Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Herman Witsius

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Herman Witsius

1636—1708

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

1636^1708

V.

Wedergeboorte.

Dit is een zeer centraal begrip bij Witsius. Het is een. boven-natuurlijke daad Gods, waardoor de uitverkoren mens, die geestelijk dood is, een nieuw goddelijk leven wordt ingestort en dat uit het onvergankelijk zaad van Gods Woord vruchtbaar gemaakt door de innerlijke werking des Geestes.

Hij schrijft aan de natuurlijke mens niets goeds toe, maar beschouwt hem vóór de wedergeboorte ook niet als een steen of een redeloos dier. Wanneer dit geleidelijk aan zich ontplooit, als bij Timotheüs, kan men geen verslag doen van tijd of wijze.

Het is de plicht van een ieder die niet wil doorgaan voor een verachter van eigen zaligheid, om het Woord van God ijverig te lezen en te horen. Er is veeleer hoop op bekering voor hen, die de van God gegeven middelen gebruiken (zo goed mogelijk), dan voor hen, die zo brutaal zijn om ze gering te schatten. Al kunnen wij dan niets toebrengen tot onze wedergeboorte, wij mogen niet lijdelijk afwachten of God nog eens een wonder doet. Doch, overtuigd van eigen onmacht, moet men heilig leven, wanhopen aan zichzelf en met gebruikmaking van de genade-middelen de komst van Gods genade verwachten. '

Het geloof, enz.

Dit is de éérste daad van het geestelijk leven, dat God door de wedergeboorte aan de uitverkorenen geeft. Definitie is moeilijk door haar veelomvattendheid. Een zaak van verstand en wil. 't Eerste element is kennis, hierbij moet komen een toestemming uit innerlijke overtuiging der waarheid.

Vervolgens ook liefde jegens de erkende waarheid, waarop een honger en dorst naar Christus ontstaat. Hierop volgt aaimeming van Christus tot rechtvaardigmaking eniz. Ze heeft tengevolge dat Christus met Zijn gerechtigheid het eigendom der ziel wordt, waarop ze leunt en steunt.

Tenslotte is er de reflexieve geloofsdaad (voortkomend uit het bewustzijn) dat Christus de mijne is en ik de Zijne.

Het verschil tussen zaligmakend- en historisch geloof is onmetelijk groot! De ware gelovigen roemen niet, vóórdat zij zekere kentekenen hebben. Degenen, die een vermeend geloof hebben, grijpen zo maar aan wat hun niet aangeboden is. God biedt geen zekerheid en blijdschap vóór dat het gemoed verslagen is door zonde-droefheid en bekommering over eigen zieleheil kent.

W. vreest dat velen zich zullen toeeigenen wat hun niet toekomt.

Daarom is zelfonderzoek noodzakelijk. vóór alles

Wetend van veler strijd om tot zekerheid te komen, acht hij uiteenzetting van de functionering des waren geloofs zeer dienstig.

Alleen als men van zijn geloof bewust is zal men dankbaar en getroost godzalig kunnen leven en zalig sterven.

Niet het geloof is vóórwaarde tot rechtvaardiging, maar het is toch weer méér als de hand van de bedelaar, die het geschenk der barmhartigheid aanneemt. Niet de hand, maar de gave maakt rijk.

Er is. een dubbele rechtvaardiging, n.l. van de goddeloze (Paulus) en van de rechtvaardige (Jacobus). De goede werken worden mede in rekening gebracht.

De Paulinische leer van de rechtvaardiging uit louter genade door een gelovig aannemen van de gerechtigheid van Christus, is hoofdsom van het evangelie der zaligheid.

De leer van de volharding der heiligen onder het hoofd : bewaring, zegt ons : Gods kinderen kunnen wel vallen, maar niet totaal en finaal. Hun zaligheid is zeker en er is continuïteit in het geloofsleven, o'mdat de H. Geest het innerlijke levensprincipe Is.

De orde des hells loopt uit op de heerlijkmaking", die reeds in dit leven aanvangt, maar die de zaligen in de tijd tussen sterven en opstanding in veel rijkere mate deelachtig zullen worden en die volkomen zal zijn in de jongste dag.

Witsius en de dogmatiek.

Kenmerkend voor W. als dogmaticus is zijn nauwe aansluiting bij de Heilige Schrift. Het eigen karakter van zijn dogmatiek blijkt ook uit zijn werk over de verbonden, welke juist in die tijd in discussie waren.

Deze verbondsleer is gericht op de practijk van het geloof en de godzaligheid. Soms gaat zijn betoog over in een hymne. We lezen dan een lofzang, b.v. op de verkiezende liefde Gods, de geboorte van Christus, een lijdensmeditatie in bewogen trant of een uiting van Christus-devotie als van Clairvaux : , , Wie zeker is van zijn gemeenschap met Christus, zal uitbreken in uitbundige vreugde. Hij zal in de liefde van Christus smelten, en terwijl hij op een heilige manier buiten zichzelf is, zal hij zich niet meer losrukken uit zijn omhelzing".

Dit is meer mystiek dan dogmatiek.

Verbond.

Onder het vertoond van God en mens verstaat hij de overeenkomst tussen God en mens met betrekking tot de wijze, waarop hij de volkomen zaligheid kan verkrijgen, terwijl daarbij is gevoegd de bedreiging van eeuwig verderf waarmee iedere verachter van de zaligheid, die op deze manier wordt aangeboden, gestraft zal worden. Het bevat drie elementen : een belofte, een conditie én een sanctie. Het is als zodanig nog éénzijdig. Als een mens dat verbond aanvaardt wordt het tweezijdig. Het verbond met Adam had sacramenten of wel symbolen, die dienen om de beloften te bevestigen en heen te wijzen naar de zaligheid. Namelijk het paradijs, de boom des levens, de boom des kennis van goed en kwaad en de sabbat. Hij handelt breedvoerig over de schending van het werkver^bond door Adam en probeert de rechtvaardigheid Gods daarbij doorzichtig te maken. De gemeenschap des verbonds is óf innerlijk óf uiterlijk.

Nog duidelijker spreekt hij elders van tweeërlei heiligheid en tweeërlei gemeenschap des verbonds. Behalve een innerlijke en volstrekte heiligheid, die aan de wedergeborenen eigen is, bestaat er ook een uiterlijke verbondsmatige heiligheid, waar Paulus ook van spreekt in zijn Corinthebrief, hfdst. 7,

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 augustus 1955

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

Herman Witsius

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 augustus 1955

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's