De oude paden
„Zo zegt de HEERE: staat op de wegen en ziet toe, en vraagt naar de oude paden, waar toch de goede weg zij, en wandelt daarin, zo zult gij rust vinden voor uwe ziel". Jer. 6 : 16
Het volk van Juda in de dagen van Jeremia bewandelde eigen gekozen wegen. Dat waren zondige wegen, die van God afvoerden en in het eind de dood met zich meebrachten. De profeten en de priesters, de leidslieden van het volk, gingen daarin voor en riepen het volk: vrede, vrede toe. Dat wil zeggen: zij maakten het volk wijs dat het goed ging, dat men geen kwaad te vrezen had. En zo werd het volk in plaats van op de rechte weg, naar de ondergang geleid.
Doch God die rijk is in barmhartigheden laat het dit volk nog toeroepen: Staat op de wegen en ziet toe, en vraagt naar de oude paden, waar toch de goede weg zij, en wandelt daarin, zo zult gij rust vinden voor uwe zielen. Het volk werd als 't ware een halt toegeroepen: Staat stil op de wegen die gij nu bewandelt, die heilloos zijn en vraagt naar de oude paden, dat zijn de geboden en inzettingen, die God van oude tijden af, door de hand van Mozes gegeven heeft. Daarnaar te vragen, dat is naar de goede weg vragen, dat is naar de enige juiste, Gode welbehagelijke weg vragen. Doch er naar vragen alleen was niet genoeg. Men moest daar ook op wandelen. Dan zou men rust vinden voor de ziel. Bij alles wat men had, miste men dat: n.l. de rust der ziel. Gods geboden daar vroeg men niet naar. Gods inzettingen daar wandelde men niet in. Zonde kende men niet. Verlossing op grond van het offer, begeerde men niet. Dankbaarheid, door met een overgegeven hart Gods bevelen te doen, was er niet. Men sprak het zelfs openlijk uit: Wij zullen daarin niet wandelen. Zie het laatste deel van vers 16.
Wij leven thans eeuwen later. Er is veel veranderd in de wereld. Doch het hart des mensen is alle eeuwen door gelijk gebleven. Daarom is het beeld van de kerk van het nieuwe testament zo dikwijls gelijk aan het beeld dat het oude bondsvolk vertoonde. Uiterlijke godsdienst is er genoeg. De ware Godsvrees is echter bij de meesten ver te zoeken. Men bewandelt eigen gekozen wegen. Nieuwe wegen, moderne wegen, wegen die niet zijn overeenkomstig Gods woord. Men dient de goden van deze tijd. De materie jaagt men na. Geld verdienen daar is zo ongeveer een ieder mee bezeten. Sport en spel zijn zo zachtjes aan de dingen geworden die het leven moeten vullen. De wereldse „make up" verovert steeds meer een plaats in de kerk. De buitenkant, zegt men, komt er niet op aan, de Heere ziet het hart aan. Inderdaad! De Heere ziet het hart aan en wat naar buiten openbaar komt, leeft in het hart. En nu is er in het hart des mensen maar voor één ding plaats. Men kan geen twee heren dienen. Men kan niet God dienen en de wereld. Wie een vriend der wereld is, die wordt een vijand Gods genaamd. Dat is toch duidelijk?
De profeten en priesters, de leidslieden van heden, gaan ook thans daarin voor. Men ziet schier nergens kwaad meer in. Doch de ware rust der ziel vindt men niet. Wel een valse rust. Doch over dezulken, die valselijk gerust zijn, spreekt de Schrift het „wee" uit.
Daarom is het oude woord Gods, door Jeremia gesproken, vandaag hoogst aktueel: Staat op de wegen en ziet toe, en vraagt naar de oude paden, waar toch de goede weg zij, en wandelt daarin, en gij zult rust vinden voor uwe ziel. Wie dat door genade mag beoefenen komt tot stilstand, ziet en bedenkt dat de weg die hij tot nu toe bewandelde, een heilloos pad is. Hij gaat vragen naar de oude paden, dat is naar Gods geboden en inzettingen. Daardoor ontdekt hij zijn schuld. Deze wordt als een zware last hem te zwaar. Hij gaat vrede zoeken voor zijn verontrust gemoed, door het geloof in de Heere Jezus Christus, die voor de schuld der Zijnen Zijn leven heeft gegeven. De ware vrede is dan ook alleen bij Hem te vinden. Dezulken roept Jezus toe: Neemt Mijn juk op u, en leert van Mij, dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uwe zielen. Het wandelen op de oude paden, het juk dragen, dat Christus oplegt, dat alleen geeft ware vrede. Een vrede die alle verstand te boven gaat. En dat doet de liefhebbers des Heeren zeggen: Uwe geboden zijn niet zwaar.
Zijt gij daartoe reeds gekomen, of zegt gij ook halsstarrig: Wij zullen daarin niet wandelen? Dan zal uw einde geen vrede zijn, tenzij gij nog leert luisteren naar des Heeren woord.
M. (Middelharnis) v. d. E.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 augustus 1962
De Wekker | 8 Pagina's