Herman Witsius
Academia van Vrieslant [5, slot]
De burgemeesterszoon Herman Witsius (1636-1708) uit Enkhuizen is een hoogbegaafd en tot op vandaag hooggeschat theoloog, een vertegenwoordiger van de Nadere Reformatie. In Franeker begint hij zijn hoogleraarschap.
Van 1651 tot 1657 studeert Witsius aan de universiteiten van Utrecht, Groningen en Franeker. Tot zijn leermeesters te Utrecht behoren Voetius, Hoornbeek en Essenius. Geestelijk wordt hij mede gevormd door de Utrechtse predikant Justus van den Bogaerdt. Witsius wordt vervolgens predikant in Westwoud, Wormer, Goes en Leeuwarden. Laatstgenoemde gemeente dient hij van 1668 tot 1675, waarna hij te Franeker promoveert tot doctor in de theologie. In datzelfde jaar wordt hij predikant te Franeker, naast zijn hoogleraarschap aan de academie aldaar. Na vijf jaar vertrekt hij uit Franeker om hoogleraar te Utrecht te worden. Vandaar gaat hij achttien jaar later naar de Leidse Universiteit, waar hij tot 1707 blijft.
Hoewel Witsius dus als hoogleraar de langste tijd in Utrecht heeft doorgebracht, is zijn betekenis voor Franeker en voor de Friese kerk groot. Franeker staat bekend als het ‘Calvinistische Sion’ en draagt mede door het onderwijs van Amesius duidelijk het stempel van de Nadere Reformatie.
Toch dreigt er langzamerhand een geestelijke koerswijziging, vooral na Witsius’ vertrek in 1680 naar Utrecht. In 1677 wordt namelijk – ondanks het protest van de hoogleraren Arnoldi, à Marck en Witsius – de omstreden theoloog en hebraïcus Johannes van der Waeyen tot hoogleraar benoemd. Deze vroegere vriend van Witsius maakte een principiële ommezwaai van het voetianisme naar het cartesiaanscoccejanisme, wat de zittende hoogleraren – onder wie Witsius – als een aanslag op het goed orthodoxe karakter van de theologische faculteit beschouwen.
Zelf is Witsius noch een voetiaan noch een coccejaan te noemen, hoewel hij wel enigszins tot het laatste neigt. Toch wordt hij nooit een partijman. Hij neemt een enigszins verzoenende tussenpositie in.
Wel bestrijdt hij het rationalistische cartesianisme van Van der Waeyen en ook van prof. H.A. Röell, die in 1681, één jaar na het vertrek van Witsius, te Franeker benoemd wordt en verdacht wordt van sociniaanse sympathieën. Dat zal voor Witsius een bittere pil zijn geweest. Ook verzet hij zich tegen publicaties van de cartesiaanse predikant Balthasar Bekker, rector van de Latijnse school te Franeker en later, van 1666 tot 1674, ook predikant te Franeker, bekend van zijn werk De betoverde wereld. Bekker wordt in 1692 als predikant van Amsterdam afgezet.
Boeken
In Franeker schrijft Witsius in 1677 in het Latijn zijn beroemde hoofdwerk over de verbonden, in het Nederlands verschenen als Vier Boecken van de Verscheyde Bedeelinge der Verbonden, dat verschillende keren wordt herdrukt en ook in het Engels vertaald. In Engeland en Schotland kennen zijn geschriften grote waardering, vooral in de kringen van de zogenaamde marrow men, aanhangers van theologen als Boston en de Erskines.
Veel drukken verschijnen er ook van zijn Practycke des Christendoms (1665). Bekend is ook zijn Geestelijke Printen van een onwedergeborene op zijn beste en een wedergeborene op zijn slechtste (1665, nog in 1987 opnieuw uitgegeven) en het Verhaal van het droevig einde van een godverzaker (1693).
In zijn begintijd te Leeuwarden, namelijk in 1669, schrijft Witsius zijn beroemde werk Twist des Heeren met Zijn wijngaard, een scherp polemisch boek dat hem duidelijk kenmerkt als man van de Nadere Reformatie. Scherp waarschuwt hij in dit werk tegen allerlei schadelijke opvattingen. Toch sluit hij niet zijn ogen voor het vele goede waarmee de Heere ons land in het bijzonder zegent, in onderscheid tot andere volken. Immers, ‘rondom schettert het heilig kerkgewelf van consciëntie- onderrichtende, zielroerende, hartbrekende, traantappende predikatiën. Nimmer moeten we zo ondankbaar worden tegen God, dat we Zijn uitstekende genadegaven in Zijn getrouwe knechten dezer dagen niet naar behoren zouden erkennen. Ja, heeft ooit het firmament der kerk met uitstekende sterren geschitterd, dat doet het nu ook.’ Zou Witsius dat vandaag ook zeggen van onze Protestantse Kerk?
Invloed
Voor de praktijk der godzaligheid legt Witsius de volle nadruk op de persoonlijke gemeenschap met Christus en een innig doorleefde vroomheid. Zijn irenische instelling blijkt uit zijn lijfspreuk: ‘Eenheid in het noodzakelijke, vrijheid in het niet-noodzakelijke, in alles voorzichtigheid en liefde.’
Bij bekende theologen als Smytegelt, Lampe en Vitringa is invloed van Witsius bespeurbaar. Op 22 oktober 1708, een jaar na zijn emeritaat, overlijdt deze voortreffelijke hoogleraar, warm aanhanger van het Oranjehuis, te Leiden. Prof. Johannes à Marck houdt de lijkrede. Witsius laat een vrouw en drie dochters na.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 december 2011
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 december 2011
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's