Om het hart van het evangelie
Het gaat in de lijdensweken om het hart van het Evangelie. Een ouderling maakte in een van de kerken zeer recent de opmerking: waarom wordt over het lijden van Christus toch alleen in de lijdensweken gepreekt en ook niet in het midden van de zomer of de herfst want het is zo belangrijk. Een opmerking om over na te denken en die alleen maar onderstreept van welk een centrale betekenis het lijden van Christus was, is en blijft. Een paar aspecten deze week om iets van dit hart te laten zien.
Verzoening
In het lijdensevangelie komt allereerst heel duidelijk de verzoening aan de orde. Al wat Christus heeft gedaan en geleden, elke stap die Hij op de lijdensweg zet staat in dienst van de verzoening.
Iedere prediker van het lijdensevangelie zal de verlegenheid gevoelen om uit te drukken wat Christus heeft geleden.
Hij moet de beker drinken die de Vader hem aanreikt uit de hemel.
Die beker is boordevol - Gods toorn zit in die beker en daarom de concretisering van die toorn in de straf Gods voor de zonde der mensheid. Die beker is uitdrukking van het recht Gods, waarvan Hij niet kan afwijken omdat Hij God is.
In Gethsemane kreeg Christus de voorproef van hetgeen Hem te wachten stond op Golgotha, toen de Vader Hem verliet en Hij helse angsten en helse pijn heeft geleden op een onbeschrijfelijke wijze. De drie-urige duisternis op Golgotha was de omlijsting en uitdrukking van de Godverlatenheid die Christus op het kruis onderging. Hoe zwaar moet dit lijden Hem zijn gevallen.
Maar dit lijden betekent verzoening.
Als Hij met grote stem uitroept: Het is volbracht, dan komt er een streep te staan onder een opdracht; dan is een eeuwenoude strijd beslist; dan wordt een bladzijde omgeslagen in de geschiedenis van God en mens; dan heeft de hel het verloren en is de kop van de slang vermorzeld; dan juicht de hemel, is God voldaan en is de grondslag gelegd waarop zondaren zalig worden en de kerk wordt gebouwd.
Alleen op dit vaste fundament, dat Hij alleen heeft gelegd.
Wij hebben daar niets aan gedaan.
Het lijdensevangelie onthult zo heel duidelijk dat er van mensen, zelfs van gelovigen, ja van apostelen niets te verwachten is; zelfs de rotsapostel verloochent Hem nadat een paar uren eerder reeds tot hem gezegd was: Kunt gij dan niet één uur met Mij waken?
Hier valt alle grootheid en voornaamheid in duigen; hier blijft van ons niets over. Maar dit is de boodschap van de verzoening. De schuld is uit het boek gedaan. God ziet geen van de zonden van hen, die in Hem geloven, meer aan. De hitte van Gods gramschap is geblust.
Onbegrijpelijk, maar waar.
In dit lijdensevangelie zien we God in het hart en we zien de Heiland in het hart. God heeft Zijn Zoon willen geven en heeft dit van Hem gevraagd voor ons.
Christus heeft dit zeer bewust vrijwillig ondergaan.
Als Hij gezwegen had toen Hij sprak en als Hij gesproken had toen Hij zweeg zou Hij het kruis hebben kunnen ontgaan. Hij deed het niet.
Hoe diep de beker Hem geschokt heeft en Hij gebeden heeft om voorbijgang van de beker Hij plaatst de beker onder Gods wil.
Hoe zeer Hij uitgedaagd werd om van het kruis te komen. Hij bleef op de plaats waar Hij hing en dit is al geschied om onze zonden.
Wie het verzoeningsaspect van het lijdensevangelie zou gaan vergeten zonder het te ontkennen; wie het zou laten wegzakken zonder het te verloochenen houdt geen evangelie meer over.
Het Evangelie is kruisevangelie, verzoenend evangelie, of het is geen Evangelie.
Vernieuwing
Er is nog een ander aspect aan het kruisevangelie, dat evenzeer onderstreept hoe zeer het om het hart van de zaak gaat.
Op de grondslag van de verzoening gaat het om de vernieuwing van zondige levens. Het is een onmogelijke zaak dat het kruis van Christus zonder enige uitwerking, zonder enig effect zou blijven in het leven van hen, die in deze gekruiste Christus geloven. We kunnen dat om allerlei redenen niet sterk genoeg onderstrepen.
Het kruisevangelie is waar afgedacht van het feit of dat te zien is in het leven van christenen of niet. Wij behoeven het niet waar te maken.
Maar het is ook waar dat aan dit kruisevangelie afbreuk wordt gedaan wanneer we wel heel scherp willen handhaven de leer van verzoening door voldoening maar er van die verzoening in het leven van hen, die dat willen, niets openbaar komt en we eigenlijk onverzoend leven.
Dat kan niet kloppen en dat strijdt met het hart van het Evangelie.
Juist wie dat hart heeft gezien kan niet dezelfde blijven in zijn hart en daarom niet in zijn leven.
Er gaan vernieuwende krachten uit van dit lijdensevangelie.
Zondaren worden andere mensen, verbroken en verslagen enerzijds, anderzijds gedrongen en gedreven door de liefde van deze Christus. Wij bewerken de verzoening niet; wij maken „het" niet.
