Bij het afscheid van dr. H. Vreekamp
Dit jaar is het precies 60 jaar geleden dat in de Nederlandse Hervormde Kerk de Raad voor Kerk en Israël werd opgericht In 1942 - vlak nadat aan de Wannsee was besloten om het joodse volk uit te roeien - was de situatie niet te vergelijken met de onze. In de oorlog realiseerde de kerk zich met een schok wat er aan het gebeuren was en hoezeer de kerk verbonden is met Israël. Wie Gods oogappel aanraakt, raakt ook de open zenuw van de kerk. Het was verheugend dat de kerk tot die ontdekking kwam. Het was echter wel zeer pijnlijk dat zij niet tot dit belijden kwam op grond van haar wekelijkse omgaan met de Schriften, maar door de barbarij die zich vóór de kerkdeuren voltrok.
In de zestig jaren die volgden op het - toen bijna illegale - initiatief van de kerk, is de relatie tussen kerk en Israël verdiept en veranderd. Ie zou ook kunnen zeggen, dat het is gaan behoren tot de 'gewone' dingen van het kerk-zijn. Van dit laatste is bijvoorbeeld de Israëlzondag een mooi voorbeeld. Veel belangrijker is echter dat de verhouding met Israël tot de bloedsomloop van onze drie protestantse kerken is gaan behoren. 'Zonder Israël zijn we als kerk niet volgroeid', werd al in 1949 door de hervormde synode gesteld. Dat werd toen vooral gezegd vanuit het besef dat de kerk met haar belijden van Jezus als de Messias, nooit tot een volledige ontplooiing kan komen, als Israël als Gods eerste en laatste liefde, niet betrokken is in die gemeenschap rond Messias lezus. We zijn in de loop der jaren steeds meer tot de ontdekking gekomen dat kerkelijk leven zonder de opening naar Israël en het boek waaruit Israël leeft, onaf is. Een kerk die denkt er te zijn - de waarheid en het gelijk in zichzelf zoekt en vindtzweeft boven de afgrond van de ketterij. Hoe zou een boom zich kunnen ontdoen van haar wortel - en daarbij in leven blijven? Veel is er in de afgelopen zestig jaar geïnvesteerd in deze relatie. Niet alleen maar door de Raad voor de verhouding van Kerk en Israël, want die was alleen de aanjager en de stimulator van het werk en het nieuwe geloofsonderricht in de gemeenten. Wat zou dit werk ook geweest zijn zonder de drijvende krachten van de secretarissen, de predikanten Ten Boom, Grolle, Gerssen en ten slotte Henk Vreekamp?
En dan hebben we het nog niet eens over de bezielde deputaten en medewerkers vanuit de Gereformeerde Kerken. Zonder hen was het nooit gekomen tot de grote aandacht in onze SoW-kerken voor de joodse wortels van het christelijk geloof, de hechte relatie met het jodendom en de intense zelfreflectie van de kerk over haar eigen plaats in Gods heilshandelen.
De afgelopen zestig jaren overziende, is er een duidelijke continue lijn - van de verbondenheid en de intense dialoog en studie - aan te wijzen, maar constateren we ook voortdurend verschuivingen van de aandacht Na de fundamentele doordenking van de relatie in de jaren veertig en vijftig en de formulering hiervan in de nieuwe kerkorde van de Hervormde Kerk, werd de vraag actueel wat de kerk doet met de vragen die Israël haar stelt.
Al een decennium later kwam een punt op de agenda dat ons tot op de dag van vandaag niet meer heeft losgelaten. Hoe bezien we de staat Israël? Gaat het hierbij alleen om een volkenrechtelijk vraagstuk of heeft de staat Israël ook te maken met de bijzondere positie van het volk dat God in het bijzonder liefheeft? De hervormde synode heeft hierover in de jaren zeventig dingen gezegd, waarvan ik vind dat we ze in de Verenigde Kerk opnieuw zouden moeten proeven en actualiseren. Later kwamen de vragen van het antisemitisme en de gemeenschappelijke roeping van Kerk en Israël voor vrede, gerechtigheid en de heelheid van de schepping op de agenda.
