Amerika-Canada
Het wordt wel duidelijk, wanneer wij de Amerikaanse bladen lezen, dat het gereformeerd kerkelijk leven in Canada wordt geleid door de Christelijke Gereformeerde Kerk in Amerika. Het is deze Kerk, die haar dollars daarheen zendt. Het is deze Kerk, die haar predikanten gaarne ziet heengaan naar dit arbeidsveld. En het is deze zelfde kerk, die haar invloedssfeer laat gelden in het handhaven der leeruitspraken van 1908.
Hier in Holland kunt ge horen, dat men zich daarover niet erg druk maakt, maar dat de emigranten wel zullen bepalen en beslissen, waarlangs de lijnen moeten getrokken.
De tijd zal leren, hoe naief zulk een voorstelling is.
Het is zelfs een belediging voor de Christelijke Gereformeerde Kerk in Amerika, wanneer haar leeruitspraken zouden worden gebagatelliseerd.
Nu is het opmerkelijk, dat in de laatste tijd de Amerikaanse Wachter telkens ingezonden stukken heeft, die ons zeggen, dat de emigranten inderdaad hun stem laten gelden. Het is bijna elke week, dat er een stem gehoord wordt in deze Wachter van iemand, die het niet eens is met de uitspraken van de Christelijke Gereformeerde Kerk aldaar.
Maar het antwoord, dat deze inzenders ontvangen, Iaat aan duidelijkheid niets te wensen over.
Ik ben de Redacteur van de „Vragenbus" dankbaar, dat hij in zijn antwoord geen blad voor zijn mond neemt, noch ook tracht om de moeilijkheid te ontzeilen. In „De Wachter", Weekblad van de Christian Reformed Church van 13 October, schrijft iemand aan de Vragenbus redacteur, dat hij onderscheid maakt tussen „uitwendige heiliging en verbondsheiliging".
Deze verbondsheiliging, zegt inzender, is in verbonds relatie staan met God, geheiligd, afgezonderd, dragers van de beloften Gods. Hij wil dat niet uitgedrukt zien als uitwendige heiliging, maar evenmin als inwendige zaligmakende heiliging, dus wedergeboren.
Wat antwoordt nu de Vragenbus redacteur:
„De broeder wil de „verbondsheiliging" niet genoemd hebben „uitwendige" heiliging. Maar uit zijn verklaring volgt toch wel, dat de term „verbondsheiliging" voor hem niet betekent, dat de Kerk van Christus haar leden beschouwen en daarom aanspreken mag als „inwendig" door de vernieuwing des Geestes geheiligd én ingelijfd in het lichaam van Christus. Het Doopsformulier beide in de vragen aan de ouders en in het dankgebed zowel als in het verklarend gedeelte legt op de gelovige gemeente de belijdenis op de lippen, dat wij van nature der verdoemenis in Adam, maar in Christus de genade deelachtig zijn. Onze kinderen, zo wordt daar beleden, de delen in beide: „ zonder hun weten".
Ik zou hier alleen willen zeggen dat er nergens in het doopsformulier staat dat onze kinderen de genade in Christus „deelachtig" zijn. Daar staat wel, dat onze kinderen in Christus tot genade aangenomen worden. Mij dunkt dat is iets anders, te meer, als wij letten, dat er wel gezegd wordt, dat ze in Adam der verdoemenis „deelachtig" zijn.
Maar de leer der Christelijke Gereformeerde Kerk in Amerika moet aangepast aan ons doopsformulier, en daarom dit woord „deelachtig" zowel; in Adam de verdoemenis als in Christus de wedergeboorte deelachtig.
Ik geef nog een aanhaling van deze zelfde vragenbus redacteur uit De Wachter van 8 September, blz. 538:
Op grond van Gods belofte: „Ik ben Uw God en de God van uw zaad" beschouwen en behandelen we onze kinderen als Gods kinderen. Dat is volgens de conclusies, dat is volgens de belijdenis, dat is volgens Gods Woord. Indien dit niet zo ware, we hadden geen verweer tegen de Baptisten. Want we mogen geen mensen dopen die we niet volgens de regel van Gods Woord voor gelovigen mogen houden. De conclusies strijden niet met de belijdenis, maar zijn daarop gebaseerd.
Men kan uit alles lezen, dat dezelfde maatstaf in Amerika wordt aangelegd, die ook hier in Holland voor de Gereformeerde Kerken geldt.
Dit mogen onze emigranten nooit vergeten, al besef ik ten volle, dat ter plaatse, waar geen Kerk mijlen in de omtrek te ontdekken valt, waarmede wij als Kerken correspondentie hebben, wij ons hebben te scharen in de kerkelijke kring, die nog het allerdichts bij ons staat.
Of dit altijd de Christelijke Gereformeerde Kerk in Amerika is moet de emigrant ten slotte zelf uitmaken.
Wie inwoning vraagt, spreekt daarmede uit, dat hij nog niet ten volle het eens is met de belijdenis der Kerk, waarin hij toeft.
Deze positie wordt aan de practijk, maar niet aan de confessie ontleend. En bij het emigratievraagstuk spreekt ook de practijk een groot woord. Ik zal dit geenszins voorbij zien.
Maar ik zal evenmin voorbijzien, dat een belijdenis in geding blijft, als wij niet het practische, maar het confessionele standpunt aanvaarden. Dat hieruit een roeping voor onze emigranten voortvloeit spreekt van zelf.
A. (Apeldoorn) S.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 december 1953
De Wekker | 4 Pagina's