Leerling in de leerschool van het lijden
„Vele zijn de tegenspoeden des rechtvaardigen, maar uit die alle redt hem de Heere." (Ps. 34:20).
Alles wat op aarde leeft lijdt.
Sinds de zondeval loopt er een scheur door al het geschapene. Het ganse schepsel zucht en is aan de dienstbaarheid der verderfenis onderworpen. De redenering, dat lijden en dood gebrek aan geloof zouden zijn, is niet naar de maatstaven van de Heilige Schrift.
Het lijden, in het algemeen gesproken, behoort tot de karakteristiek van „deze tegenwoordige tijd" en vroeg of laat krijgen we in ons leven deel aan het lijdensraadsel.
Nu is het maar de grote vraag: hoe ondergaan we het lijden, waar brengt het ons?
Het is juist de Bijbel, die zulk een grote plaats inruimt voor het lijden van „deze tegenwoordige tijd". Neem alleen uw psalmboek en in schier iedere psalm komt U met het lijden in aanraking.
In Gods woord lopen alle vraagtekens van het lijden uit op dat ene uitroepteken, n.l. op het lijden van „de lijdende Knecht des Heeren".
De psalmen zijn in hun lijdensuitbeelding sterk Messiaans en in al de klachten, pijnen en angsten, horen we de Man van Smarten zijn lijden uitworstelen.
Dat lijden van Christus ontangelt het lijden van degenen, die in smart en pijn in de Heere hun toevlucht hebben.
In veel gebedsgenezingskringen weet men geen raad met het Christelijk lijden. De Heiland heeft Zijn kind de leerschool van het lijden nagelaten en onze tekst is een heerlijke proeve daarvan.
David verkeert in deze psalm in de grenssituatie van lijden en dood. Door zijn eigen volk uitgeworpen, zoekt hij eerst de toevlucht bij een heidens volk, maar door verraad wordt hij tot ontnuchtering gebracht en ervaart hij, dat alles, waarop hij steunt buiten de Heiland, rietstaven zijn die de handen doorboren.
In ons tekstvers geeft hij uit de leerschool van het lijden onderwijs aan zijn leerlingen, die ook in leed en smart zijn, en wel — onderwijs, geboren uit de practijk van de ervaring.
In de geest willen we even toeven in „de klas van de tegenspoeden des levens" en het gaat niet aan om te zeggen, dat deze tegenspoeden vrucht van gebrek aan geloof zouden zijn. Dat is m.i. pastoraal bedrog. Waar moet ik dan heen met het langdurig en vaak ongeneeslijk lijden?
Geloof ik dan niet in de genezing op het gebed?
Natuurlijk wel! Deze mogen wij in ons pastorale werk onder de lijdende mensheid steeds weer ervaren.
Het gaat echter in al de tegenspoeden om het karakter van het Christelijk lijden. De Heere staat er achter en bij. Gods weg met ons in het onbegrepen leed is de beproeving van ons geloof.
Juist door het lijden komt „de keur" er in, en in de nacht worden psalmen geboren tot Gods lof.
Het karakter van het tijdgeloof is, dat het in druk en smart terstond wordt geërgerd. Immers, het huis des geloofs staat op de zandgrond en als de stormen en watervloeden komen, zakt het in elkaar. Satan grijnslacht dan en de Heilige Geest wordt bedroefd.
Wat David bij Achis deed, toen hij merkte, verraden te zijn, was werkelijk niet alleen een zich aanstellen, om de valstrik te ontkomen. Neen, ineens bespringt de angst zijn ziel: nu is toch alles nog verloren. David is in diepte van lijden; maar — uit die diepte roept hij tot God en in de lijdensnacht is een loflied geboren.
Hoor hoe hij zingt in ons tekstvers: „vele zijn de tegenspoeden des rechtvaardigen, maar uit die alle redt hem de Heere".
Let wel, dat er staat, des rechtvaardigen.
Het gaat dus over het lijden van Gods kinderen.
God acht allerlei tegenspoed nodig, opdat we zouden zijn en meer en meer wórden, gebrokenen van hart en verslagenen van geest en ellendigen in onszelf.
Laten we ons in het lijden voor de vraag stellen, ben ik al leerling in de leerschool van het lijden?
Mèt God in de nachtschool van het lijden is beter dan in allerlei voorspoed zónder de Heere.
De troost, die ons uit deze Messiaanse psalm tegenstraalt, ligt in de wetenschap, dat de Engel des Heeren zich legert rondom degenen, die Hem vrezen.
Dan wordt het op de lijdensweg: „het Lam volgen", dan wordt het: „ons kruis opnemen en achter de Heiland aanwandelen".
In de nacht van het leed, als alles ons ontvalt, hebben we die dierbare, lijdende Heere Jezus meer dan ooit nodig als de enige troost in leven en sterven, en als we er dan achter staan kunnen we wel eens verlangen naar de goedheid Gods, gesmaakt in een weg van tegenheden.
Dit kan ook uw deel worden en als het reeds uw deel is, dan zult u van harte beamen, dat de Heere in het leed zo zalig Zijn nabijheid deed ondervinden.
Jeremia wist op de puinhoop: de Heere is mijn deel.
Zonder geloof gaan we in het lijden bijkans ten onder in zorg en benauwdheid, in angst en vertwijfeling. Dan moet in deze tijd slechts de verdoving de mens een klein beetje uittillen uit het raadsel van het lijden. Het geloof echter overwint. Het water komt wel tot aan de lippen, maar niet er over.
God redt alleen drenkelingen.
En - we hebben een machtige Heiland! Dat machtige komt zo heerlijk uit in Zijn naam Heere!
Van Hem alleen gaat uit genezende kracht, omdat Zijn lijden een uniek lijden is. Dat bloedlijden van het Godslam verzoent ons met God en neemt uit ons lijden de angel weg.
Al mediterend kom ik tot u en mezelf met de vraag: zijt ge al een leerling op Jezus' leerschool? Dan hebt ge in de lijdensnacht van de tegenwoordige tijd een blij vooruitzicht!
Dan ervaart ge reeds hier: in de grootste smarten, blijven onze harten in de Heere gerust.
Het gaat in alle tegenspoeden om het: „prijs den Heere!"
Ja, als u genezen bent, is het niet zo moeilijk dat uit te roepen. Maar als Gods weg met u door de zee loopt, als alles er op wijst, dat u van dit leven niet veel meer te wachten hebt, o, lijder, weet dan, dat de verdrukking maar tien dagen duurt. Straks zult ge ten volle deelgenoot worden van de heerlijkheid en daar... zal geen inwoner meer zeggen: ik ben ziek ...
Vreselijk de mens, die na al zijn leed hier, aan de andere kant ontwaken zal in het eeuwige lijden van de toorn Gods. Bedenk het: alleen de rechtvaardigen zullen delen in een blijde thuiskomst, maar zij, die nog niet goed staan in hun verhouding tot God en hun naaste, zullen eeuwig moeten zijn in de poel van vuur en sulfer...
Het pad van de rechtvaardigen, hoe doornig ook, is een schijnend licht, tot de volle dag. Daarom: reis uw lijdensweg met blijdschap.
„Via crucis — via lucis", langs de lijdensweg naar de Lichtstad!
Hier moet veel strijd gestreden zijn, veel leed geleden en veel gebed gebeden zijn, zal het eenmaal vrede zijn.
En daar ...
zullen dan de blijde zangers staan,
de speelliên op de harp en cimbel slaan
en binnen U al mijn fonteinen wezen.
Ermelo-Putten. C. V. d. Weele.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 november 1962
De Wekker | 8 Pagina's