We constateren echter ook dat - omdat 'de verhouding tot Israël' tot de normale dingen van het kerkelijk leven is gaan behoren - het gevaar dreigt van gewenning. En dat van een relatie die in zichzelf altijd pijnlijk en uitdagend zou moeten zijn. Misschien heeft het aan de ene kant te maken met een radicalisering van sommigen, waardoor het er soms op leek dat het getuigenis van lezus de Messias in het gedrang kwam. De vraag is nogal eens gesteld of de kerk hiermee niet in een identiteitscrisis terechtgekomen is: waar zou het gesprek immers gevoerd moeten worden als de kerk noch kerk, noch synagoge is? Aan de andere kant heeft het voortdurende conflict tussen Israël en de Palestijnen in veel gemeenten tot scherpe onderlinge confrontaties geleid. Die zijn ook niet aan de landelijke kerk voorbijgegaan.
Er wordt soms zelfs beweerd dat de Verenigde Kerk haar onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël zou moeten opgeven. Dan lijken we na zestig jaar opeens weer bij af.
Er kan en zal echter geen sprake zijn uan het opgeven van een voor de Protestantse Kerk in Nederland beslissende uitspraak in haar kerkorde: 'de kerk is geroepen gestalte te geven aan haar onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël en zoekt het gesprek met Israël inzake het verstaan uan de Heilige Schrift, in het bijzonder betreffende het Koninkrijk uan God en het belijden datjezus de Christus is.'
Dit is nl. een fundamenteel artikel, dat behoort tot het wezen van de kerk. Zonder dit artikel is de Protestantse Kerk in Nederland niet meer de Protestantse Kerk.
Dat wil niet zeggen dat de kerk zich hiermee kritiekloos aan de kant van de staat Israël heeft geschaard. Dat is zo'n versimpeling van dit woord, dat het eigenlijk niet weersproken behoeft te worden. Juist degene met wie men zich diep verbonden voelt, zal men blijven achtervolgen met vragen, ideeën of soms zelfs met een afwijzing van bepaalde gedragingen.
Dat neemt echter niet weg dat het lijkt of de verhouding Kerk en Israël niet meer zo hoog op de agenda staat van de gemeenten.
Net als bij heel veel zaken van fundamenteel belang voor de kerk - denk aan haar verworteling in de confessionele traditie, haar apostolaire roeping, haar getuigenis in de samenleving, etc. - komt daarin soms enige slijtage. Er zijn slijtplekken zichtbaar en als er niét gehandeld wordt, valt er een gat
Ik zie het ontstaan van de Protestantse Kerk in Nederland als een moment om dit soort slijtageplekken onder ogen te zien en er iets aan te doen. Het is onze gezamenlijke opdracht om ons vanaf heden, intensief en met enthousiasme te wijden aan een formulering van - om het modern te zeggen - het projïel uan de verenigde kerk. Voor mij staat één ding vast: in het profiel van de Protestantse Kerk in Nederland staat het voortgaande gesprek met Israël en de onderhouding en intensivering van de verhouding tot de joden niet ter discussie.
Is dit - zo zal ongetwijfeld iemand van u denken - niet gekleurde lucht? Want wordt in de nieuwe organisatie van de Protestantse Kerk in Nederland 'Kerk en Israël' niet om zeep geholpen? Ik werp die gedachte ver van mij.
De discussie gaat namelijk niet over het wezen - de noodzaak van het gesprek met Israël -, maar over de vorm waarin deze relatie op het niveau van de bovenplaatselijke organisatie van de kerk, gestalte krijgt. 'Kerk en Israël' is natuurlijk niet alleen het landelijke of regionale werk.
'Kerk en Israël' is ook niet alleen het werk van betaalde krachten in de dienstencentra. Dat natuurlijk ook! Wat hebben we veel aan onze betaalde secretarissen en medewerkers te danken. Ik wil hen hiervoor expliciet bedanken.
Gelukkig zijn er echter ook zeer velen in onze kerken die met hart en ziel, maar ook met grote kennis, betrokken zijn bij dit werk. Wij hopen dat dit zo blijft en dat hun aantal zelfs meer zal worden.
