de colleges die Bonhoeffer gaf in Berlijn, tijdens het zomersemester van 1932. In die colleges gaat het Bonhoeffer om de kern van de zaak: Das Wesen der Kirche. Fundamenteel voor het wezen van de kerk is onder andere de broederschap ervan. De kerk is een gemeenschap van broeders en zusters, maar die is ze omdat Christus de broeder is. Ten opzichte van de eerdere academische werken van Bonhoeffer lijkt met de gedachte van de broederschap van de gemeente een nieuwe dimensie op te lichten.
De theologische gedachte achter de uitspraak ‘Christus als de broeder’ is die van de plaatsvervanging. Er is één iemand die voor allen gaat staan. En die ene is de lijdende Christus. Hij volbrengt als een priester het plaatsvervangende offer. Hij handelt plaatsvervangend. Hij vervult als lijdende de wet. Al het menselijke handelen en lijden is in het handelen en lijden van Christus opgeheven, omdat in Christus de mens niet meer onder het oordeel staat. Zo is de gelovige nooit meer alleen, we lijden allemaal mee met Christus. Zo is Christus dus onze broeder: als onze plaatsvervanger.
Gemeenschapsstructuur
Wanneer we deze gedachte projecteren op de kerk, dan gaat er een gemeenschapsstructuur ontstaan. In de kerk zijn er namelijk mensen die dezelfde hogepriester belijden, mensen die niet meer alleen zijn, maar in Christus hun broeder hebben ontmoet. Met andere woorden: Christus en de broeder zijn van plek verwisseld, Christus staat onder het oordeel van de broeder. Als ik mij tot een broeder of zuster in de gemeente wend, dan wend ik me tot Christus. Hij is immers op de plek van hen gaan staan. Op die manier ontstaat er een wonderlijke manier van gemeenschap, want als zuster of broeder word ik kenbaar voor de ander (in Christus) en vice versa.
Bonhoeffer werkt dit nog verder uit. Want als de op de plaatsvervanging gebaseerde gemeenschapsstructuur waar is, dan betekent het ook dat een broeder of zuster mij tot Christus wordt. We kennen elkaar niet alleen in Christus maar ook ‘als’ Christus. Niet in lichamelijke of absolute zin, maar wel in persoonlijke zin. Zoals Christus zich in zijn persoon geeft, gaat de christelijke gemeente dit ook doen. De broeders en zusters in de gemeente worden elkaar tot een Christus, op grond van Christus’ plaatsvervanging. Ze zijn er voor elkaar en met elkaar. We leren God niet alleen kennen zolang we ons bijbeltje maar goed lezen. Nee, in de ontmoeting met broeders en zusters, in de gemeente van woord en sacrament, gaat Christus gloren. Het ‘persoonlijke geven’ klinkt misschien nog wat abstract of vaag. Daarom focussen we ons nu op een concretisering van deze broederschap.
Biecht
We zijn het woord en de praktijk in onze kerken misschien wel kwijtgeraakt, maar het is een voluit Bijbelse opdracht: biechten. Jakobus schrijft: ‘Belijd elkaar de overtredingen’ (Jak. 5: 16). In de christelijke gemeenschap horen we de zonde niet voor onszelf te houden. In de christelijke gemeenschap spreken we ongezouten de waarheid. Dat wil niet zeggen: met als doel de ander eens even te vertellen hoe het zit. Nee, we vertellen de ander de waarheid van de eigen zonde in alle pijnlijke eerlijkheid. We belijden elkaar onze overtredingen. Dat is niet makkelijk, want we durven geen zondaren te zijn. Toch moet het.
Vrome opschepperij is dodelijk voor de kerk. Dat is precies wat de zonde wil: alleen bij de zondaar blijven. Zonde wil onbekend zijn en blijven. Want in de eenzaamheid met de mens heeft de zonde macht. Daar kan het duister blijven, samen met de zondaar die er maar over blijft zwijgen.
Een broeder of zuster in de gemeente kan een eind maken aan de macht van de zonde door die aan een andere broeder of zuster te belijden. De uitgesproken en beleden zonde heeft de macht verloren. Het licht van het evangelie breekt in bij de duisternis van de eenzame zondaar. De broeder of zuster hoort dus eerst de belijdenis aan. Maar: de broeder of zuster mag ook de vergeving uitspreken als ware het Christus die het tot de medebroeder sprak. In de biecht is Christus dus zélf present, op grond van de plaatsvervanging. Het woord van vergeving dat de broeder uitspreekt, is het woord van Christus zelf.
Voorbede
Een tweede voorbeeld van het ‘persoonlijke geven’, of van het voor en met elkaar van de gemeente, is de voorbede. Jakobus schrijft verder: ‘Belijd elkaar de overtredingen en bid voor elkaar’ (Jak. 5: 16). In de voorbede wordt het gebed van de enkeling het gebed van de gemeente. In de voorbede bidt de gemeente plaatsvervangend, waardoor de zonden en wonden van die ene broeder of zuster de zonden en wonden van de gemeente worden. De voorbede is dus geen zakelijke opsomming van een lijstje met gevallen die in de gemeente spelen, maar een werkelijkheid van een zich gedragen weten door Christus zelf. Daarmee is de voorbede ook nooit afhankelijk van de empathie van broeders en zusters, ook al kan dat wel zo lijken.
De aangehaalde voorbeelden – die Bonhoeffer overigens zelf aanreikt – zijn concretiseringen van wezenlijke zaken die in de kerk (zouden) moeten gelden. Geeft het niet te denken dat we onze zonden aan God ‘makkelijker’ belijden dan aan onze broeder? Het gevaar zonden aan onszelf te belijden in plaats van aan God is reëel zonder te biechten. Biecht en voorbede zijn daarom geweldige middelen waarmee de kerk het besef van de realiteit van zonde en genade scherp voor ogen kan houden.
Een geheimenisvolle bewogenheid
Tot slot rest nog de vraag in aansluiting op het thema: ontmoeten we in de kerk een bewogen God? Voor het beantwoorden van deze vraag blijf ik graag bij het thema van plaatsvervanging en broederschap. Allereerst is de vleeswording van Christus een machtig gebeuren waarin de bewogenheid van God met de mensheid wordt betoond: het Woord wordt vlees, God wordt mens. Jezus Christus gehoorzaamt in leven en in sterven en Hij staat op uit de dood. De bewogenheid die daarin wordt geopenbaard, is niet zo gemakkelijk op formule te brengen. En het is uitgerekend die geheimenisvolle bewogenheid van God met de mensheid, die we ontmoeten in de broederschap van de gemeente, in het vóór en mét elkaar van de gemeente. Dáár leren we de bewogen God kennen. In de gemeente van woord en sacrament, van licht en duisternis, van zonde en van genade. Hij is het wezen van de kerk: Jezus Christus.
Harmen van der Werf (PKN IJsselmuiden) werd bij het schrijven van zijn scriptie (‘Christus als broeder’. Een beschrijvend onderzoek naar de thematiek van ‘Christus als broeder’ in de vroege theologie van Dietrich Bonhoeffer) begeleid door prof. dr. A. Huijgen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 november 2019
De Wekker | 28 Pagina's