REGIONAAL ADVISEUR
Predikant buiten de gemeente [1, dr. J. van Beelen]
Als regionaal adviseur fungeert dr. J. van Beelen uit Veenendaal als een kerkordelijke vraagbaak. Allereerst is hij adviseur van de (breed moderamina van de) classicale vergaderingen in Gelderland, sinds 1 oktober ook in Overijssel. Wat behelst zijn taak?
‘Ik ben bij de vergaderingen van het breed moderamen, zeg maar het bestuur van de classis, met als inbreng de kerkordelijke kennis en ervaring van elders. Ik help een breed moderamen bij allerlei goedkeuringen en besluiten over gemeenten en ambtsdragers. Ook denk ik mee over de vraag, hoe een classicale vergadering nut en betekenis heeft voor de gemeenten.
De breed moderamina in een regio werken samen in een classicaal- regionaal overlegorgaan (CRO). Zij wisselen ervaringen uit, zoeken een gezamenlijke aanpak en hebben contact met de regionale colleges. Bij twee daarvan, die voor de visitatie (RCV) en die voor behandeling van beheerszaken (RCBB), ben ik als adviseur betrokken. Daarnaast hebben we als RACV's geregeld overleg, deels samen met de juristen in Utrecht en de adviseurs kerkbeheer.
Kerkenraden en individuele kerkleden kunnen rechtstreeks of via de gemeenteadviseur bij mij terecht voor kerkordelijke vragen in de breedste zin van het woord.’
HULP EN BESCHERMING
Wat is de waarde van uw werk?
‘De waarde van de bovenplaatselijke organen en mijn adviseurswerk daarin is gelegen in de bescherming van en hulp voor gemeenten en personen. Men kan kerk terugvallen. Als RACV draag ik bij aan de (kerkordelijke) kwaliteit en eenheid van aanpak en lever ik voor besluiten teksten en bijdragen aan teksten.
De Waarheidsvriend start vandaag een serie over predikanten in algemene dienst en met een bijzondere opdracht. Volgende week deel 2: Ds. A.F. de Fijter uit Goudriaan- Ottoland, tot voor kort als studentenpastor werkzaam in Maastricht.
Een kerkenraad en breed moderamen kunnen plotseling geconfronteerd worden met een conflict, bijvoorbeeld met de predikant. Ik geef aan welke mogelijkheden van aanpak er zijn en ook wat men vooral niet moet doen. Vanwege mijn geheimhoudingsplicht kan ik hierover geen concrete voorbeelden geven.
Soms zijn er tegenstrijdige belangen in een gemeente, waardoor men met elkaar vastloopt en hulp vraagt. Momenteel zijn we met iets ingewikkelds bezig, waarin meerdere wijkgemeenten en personen evenzoveel belangen hebben.’
LOKAAL
‘Enige jaren geleden was er een wat minder ingewikkelde situatie in Hattem. Een van de wijkgemeenten van de hervormde gemeente wilde samengaan met de gereformeerde kerk, maar wilde geen breuk met de andere wijkgemeenten, die zelf hervormd wilden blijven. Mijn oplossing was: maak een federatie. De gereformeerde kerk en de ene wijkgemeente hebben nu samen één gezamenlijke kerkenraad. En op centraal niveau werk je voldoende samen om die wijkgemeente goed te kunnen laten functioneren. Uiteindelijk is er op centraal niveau meer dan die minimale samenwerking gekomen.
Een ander voorbeeld is de vorming van de hervormde gemeenten van bijzondere aard te Tricht en te Zutphen. Bij beide heb ik geholpen bij procedures, structuur en contacten met de bestaande gemeenten.’
KNELPUNTEN
Loopt u in uw werk tegen grenzen of knelpunten aan? ‘De verhoudingen binnen de breed moderamina en met de regionale colleges zijn goed en ik merk dat ik een bijdrage kan leveren, die op prijs wordt gesteld. Er zijn terechte grenzen. Ik ben adviseur en een advies kan men opvolgen of naast zich neerleggen.
Als knelpunt zou ik kunnen noemen dat een kerkenraad een goedbedoeld en mijns inziens nuttig advies niet opvolgt of zonder advies te vragen keuzes maakt, waardoor men later in de problemen komt. Maar dat is wel de eigen verantwoordelijkheid van deze kerkenraad.’
AMBTELIJK WERK
Dr. J. van Beelen (1957) wordt in 1992 predikant in Randwijk. In 1996 promoveert hij op een studie over de relatie tussen ambt en avondmaalsmijding, Doet dit tot Mijn gedachtenis. Al snel daarna maakt hij deel uit van de Provinciale Kerkvergadering (PKV) van Gelderland. Vijf jaar lang is hij ook scriba van de classicale vergadering Nijmegen. Het bovenplaatselijke werk trekt hem. Als in 1998 een scriba PKV wordt gevraagd, solliciteert hij echter niet. In 1999, wanneer de functie opnieuw vacant raakt, komt de advertentie voor een nieuwe scriba bij hem binnen ‘als een roeping. Die werd bevestigd toen de PKV mij koos’. Op 1 juni 2000 wordt hij in Randwijk bevestigd als ‘predikant voor buitengewone werkzaamheden’, zoals dat toen heette. Na de fusie op 1 mei 2004 zet hij vrijwel hetzelfde werk voort als regionaal adviseur classicale vergaderingen (RACV).
