Eerherstel voor gereformeerde scholastiek
Nieuw boek vult belangrijke lacune
Geen engelen op een naald
Het woord 'scholastiek' roept bij veel mensen niet bepaald warme gevoelens op. Men verstaat er een dorre en droge manier van theologie beoefenen onder, waarbij het levende geloof in Christus geperst wordt in een verstandelijk denksysteem. 'Scholastiek' wordt verder nogal eens geassocieerd met allerlei theologische spitsvondigheden en nutteloze haarkloverijen. Zo wordt al eeuwenlang als toppunt van een scholastiek twistpunt de vraag aangehaald, hoeveel engelen er op de punt van een naald zouden kunnen. Hoewel deze vraag nergens in de boeken terug te vinden valt, en de herkomst ervan dus volstrekt onduidelijk is, doet ze nog altijd dienst om het hele verschijnsel scholastiek in een kwaad daglicht te stellen.
Het is om dit soort redenen een goede zaak dat er sinds kort een toegankelijke Nederlandstalige inleiding in de scholastiek voorhanden is, die ons kennis laat maken met wat scholastiek nu wél is. Het eerste wat opvalt wanneer men deze inleiding ter hand neemt, is dat scholastiek niet maar hoort bij de 'donkere Middeleeuwen', maar dat net zo goed bedreven werd door theologen uit de tijd van de Nadere Reformatie, die de reformatorische leer waren toegedaan. Juist op deze 'gereformeerde scholastiek' concentreert dit boek zich. Zo komen we onder vele andere namen de namen tegen van oudvaders als Voetius en Polyander, Amesius en Perkins.
Zelf aan het werk
Maar laat ik eerst iets meer vertellen over de opzet van deze Inleiding in de gereformeerde scholastiek. De hoofdmoot ervan is geschreven door dr. W. J. van Asselt, kerkhistoricus aan de theologische faculteit te Utrecht. Gezien het feit dat hij nog maar kort geleden een gedegen biografie van Coccejus publiceerde is dit voorwaar geen geringe prestatie. Van Asselt heeft het werk echter niet alleen gedaan, maar samen met enkele studenten die hij enthousiast heeft weten te maken voor het verschijnsel scholastiek. Men ziet eigenlijk maar zelden dat een docent op deze wijze samen met enkele studenten en oudstudenten een handboek schrijft; maar dit boek bewijst dat een dergelijke aanpak heel goed uit kan pakken. De auteurs hebben zonder twijfel eikaars teksten kritisch gelezen, en geprofiteerd van de opmerkingen die ze er over en weer over gemaakt hebben.
Ook op een ander punt wijkt de inleiding van Van Asselt c.s. af van wat men normaal gesproken in een inleidend werk aantreft. De schrijvers hebben zich nl. niet alleen ten doel gesteld een soort 'landkaart' van de gereformeerde scholastiek samen te stellen, zodat de lezers weten hoe zij allerlei scholastieke schrijvers en methodes moeten plaatsen; nee, zij willen geïnteresseerde lezers tevens op weg helpen om zélf aan het werk te gaan, door teksten van gereformeerde scholastici te gaan lezen en analyseren. Zij denken daarbij in de eerste plaats aan theologische studenten, aangezien men eigenlijk wel enig Latijn moet beheersen, de taal waarin de scholastieke werken geschreven zijn. Met het oog hierop geven de schrijvers een lijstje van maar liefst zes verschillende woordenboeken die kunnen helpen om het Latijn te begrijpen.
Verder is het wel zo, dat sommige scholastici zelf reeds Nederlandse vertalingen maakten van hun werk, of dat die later beschikbaar gekomen zijn. Die kan men dan dus ook raadplegen.
Maar hoe komen we aan dit soort oude boeken? Ook daarover laten Van Asselt c.s. ons niet in het onzekere. Van de dertien Nederlandse bibliotheken die zij opsommen verzekeren ze, dat vrijwel elk scholastiek werk wel in één ervan te vinden is (al mag men ze meestal niet lenen). Ook via Internet kan men tegenwoordig veel scholastieke teksten op het spoor komen.
