Hoe kerken veranderen
I n de reeks ‘Kerk en media’ in Kerkinformatie (december) heeft Dirk Visser dit keer een gesprek met de hoofdredacteur van het Nederlands Dagblad, Peter Bergwerff. Hij onderstreept de ontzuiling in de kring waaruit het ND is voortgekomen, de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt. Zijn dagblad is daardoor geen vrijgemaakte krant meer.
In het gesprek komt ook de evangelicalisering binnen enkele kleine reformatorische kerken aan de orde. Lezers van het ND weten hoe deze ontwikkelingen in de krant mild kritisch gevolgd worden.
Bergwerff vindt ‘het positieve van de evangelicalisering in de traditioneel reformatorische wereld dat er een sterk accent op de persoonlijke geloofsbeleving is gekomen’. Dat geldt zeker voor zijn kerken, waar een woord als ‘bevinding’ altijd direct met het etiket ‘mystiek’ werd afgeserveerd.
Minder positief vind ik de eenzijdige nadruk op emoties en gevoel als ultieme criteria. Wel speelt de evangelische beweging op een knappe manier in op de heersende cultuurtrends. Die proberen ze te verdisconteren in de wijze waarop ze kerk zijn. Maar, zeg ik daarbij, de cultuur en de cultuurtrends dreigen de eigenheid van de kerk te overvleugelen.
Naar mijn mening moet de kerk zijn eigenheid bewaren, ook in de vormgeving. ‘Corrie en de Rekels’ hebben binnen de evangelische beweging vaak de overhand. Dat vind ik in strijd met dat wat de kerk van alle eeuwen in liturgisch opzicht heeft aangehangen.
Er is een zekere constante in de vormgeving van de eredienst en het kerkelijk leven. Dat geldt van de Rooms-Katholieke Kerk aan de ene kant tot bijvoorbeeld de Doopsgezinde Broederschap aan de andere kant. Dat wordt in de evangelische wereld tamelijk fundamenteel doorbroken. De religieuze feesten en party’s zijn niet de stijl die ik afleid uit wat de Bijbel en de traditie ons op dat punt aanbieden.
Het evangelische christendom heeft iets maakbaars, iets dwingends. ‘Jij moet dit en jij moet dat.’ Het is te vergelijken met de vroegere vrijgemaakte traditie:
uiterlijke kenmerken. Daar heb ik gaandeweg steeds meer moeite mee. Er wordt te weinig rekening mee gehouden dat de kerk altijd een gebroken gestalte heeft en dat de mensen altijd last van die gebrokenheid hebben. Dat maakbaarheidsaspect vind ik een vorm van doperdom in negatieve zin. In de Reformatietijd geloofden de wederdopers dat zij in Münster het Koninkrijk Gods konden vestigen. De gereformeerden hebben dat deels geërfd in een kuyperiaans activisme. In de evangelische wereld wordt een soort geestelijk rijk gecreëerd. Dat moet op een deceptie uitlopen. Daar ben ik van overtuigd. Een protestbeweging heeft altijd gelijk: alleen, op slechts één onderdeel. Als je daar alles op focust, vlieg je bij de volgende eenzijdigheid zelf uit de bocht.
Kerken veranderen onder invloed van de tijd en de cultuur waarbinnen ze zich bevinden. Op zich is dat geen nieuw verschijnsel. Wie de geschiedenis van de christelijke gemeente de eeuwen door volgt, kan dat weten. Onlangs verscheen een buitengewoon interessant boek van dr. Eginhard Meijering: Het Nederlands christendom in de twintigste eeuw. In het voorwoord citeert hij een journalist van de KRO, die in 1980 over de Rooms-Katholieke Kerk zei: ‘Er hebben zich in de afgelopen vijftien jaar meer veranderingen in het kerkelijk leven voltrokken dan misschien wel goed is voor een mensenleven.’ Je zou, aldus dr. Meijering, hetzelfde kunnen zeggen van het rechtzinnig protestantisme. En hij laat vervolgens in zijn studie aan de hand van feiten en kerkelijke besluiten zien hoe de veranderingen zich hebben voltrokken.