DICHTER BIJ ELKAAR
Op welke bijzondere ervaringen kijkt u terug?
‘De vorming van de gemeenten te Zutphen en Tricht na een jarenlang traject waren hoogtepunten. Beide keren kon de dienst van instituering plaatsvinden in een gebouw van de al bestaande gemeente.
Ik denk ook aan een gesprek begin 2004 in een kerkenraad, waar de voorzitter van de classicale vergadering en ik bij gevraagd waren. De predikant kon en wilde niet mee met de kerkvereniging. In dat gesprek gaf een ouderling aan waarom de anderen wel meegingen. Ze hadden gebeden dat de Protestantse Kerk niet door zou gaan. Als het antwoord op de gebeden was dat de vereniging wel doorging, dan was toch duidelijk wat men moest doen, Aldus deze ambtsdrager.
Meer recent zijn de classicale vergaderingen over de beleving van het heilig avondmaal. Het breed moderamen van Hattem had mij om een korte inleiding en gespreksvragen verzocht. In kleine groepen werd gesproken en dat ging dikwijls van hart tot hart. In een van de classicale vergaderingen, Nijkerk, was de conclusie dat men hierin toch veel dichter bij elkaar staat dan men vooraf dacht.’
MEER OVERLEG
Welke ontwikkelingen neemt u in uw werkveld waar?
‘De meeste gemeenten krimpen en financiële tekorten komen steeds meer voor. Er komen meer conflicten, ze worden harder, meer juridisch en langduriger. Vanuit dit negatieve is er ook iets positiefs te melden. In Gelderland constateerden we dat een breed moderamen, visitatie, het RCBB en de werkers van de dienstenorganisatie te veel langs elkaar heen werkten als gevolg van de structuurkeuzen die in 2004 zijn gemaakt.
Op initiatief van mijn toenmalige collega gemeenteadviseur kerkbeheer Ab Wolswinkel is er enige jaren geleden een vorm van overleg en uitwisseling gekomen. In hoofdlijnen komt dit erop neer dat na afloop van een visitatieronde in een classis, breed moderamen, visitatoren, RCBB en adviseurs bijeenkomen om te zien welke tendensen en knelpunten visitatoren hebben waargenomen, hoe de financiële ontwikkelingen zijn en wat het breed moderamen zelf en de adviseurs daaraan willen toevoegen. Het doel hiervan is om tot een gezamenlijk beleid te komen om gemeenten te helpen en problemen in een vroeg stadium aan te pakken. Wanneer een probleem tot conflicten leidt, weet men elkaar ook te vinden. Als RACV heb ik contact met alle betrokkenen en ben ik bij de coördinatie behulpzaam.’
WINST
‘Deze aanpak leidt op drie vlakken tot winst. Ten eerste groeit door bespreking in de classicale vergadering zelf bij gemeenten het bewustzijn van de kerkbrede ontwikkelingen. Verder is een breed moderamen nu actief in het bemiddelen om predikanten te detacheren, wanneer een gemeente ‘overcapaciteit’ heeft en een andere gemeente een aantal uren werk ingevuld wil zien. Het derde voordeel is dat op initiatief van het breed moderamen kerkrentmeesters bijeenkomen om samen na te denken over ontwikkelingen en problemen en gebruikt men elkaars expertise.
Het is allemaal nog in opbouw, maar eerder dan vroeger is er overleg. En de breed moderamina zijn zich bewuster geworden van hun taken en waarde. En dat is wat ik graag blijf stimuleren, al zal zoals het er nu naar uitziet veel gaan veranderen vanwege ‘Kerk 2025’.’
ANDERS
Hoe hebt u de overgang vanuit de gemeente naar uw huidige werkomgeving ervaren?
‘De jaren als predikant in Randwijk waren goed. Ik was er geroepen, maar in 2000 kwam de andere roeping. Met de gaven en specialisatie in het kerkrecht ervaar ik op mijn plek te zijn. Het is goed om voor te gaan en momenteel in een vacante wijkgemeente in Veenendaal een bijbelkring te leiden, maar ik wil niet opsommen wat ik nu mis of wat ik nu juist wel heb. Het is anders, het is goed.’
Hoe kan de gemeente bij dit werk betrokken zijn?
‘Als adviseur mag ik op de achtergrond blijven. Belangrijker vind ik dat gemeenten beseffen dat kerk-zijn breder is dan de eigen (wijk)gemeente. Zoals een gemeente enige structuur nodig heeft, zo is dat ook met het bovenplaatselijke van de kerk. En een structuur vraagt ook mensen die zich voor kerk en gemeenten inzetten. Die bijdrage hoop ik te blijven leveren.’
REDACTIE
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 2016
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 2016
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's