Verder zijn de literatuurlijsten die Van Asselt c.s. aan het slot van elk hoofdstuk opnemen al zeer informatief. Zij geven een prachtig overzicht van wat er de afgelopen decennia zoal in kaart gebracht is – en dus ook van hoe ontzaglijk veel werk er nog te doen is! Het gaat dan vooral om zogeheten annotatiewerk. Ook van hoe je dat doet geeft het boek een voorbeeld, door een disputatie van Voetius, getiteld: 'Over de menselijke rede in geloofszaken', van annotaties (verhelderende voetnoten) te voorzien. Op deze manier wordt de op zichzelf vrij gedrongen tekst van Voetius toch inzichtelijk.
Scholastiek als methode
De belangrijkste inhoudelijke these die in dit boek verdedigd wordt, is dat 'scholastiek' niet te maken heeft met een bepaalde theologische leer of stroming, maar met een methode. Noemen wij een bepaald werk 'scholastiek', dan is dat vanwege de methode, en zegt dat niets over de leer die erin verdedigd wordt. Zodoende is het ook heel goed mogelijk de gereformeerde theologie op een scholastieke wijze te verwoorden, zonder afbreuk te doen aan de inhoud daarvan. Dat is wat Voetius en alle anderen voor ogen stond. In hun controverses met rooms-katholieke, remonstrantse, humanistische en sociniaanse theologen bestreden zij hen met hun eigen scholastieke wapens. Met behulp van precieze definities, heldere argumentaties, en onderscheidingen die vaak al op Aristoteles teruggingen, probeerden ze het geloof waar zij vanuit de Reformatie voor stonden zo precies mogelijk te verwoorden en verdedigen.
Natuurlijk leest een dergelijke scholastieke tekst niet zomaar even lekker weg. Hedendaagse theologische werken lezen vaak veel vlotter. Maar wie de moeite neemt om een scholastieke uiteenzetting stukje bij beetje te leren begrijpen, zal er vaak des te meer door verrijkt worden.
Vogelvlucht
De beide eerste hoofdstukken van het boek schreef Van Asselt samen met dhr. P. L. Rouwendal, godsdienstleraar te Apeldoorn. In het tweede hoofdstuk geven zij in vogelvlucht weer hoe dogmenhistorici de gereformeerde scholastiek tot nog toe gewaardeerd hebben. Het blijkt dat men deze vaak typeerde als een periode van verval ten opzichte van de Reformatietijd. Van Asselt en Rouwendal maken (m.i. iets té) korte metten met dit oudere onderzoek. Zij zien juist veel meer continuïteit met de Reformatie, m.n. met Calvijn, en waarderen dat positief. Dan volgen hoofdstukken over twee figuren uit de oudheid die van groot belang geweest zijn voor de ontwikkeling van de scholastiek, nl. Aristoteles (T. T. J. Pleizier en F. M. Wisse) en Augustinus (R M. Wisse). Rouwendal bespreekt vervolgens een derde voorstadium van de gereformeerde scholastiek, nl. de scholastiek tijdens de Middeleeuwen. Daarna laat Van Asselt zien hoe de Reformatie zich verhield tot de scholastiek en ook tot het humanisme van iemand als Erasmus. Inzichtgevend is vervolgens wat hij, nu weer samen met Rouwendal, schrijft over alternatieven die er in de Reformatietijd waren voor de scholastieke methode, en over de grote betekenis van Melanchton.
