De wraakgedachte in de Psalmen (2)
We willen nu vervolgens een aantal in het verleden gebezigde uitleggingen van deze psalmen weergeven en deze tegen elkaar afwegen in het licht van het zelfgetuigenis van de Schrift.
In het vorige artikel is het probleem aan de orde gesteld hoe we de zgn. wraakpsalmen zoals 109, 137 en 94 moeten bezien, met name in het licht van het gebod van de Heere Jezus: hebt uw vijanden lief. We willen nu vervolgens een aantal in het verleden gebezigde uitleggingen van deze psalmen weergeven en deze tegen elkaar afwegen in het licht van het zelfgetuigenis van de Schrift. Deze uitleggingen variëren van enerzijds een volstrekte vergeestelijking en allegorisering tot anderzijds een volstrekte concretisering als een simpele vijandenhaat. In beide gevallen wordt de weg van de minste weerstand gekozen en is men spoedig met het probleem klaar. In het eerste geval heeft men er geen moeite mee want zo stelt men dan, er wordt toch iets anders mee bedoeld dan er werkelijk staat. In het tweede geval loopt men er aan vast en kan men de wraakteksten niet anders bezien dan als primitieve insluipsels in de oudtestamentische openbaring, behorend tot een vóór-christelijke orde. In de laatste opvatting komt men onvermijdelijk tot een onderwaardering van het Oude Testament t.o.v. het Nieuwe Testament. Het Oude Testament wordt dan ondergeschikt aan en tegengesteld tot het Nieuwe Testament bezien.
Luther
Het is niet moeilijk om in te zien, dat juist met de Reformatie en de daarmee herleefde Schriftstudie het probleem eerst aandacht heeft gekregen. Bij zijn colleges over de Psalem is Luther uiteraard ook op het probleem gestuit. Aanvankelijk, tot 1516 heeft Luther het uitsluitend gegooid over de boeg van de simpele vergeestelijking en allegorisering. Later wordt zijn uitleg van de betrokken psalmenplaatsen voorzien van de nodige historisch-kritische opmerkingen, doch de allegorie blijft overheersend. Allegorie wil zeggen: iets anders lezen dan er staat. Voor de vijand, die in deze psalmen zo vaak voorkomt, moet dan gelezen worden bijv. de duivel, de vijanden van Gods kerk enz. De tekst wordt dan losgemaakt uit zijn verband en uit de concrete situatie en voor de betrokken figuren wordt iets anders ingevuld. Op deze manier kan men de tekst iets heel anders laten zeggen dan er werkelijk in staat. Over de bezwaren tegen de allegoriserende schriftuitlegmethode is in dit blad door anderen uitvoerig geschreven, zodat ik er nu niet verder op in ga. Het hoofdbezwaar tegen de allegorie is, kort gezegd, dat de werkelijke tekst niet meer tot zijn recht komt. Men kan de tekst laten zeggen wat men wil, al naargelang wat men er invult. Op deze wijze gaat de mens over de Schrift heersen en de inhoud daarvan bepalen in plaats van dat het zelfgetuigenis van de Schrift gehoord wordt.
Ik haast mij echter om te zeggen, dat Luther zich aan dit laatste zeker niet heeft schuldig gemaakt. Integendeel het was Luther er juist om begonnen om de Schrift in al haar verscheidenheid open te leggen. Daarbij moeten we er begrip en bewondering voor opbrengen, als een man, die de Bijbelse boodschap heeft herontdekt, als eerste geheel zelfstandig zijn weg moet gaan in de Schriftuitleg. Het kon niet anders dan dat hij bij de uitleg van de zo moeilijke wraakpsalmen al tastend en zoekend zijn weg is gegaan.
Luthers situatie
Daarbij waren deze psalmen voor Luther in zijn situatie koren op zijn molen. Hij weet zich nauw betrokken bij de dichters, die zich omringd zien door tal van vijanden, die hem naar het leven staan. Het kostte Luther weinig moeite om zich hun situatie in te denken. Luther zag in hun vijanden direct zijn vijanden voor zich: de Paus, de bisschoppen, de pauselijk gezinde hertogen, de keizer en de Turken, die het christelijke westen bedreigden. Het is daarom niet verwonderlijk, dat ook de wens naar de vergelding Gods in zijn strijd om de zuiverheid van het geloof een grote plaats in neemt. Hij weet wat vijandschap tegen God en Gods zaak betekent. In zijn diepste bewustzijn van de juistheid en rechtmatigheid van zijn opdracht overtuigd en gebonden door het Woord van God, kan hij in manhaftig sterke houding evenzo bidden als die psalmisten. Op vrije en overdrachtelijke manier kan hij steeds weer de bede van de Israëlieten tegen de vijanden van hun tijd overbrengen op de tegenstanders van zijn zaak: de Paus, de Keizer en de Turken...
Men kan zich afvragen of het gerechtvaardigd is om zo maar je eigen situatie te leggen op die van de Psalmisten en zoals zij deden ook de vergelding uit te roepen over zijn eigen vijanden. Niettemin dienen we er oog en begrip voor te hebben, dat Luther in een situatie, waarin hij alles tegen zich scheen te hebben en toch overtuigd was van zijn goddelijke opdracht de psalmisten kon aanvoelen in hun gebed om vergelding jegens hun vijanden. Het behoeft niet te verwonderen dat Luther's exegetische arbeid daardoor mede is bepaald, vooral in het begin daarvan.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 januari 1983
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 januari 1983
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's