Maar het leven van een christen komt wel te staan in het teken van de verzoening. Zijn leven zal een weerkaatsing zijn van deze verzoening en zal er blijk van moeten geven wat Christus' verzoenend werk vermag in het concrete leven van een zondig mens.
Daarom heeft het kruis van Christus te maken met het leven van elke dag; tussen man en vrouw; tussen ouders en kinderen; tussen werkgever en werknemer; in kerkelijke en politieke verhoudingen, tussen landen en volken. Een waarachtig christelijke politiek zal voor alle dingen te herkennen zijn aan de ernst die ze maakt met het kruis van Christus en de uitwerking van de verzoening in alle verhoudingen waar de politiek mee te maken heeft. Dus niet allereerst het economische belang is beslissend; niet de staatkundige gevolgen zijn doorslaggevend. Het gaat om de verzoenende kracht van dit Evangelie in de economische en politieke verhoudingen.
Er gaan vernieuwende krachten van dit evangelie uit.
Als ze niet gezien worden, des te erger en te beschamender.
Maar dat betekent nog niet dat dit Evangelie daarom niets voorstelt en dat het ingeruild kan worden voor een praatje over mensenrechten en -plichten.
Alleen dit kruis vernieuwt het leven van enkeling en gemeenschap.
Vertroosting
Een derde element dat we ook rekenen tot het hart van de zaak is de vertroosting die van dit Evangelie uitgaat.
Wij hebben allen veel vertroosting nodig.
Zonder troost kan een mens niet leven en niet sterven.
Daarom is de eerste vraag van de Catechismus reeds uit psychologisch oogpunt een meesterlijke greep geweest: wat is uw enige troost beide in leven en sterven?
Dat is in de roos geschoten.
Het antwoord laat er geen twijfel over bestaan dat er geen troost zou zijn als Christus niet had voldaan. Zijn dierbaar, kostbaar bloed is de grond voor de troost. In de Nederl. Geloofsbelijdenis vinden wij in art. 21 de prachtige belijdenis: wij vinden allerlei vertroosting in Zijn wonden.
Dat heeft betrekking op de kracht van de verzoening die ons troost in onze zondeschuld.
Maar er is meer - er is het leed, het verdriet, het lijden, waar we mee geconfronteerd worden.
Soms in eigen leven en we denken aan allerlei beproevingen, die het deel kunnen zijn van mensen - soms zichtbaar, soms onzichtbaar: in de levensgang, in gezondheidscrisis, in gezinsomstandigheden, toekomstvragen: er is wat aan de orde als we opmerken en luisteren. Wat een ellende.
Wat kunnen we het moeilijk hebben met Gods wegen, soms zo onbegrijpelijk en raadselachtig. De Godsregering is ook in ons oog een stuk dat ons moeilijk valt en veel te hoog.
En dan een ander element, dat wij nog lang niet scherp genoeg zien - verwend als we zijn - het lijden van de kerk terwille van het geloof, dat over de kerk komen zal. Misschien maken sommigen er iets van mee als ze terwille van hun overtuiging uitgelachen en bespot worden in de buurt of op hun werk, maar we zijn nog geen „kerk onder hamer en sikkel" en we ondervinden nog niet wat het is om te lijden om Christus' wil. Toch is dat geen vreemde zaak als we Petrus lezen in zijn eerste brief (1, 4:12). Maar hier komt nu de vertroosting van Christus' lijden op ons af in alle volheid.
In ons lijden is Christus' lijden ons tot grote troost.
Hij heeft geleden als niemand; anders dan wij; maar in Zijn lijden ligt kracht om ons lijden te dragen.
In Zijn lijden staat Hij niet ver van ons af, maar is Hij ons nabij.
Hij heeft het lijden niet verdrongen, niet genegeerd, niet geminimaliseerd; maar Hij heeft dat lijden in zijn werkelijke betekenis en eigenlijke diepte ervaren.
Hij begon verbaasd, beangst en bedroefd te worden in de hof.
Zo reëel was Zijn lijden.
Hij heeft het grootste waarom uitgeroepen dat ooit ter wereld is uitgeroepen; het waarom van de Zondeloze, de heilige Zoon van God. Onze waaroms zijn vragen van zondige mensen.
Voor Zijn waarom was helemaal geen reden.
Zijn waarom neemt ons waarom in zich op en daarom kunnen we getroost zijn zonder het antwoord te weten; daarom kunnen we het uithouden zonder verandering te zien. Zonder deze vertroosting zou het Evangelie geen waarde hebben evenmin als het zonder verzoening waarde heeft.
Hier is het hart van de zaak.
Wie dit Evangelie veracht en deze troost verwerpt heeft nog minder een alternatief en weet evenmin een antwoord op het waarom.
Daarom is dit Evangelie zo diep vertroostend; daarom willen we de troost van deze lijdende Christus ieder wel geven. Kom met uw smart bij Hem. Wie kan er tranen drogen en wie kan u kracht geven als deze Jezus? Immers geen? Richt dan uw treurende ogen naar deze lijdende en nu overwinnende Jezus heen.
J.H.V.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 maart 1979
De Wekker | 8 Pagina's