De hoofdstukken 8 t/m 10 vormen het hart van het boek. Dit drieluik komt geheel voor rekening van Van Asselt. Hij bespreekt erin de tijd van resp. de vroege, de 'hoge' en de late gereformeerde scholastiek, en doet dat volgens een vast stramien. Eerst geeft hij steeds een kort tijdsbeeld; dan gaat hij na met welke stromingen de gereformeerde scholastici tijdens de betreffende periode zoal in debat waren; vervolgens geeft hij een overzicht van de belangrijkste plaatsen waar de scholastieke theologie beoefend werd (meestal universiteitssteden), en tenslotte haalt hij één theoloog die representatief is voor de betreffende periode nader voor het voetlicht. Zodoende komen we wat meer te weten over naar verhouding niet zo bekende theologen als Franciscus Junius, Francesco Turretini en Benedictus Pictetus. En al lezend zien we ook hoe het geestelijke en culturele klimaat geleidelijk aan verandert. Uiteindelijk begint daardoor de scholastiek haar uitstraling te verliezen.
P. M. Wisse sluit het boek af met een hoofdstuk, waarin hij de actualiteit van de scholastieke methode tekent, Hij probeert met name te laten zien, dat deze methode niet verantwoordelijk gehouden kan worden voor een 'valse lijdelijkheid' als het gaat om de leer van de uitverkiezing. Het negatieve effect dat de predestinatieleer in de geschiedenis wellicht gehad heeft (en wat door o.m. C. Graafland vrij breed uitgemeten is), moet samenhangen met andere factoren.
Vragen
Men ziet: op overzichtelijke wijze wordt in dit inleidende werk veel geboden. Heel vaak zou men al lezend nog zo graag méér willen weten. Met name blijft natuurlijk interessant, hoe het nu zit met de inhoudelijke verschillen tussen de diverse theologen. Ze worden in dit boek niet ontkend, maar Van Asselt c.s. benadrukken zozeer de continuïteit in methode, dat de verschillen in inhoud wat onderbelicht blijven. Op p. 109v. bijv. zegt Junius toch echt iets anders over het kennen van God uit de natuur dan Calvijn, volgens wie de natuur zonder de Schrift een gesloten boek blijft. En alleen al de inhoudsopgaven van de eerste en de laatste uitgave van Melanchtons hoofdwerk geeft aan, hoe groot de verschuivingen zijn in onderwerpen die door hem besproken worden.
De vraag is: hoe zit het nu met deze verschuivingen? Hebben de oudere onderzoekers niet meer gelijk dan de schrijvers van dit boek waar willen hebben, wanneer ze een geleidelijke inhoudelijke verwijdering van de theologie van de Reformatoren constateren, een verwijdering die zeer kwetsbaar maakte voor het Verlichtingsdenken? Trouwens, wanneer er zoveel continuïteit is, waarom gebruikte Calvijn de scholastieke methode dan niet, terwijl Luther er persoonlijk al helemaal niet mee uit de voeten kon? Hebben vorm en inhoud van het theologisch bedrijf misschien toch meer met elkaar te maken dan hier gesuggereerd wordt? Op deze vragen zal met name de ietwat sceptische lezer graag een overtuigend antwoord willen krijgen, en dat gebeurt in dit boek maar ten dele.
Waardering
Maar men moet een inleiding natuurlijk niet overvragen. Bovenstaande vragen willen dan ook alleen maar aangeven, met hoeveel betrokkenheid, vreugde en waardering ik deze studie gelezen heb. Het is geen boek van dertien in een dozijn, maar een zeer 'up to date' werk dat te midden van alles wat al op de markt verschijnt echt een belangrijke lacune vult. En het doet dat op een voortreffelijke manier. Na alle wetenschappelijke onderzoek dat de laatste tijd over de gereformeerde scholastiek verricht is, zaten we op een toegankelijke en enthousiaste samenvattende publicatie als deze echt te wachten.
G. van den Brink, Bilthoven
N.a.v. W. J. van Asselt e.a., Inleiding in de gereformeerde scholastiek. Uitg. Boekencentrum, Zoetermeer 1998, 209 blz., ƒ 37,50.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 februari 1999
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 februari 1999
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's