De uitdaging waarvoor de Samen op Wegkerken met hun nieuwe organisatie staan, is dat al het werk dat in het LDC en de RDC's gedaan zal gaan worden, gedaan wordt in nauwe relatie met de - geïnteresseerde en kundige - leden van de kerk van buiten de organisatie.
In werkgroepen - bestaande uit medewerkers van de kerkelijke organisatie én deskundige leden van de kerk - wordt het eigenlijke werk gedaan. Veel zal daarin van hen gevraagd worden: het gaat immers om een uiterst belangrijke zaak. Zij zullen daar
Op 1 juni jl. ging dr. H. Vreekamp (1943) vervroegd met emeritaat, maar op de Israëlzondag van dit jaar werd hieraan aandacht besteed. Ds. Vreekamp diende de gemeenten van Oosterwolde (1971) en Epe (1976), waarna hij op de Israëlzondag van 1984 bevestigd werd als predikant voor buitengewone werkzaamheden, te weten secretaris van de Raad voor de verhouding van Kerk en Israël. Waar er onduidelijkheid lijkt over de toekomst van de bezinning aangaande Israël vanuit de SoW-kerken, is het goed kennis te nemen van de toespraak die de scriba van de SoW-kerken, dr. B. Plaisier, bij het afscheid van ds. Vreekamp hield.
RED. DE WAARHEIDSVRIEND
bij goed ondersteund worden. En de medewerkers van de kerkelijke dienstenorganisatie zullen in deze werkgroep met hun kennis en relaties van onmisbaar belang zijn.
Daarnaast wordt er ook een nieuwe Protestantse Raad voor de verhouding van Kerk en Israël gevormd, waarin met grote kennis van zaken en visie voor de toekomst, adviezen en richüijnen gegeven worden, over hoe zich het werk van kerk en Israël dient te ontwikkelen.
Ik kan hierover nu niet al te uitvoerig zijn. Ik kan u wel zeggen dat u de kerk kunt houden aan haar woord in de kerkorde en haar geformuleerde beleid. We moeten uiteraard zoeken hoe allerlei zaken nog gerealiseerd kunnen worden. De uitwerking zullen we gezamenlijk doen: moderamen, bestuur, directie en de leden van de huidige sectie voor Kerk en Israël. Ik heb er alle vertrouwen in dat deze nieuwe structuur de verenigde kerk de mogelijkheden geeft om met nieuw elan dit werk voort te zetten en te vernieuwen.
Ik eindig met de dank van het moderamen uit te spreken voor het vele werk dat ds. Henk Vreekamp gedurende zijn 18-jarige periode als secretaris voor Kerk en Israël heeft gedaan. Het was van kwalitatief hoog gehalte. Hij heeft met zijn talrijke publicaties en lezingen de kerk, de gemeentes en het gesprek met joden in binnen en buitenland zeer gediend.
Door zijn persoon en optreden heeft hij laten zien hoe je moet verkeren op het snijvlak van kerk en Israël - ja op de rand van heidendom en jodendom. Het hoort wezenlijk bij Israël om zich een vreemdeling en bijwoner te voelen op deze aarde. Hoe zal een heiden-christen zich dan wel moeten voelen die zo dicht bij de God van Israël is gekomen en toch ook zo'n vreemdeling blijft?
Wellicht bloeit juist dan iets op - vanuit de grond van de Veluwe, het heidendom, de gereformeerde bevindelijkheid én de liefde tot Israël - waaraan de kerk zich in de komende tijd kan laven. Daarom kijken we uit naar wat ds. Vreekamp ons nog te melden heeft in woord en geschrift.
Ik wens je toe dat je veelvuldig mag verkeren op lichte plekken in de duisternis: - 'Al loopt het naar de middernacht, Ik volg zijn heilig teken.
Mijn hart is in de donkerheid een wachter die het licht verbeidt, een wachter op de morgen.' (Gezang 19 : 2)
B. PLAISIER
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 oktober 2002
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 oktober 2002
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's