Wel een voorname vraag is: wat doen veranderingen met de inhoud van het geloof ? In het Nederlands Dagblad van 14 december stond een paginagroot interview te lezen met prof.dr. Gerrit Glas. Sinds kort is hij hoogleraar wijsgerige aspecten van de psychiatrie, vandaar. Aan het eind van het gesprek komt ook de vraag op tafel over de geloofspraktijk onder veel hedendaagse gereformeerden. Dr. Glas hanteert ter verduidelijking van wat hij wil zeggen twee woorden waarmee hij de menselijke geestelijke situatie probeert te duiden. Met het woord verbondenheid doelt hij voor een christen op een fundamentele hechting aan Jezus Christus. Onverbondenheid, aldus dr. Glas, is een macht, het is verlies van contact met jezelf, met anderen en met God. ‘Die macht leidt er toe dat men afgesneden raakt van wat uiteindelijk en ten diepste motiveert, met wat een mens het gevoel geeft dat hij leeft en dat z’n bestaan zin heeft.’
U bent vrijgemaakt-gereformeerd. Speelt het probleem van de onverbondenheid in uw Kerken?
‘Ja, gereformeerden geloven dat ze leven uit genade en dat ze niets aan hun heil kunnen bijdragen. Maar door hun doenerigheid hebben ze een atmosfeer geschapen waarin het leven uit genade niet meer het enige is: je moet als goede gereformeerde ook iets doen en daarom was men actief in allerlei gereformeerde organisaties. In de doenerigheid proef ik iets van onverbondenheid: de genade was toch niet helemaal genoeg. Nu er aan het bouwwerk wordt getornd, zijn sommigen bang dat alles verloren gaat.
Maar dat is een misverstand. Het heil houdt in wezen geen enkel verband met welke organisatie of activiteit dan ook.
Dat is de kern van de Reformatie. Misschien is het dus juist wel goed dat we onze onverbondenheid gingen ervaren, want daardoor wordt het radicale van Gods genade zichtbaar.
Anderen gaan over tot een evangelicale manier van geloven en leggen sterk de
nadruk op geloofsbeleving, op hun gevoel, op actie. Onbedoeld ontstaat er een nieuwe maatstaf voor het heil: als je niet voelt en niets beleeft, heb je het heil dus niet. Dit nieuwe gereformeerdendom is net zo dwingend als het oude gereformeerdendom.’
Wat bedoelt u met het nieuwe gereformeerdendom?
‘De hausse van evangelicaal en charismatisch denken onder gereformeerden. Op zich waardeer ik het evangelicale denken, maar het schiet soms door en wordt dan dwingerig. Het wordt er in geramd: ‘Je zult moeten voelen en beleven, anders is er toch iets mis met je.’ Daar heb ik echt last van.’
Waar hebt u precies last van?
‘Het is allemaal zo weinig subtiel. Ik realiseer me dat het misschien meer over mij zegt dan over de veranderingen. Er zijn grote groepen jongeren die het allemaal prachtig vinden. Maar zelf zeg ik: de kern van de godservaring ligt niet in het gevoel of de beleving. De relatie met God is alleen mogelijk als ik afzie van alles, als ik het aandurf me in al mijn misère voor Hem open te stellen, met of zonder gevoel. Maar dat is moeilijk. We kunnen zo verschrikkelijk veel, we kunnen haast alles naar onze hand zetten. We kunnen ons leven zo inrichten, dat we ons op bijna elk moment comfortabel voelen. Zonder het altijd te beseffen zijn we er vaak dag en nacht mee bezig. Die drang naar een comfortabel leven, zie je volgens mij terug in het geloofsleven van veel christenen. Ze willen zich op alle terreinen van het leven prettig en comfortabel voelen, het geloof niet uitgezonderd. Maar in het geloof gaat het er niet om of je je prettig of comfortabel voelt. Het gaat erom of je het aandurft helemaal niets in handen te hebben en alles te verliezen, inclusief al je mooie woorden, gedachten en gevoelens over God.’
Ik kan me geheel vinden in wat dr. Glas hier constateert en concludeert. Taal en toon doen me heel sterk denken aan wat psalmisten en apostelen hebben beleden als hun enig houvast. Een gereformeerd mens hecht immers voor zijn geloofsleven doorslaggevende betekenis aan de inhoud van de Schriften.
J. Maasland
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 december 2007
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 december 2007
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's