Cornelis van Hille en De Ziekentroost (1)
Misschien hebt u dat vroeger ook wel gedaan. Je was nog kind en zat 's zondags stil in de kerk. Een psalmboekje was vrijwel het enige waarover je de beschikking had. Ongemerkt bladerde je van voor naar achter. En weer terug. Op een bepaald moment ontdekte je ook enkele bladzijden, waarvan je niet besefte dat die in een officieel „kerkboek" er eigenlijk niet bijhoorden. „De Ziekentroost", zo stond er boven. Ook vond je enkele bladzijden verder twee kortere stukjes: spreuken om in doodsnood te bidden.
Jaren later (1986) wordt bij uitgeverij Kool deze ziekentroost, voorzien van een historische inleiding, als boekje op de markt gebracht. Op zijn minst aanleiding om eens wat nader je te verdiepen in de schrijver, de inhoud en de achtergrond van het geschrift en je af te vragen: wat doen we vandaag de dag nog met dit geschrift.
Cornelis van Hille
De schrijver van de Ziekentroost is een predikant uit de 16e eeuw: ds. Comelis van Hille. Hij is geboren op 20 februari 1540 in het stadje Yperen in Vlaanderen. In 1576 deed hij, als eerste predikant, intrede in de gemeente van Haamstede en Burgh. In 1577 vertrok hij naar Oudenaarden, terwijl hij van 1589 tot 1598 predikant te Rotterdam was.
Uit de periode van zijn leven die aan zijn ambtelijke loopbaan vooraf ging, is niet veel bekend. We weten dat hij in Gent de latijnse school heeft bezocht. Gulielmus Baudartius, een van de Statenvertalers van het Oude Testament, was daar één van zijn medeleerlingen.
Enige jaren heeft hij daarna doorgebracht in Engeland. Het moet in die periode zijn geweest (1571) dat hij gekomen is tot het schrijven van „De Ziekentroost". In het Engelse Norwich wordt deze dan ook uitgegeven.
Vijftien jaar later, op de synode van 's-Gravenhage van 1586 - zo wordt in bovengenoemde historische inleiding vermeld - wordt besloten om De Ziekentroost op te nemen in het kerkboek. Zonder dat het geschrift ooit een officiële status heeft gekregen, is het daarin de loop der jaren en eeuwen blijven staan.
Ziekentroosters
Blijkbaar heeft er aan een geschrift als het onderhavige behoefte bestaan. Die behoefte was onder meer aanwezig in verband met de lange reizen op zee, die in die tijd werden gemaakt. De Republiek was
een van de belangrijkste handelslanden ter wereld. De schepen van de diverse compagnieën werden op vele zeeën waargenomen.
Nu was het niet mogelijk om er voor te zorgen dat bij elke reis een predikant meevoer. In dat gebrek werd voorzien door het aanstellen van „ziekentroosters". Nadat zij door een kerkeraad waren geëxamineerd, kregen zij de taak om mee te reizen op de compagnieschepen. Zij hadden de opdracht om bij de maaltijden de gebeden uit te spreken, om 's zondags een preek voor te lezen, bijvoorbeeld een gedeelte van BuUingers „Huysboec", en, natuurlijk, om de zieken en stervenden bij te staan. Zij hadden geen ambtelijke bevoegdheden en mochten bijvoorbeeld geen doop en avondmaal bedienen.
Overigens deden ziekentroosters ook dienst in de plaatselijke gemeenten in ons vaderland. Zij bezochten, veelal in de huizen, de zieken, terwijl zij ook de allerarmsten en zwervers die bij ziekte in een tehuis werden opgenomen, een bezoek brachten.
Welnu, het is terwille van deze ziekentroosters dat Cornelis van Hille de Ziekentrooster schreef.
Een beknopte samenvatting
De Ziekentroost opent met de vraag naar de oorzaak van de intrede van de dood in de schepping. De dood is gevolg van de ongehoorzaamheid van de mens. Deze draad van ongehoorzaamheid wordt elk mens in de hoedanigheid van erfzonde toegerekend. Zo is de dood doorgegaan tot alle mensen. Geen mens ontkomt hieraan. In navolging van Jezus Sirach vergelijkt de schrijver het menselijk geslacht met de bladeren van een boom. „Gelijk een groenend blad op een dichte boom: enige werpt hij af en andere doet hij uitspruiten; alzo is het met het geslacht des vleses en des bloeds; het een sterft en het ander wordt geboren".
Zo is ook de, tijd van ieders geboorte en van ieders stervensuur bepaald. Die tijd is kort. „Gelijk een druppel water is, vergeleken met het water van de zee, even weinig zijn onze jaren, vergeleken met de eeuwigheid".
De zonde dient een aandrang voor ons te zijn om te verlangen naar het stervensuur. Christus is immers verschenen om de dood te overwinnen. Hij heeft de prikkel des doods weggenomen. En heeft ons mede levend gemaakt, daar wij dood waren door de misdaden en de zonden". Hij heeft de verzoening teweeg gebracht door Zijn gehoorzaamheid tot de dood, „opdat Hij door de genade Gods voor allen de dood smaken zou". „Ook is Hij de waarachtige Samaritaan, Die olie en wijn in onze wonden gegoten heeft; dat is, dat Hij Zijn dierbaar bloed voor onze zonden vergoten, en ons met zulk een dure prijs gekocht heeft".
Daar Hij alzo het enige middel tot de zaligheid is, , , zo laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen en genade vinden, om geholpen te worden ter bekwamer tijd". „En naardien wij elk moment hulp van node hebben, zo moeten wij tot Hem gaan".
Hij is de Fontein, Die het water des eeuwigen levens geeft. Zo nodigt Hij: „O alle gij dorstigen, komt tot de wateren en gij, die geen geld hebt, komt, koopt en eet, j a komt, koopt zonder geld en zonder prijs, wijn en melk". Christus is ook de Middelaar om met God te verzoenen. Hij is gekomen „voor alle volken en natiën der gehele wereld, die zich waarachtig tot God bekeren".
Zo is de zaligheid dan niet een vrucht van menselijke inspanning maar is de rechtvaardigmaking uit het geloof en zonder de werken der wet.
Vrucht van de rechtvaardiging is de voortdurende voorbede van Christus voor de gelovigen. Zo vinden we vrede met God, en vanuit die wetenschap dient er een verlangen te zijn naar de dood. De dood is immers noodzakelijk: alleen in die weg is er een ingaan in de eeuwige rust mogelijk.
Wel moeten we bedenken dat aan dit sterven lijden verbonden is. Maar, „Zo wij dan met Christus lijden, zo zullen wij ook met Hem verheerlijkt worden". Voorts is het lijden aan te merken als een kastijding des Heeren, Die Hij schenkt als liefdetekenen aan Zijn kinderen.
Dat lijden zal strijd met zich meebrengen. Vooral op satans listen dient de ziel bedacht te zijn. Bidden en waken is daartoe onmisbaar. „Daarom wacht uzelven, dat uw harten niet te eniger tijd bezwaard worden met brasserij en dronkenschap, en zorgvuldigheden dezes levens, en dat u die dag niet onvoorziens overkome".
„Waakt dan te allen tijde, biddende dat hij moogt waardig geacht worden te ontvlieden al deze dingen, die geschieden zullen, en te staan voor de Zoon des mensen". (Slot volgt.)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 oktober 1987
De Wachter Sions | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 oktober 1987
De Wachter Sions | 8 Pagina's