KERKELIJKE RONDSCHOW
Hervormde Stichtingen.
Zooals men weet zijn in den laatsten tijd de handen in elkaar geslagen, onder Hervormden, om saam te komen tot oprichting en instandhouding van Stichtingen van barmhartigheid, om zieken, lijdenden, krankzinnigen ook, in Hervormde Huizen van barmhartigheid te verplegen, te helpen en bij te staan.
Wij hebben ons om meer dan één reden verblijd over deze nieuwe actie. Want ten eerste is het een teeken van leven in, 't midden van onze Hervormde Kerk. Ten tweede gaan geestverwanten in het midden van onze Hervormde Kerk elkander zoeken. Ten derde kunnen nu Ziekenhuizen worden gebouwd en onderhouden voor Hervormde patiënten, waarvoor Hervormde menschen, Hervormde predikanten, Hervormde gemeenten zich interesseeren.
De kerkelijk-Gereformeerden zijn op dit terrein ons voorgegaan. Eere wien eere toekomt! En vele Hervormde patiënten hebben daarvan genoten. Waarvoor wij grooten dank verschuldigd zijn. Maar de kerkelijk-Gereformeerden hebben de hartelijke samenwerking voor de Hervormden niet gemakkelijk gemaakt. Zij hebben niet gezocht naar geschikte Hervormde bestuursleden; en die hun aanbevolen werden hebben ze veelal links laten liggen. Ze wilden het liever zelf doen, liever alleen dit werk verrichten.
Ook konden Hervormde doctoren, Hervormd verplegend personeel, Hervormd ander personeel voor de Stichtingen zelden genade ontvangen, om te worden benoemd, toegelaten, aangenomen te worden. Wat soms heel pijnlijk was, te meer waar er tal van Hervormde patiënten overal waren, en van gemeentewege, ook door de provincie en van het Rijk hoe langer hoe meer steun verleend werd, juist met de bedoeling, dat dit werk zich naar zijn aard zoo breed mogelijk zou kunnen uitzetten en tot ontwikkeling komen.
Maar men bleef den kring eng en nauw trekken, 't moest altijd weer wezen: kerkelijk-Gereformeerd; annex met de afscheiding van 1834 en met de Doleantie van 1886, zooals dat in den kring van de Geref. Kerken aangevoeld wordt. Hervormden en b.v. Christ. Gereformeerden telden niet mee.
Den laatsten tijd is de kring nog nauwer getrokken en moet het alles Assensch-Gereformeerd zijn. Wie in Geref. Inrichtingen of Stichtingen onder „de bezwaarden, " gerekend wordt of gedacht wordt te behooren, moet er uit en wie — zooals ds. Schilder het heel vriendelijk noemt — tot „de Kerken, die dr. Geelkerken volgen"! behoort is heelemaal het schurftige schaap. De kwestie van het spreken van de slang en van de boomen in het paradijs is voor deze dingen tot een schibboleth gemaakt.
Wat jammer, dat de dingen zich zóó ontwikkeld hebben!
En vooral, nu al die Stichtingen in een andere fase zijn gekomen en wat het bouwen en oprichten, óók wat het onderhouden en exploiteeren betreft, door 't geld dat uit publieke kassen komt.
Wij betreuren deze dingen grootelijks.
En ook de laatste Algemeene Vergadering van de Stichtingen van barmhartigheid op geref. grondslag (voorzitter prof. L. Lindeboom, die echter door het sterfgeval van zijn broer niet aanwezig was) heeft hier geen zier verandering noch verbetering gebracht!
't Is alles kerkelijk-Gereformeerd wat de klok slaat en de Hervormden zijn als 't vijfde rad aan den wagen!
Nu heeft men van zekere zijde geklaagd en gezegd: door de oprichting van Hervormde Ziekenhuizen en Inrichtingen ter verpleging van kranken worden de Geref. Stichtingen geschaad en als voorbeeld is genoemd, dat Sonnevanck nu een paviljoen heeft, dat leeg staat.
Van bevoegde zijde wordt ons verzocht dit te rectificeeren en dus recht te zetten. Want 't bericht staat blijkbaar wat scheef. Patiënten zijn er, helaas! genoeg. Zieken, lijdenden zijn er in grooten getale. Door „Zonnegloren", de Hervormde Stichting bij Amersfoort, wordt dat ervaren. 't Zit er vol.
En „Sonnevanck" bij Harderwijk wist, dat „Zonnegloren" gebouwd zou worden; wist, dat door „Zonnegloren" connecties waren aangeknoopt; wist, dat er dus in de toekomst patiënten naar „Zonnegloren" zouden gaan, die anders misschien verpleging in „Sonnevanck" zouden vragen. En dat wetende, heeft „Sonnevanck" bijgebouwd en zich nog uitgebreid.
Wij kunnen begrijpen, dat bestuurderen van „Zonnegloren" zich in deze dus willen rechtvaardigen. En waar wij zelf het genoegen hadden kort geleden een dienst des Woords te leiden op een Zondagmorgen in de mooie kerkzaal op „Zonnegloren (wat voor een Hervormd predikant nooit of zelden weggelegd is geweest in het midden van de Stichtingen van barmhartigheid op Gereformeerden grondslag, óók al drongen Hervormde bestuursleden er op aan!) willen we gaarne hier een warm woord van aanbeveling schrijven voor onze Hervormde Stichtingen, waar zoo grootelijks behoefte aan was.
„Zonnegloren" mag er zijn! „Zonnegloren" is onze steun waard. Laat men in het midden van de Hervormde Kerk met „Zonnegloren" rekening houden èn voor het zenden van patiënten èn voor het steunen van dit mooie werk met gebed en gave.
Het oude liedje.
Onlangs zong ds. de Graaff, vrijzinnig predikant bij de Hervormde gemeente te Naaldwijk, het liedje in „Kerk en Volk", nu doet ds. Post, vrijzinnig predikant bij de Hervormde gemeente te Rijswijk (Z.H.) het in „Ons Bolwerk", orgaan van de Vereeniging van Vrijzinnig Hervormden te Rijswijk.
Het liedje, het oude liedje is: de rechtzinnigen willen wel wat hebben van de vrijzinnigen, maar de vrijzinnigen krijgen niets van de rechtzinnigen!
Ds. Post zegt: bij de rechtzinnigen is nu een vragen hier om een tweeden predikant, maar waar geven de rechtzinnigen een predikant aan de vrijzinnigen? Met de rechtzinnigen valt in dezen niet te praten; dan praten wij ook niet met hen over een rechtzinnigen dominé.
Ds. de Graaff van Naaldwijk schreef ook zooiets. Hij zei: de rechtzinnige Evangelisatie wil wel wat van onzen Kerkeraad hebben, maar wij kunnen niets van de Evangelisatie krijgen.
Het oude liedje!
Een hoog bejaard vrijzinnig predikant, die niet zelden vooraan in den strijd gestaan heeft voor de vrijzinnige beginselen, was verleden jaar bij de opening van het nieuwe Evangelisatiegebouw der rechtzinnigen te X.
Iemand onderhield hem daarover en zei: hoe kondt gij, die vrijzinnig zijt, bij de plechtige opening van dat gebouw tegenwoordig zijn? De grijze vrijzinnige dominé, snaaksch in zijn ouderdom, zei: ik kan dat en ik wilde dat, omdat ik vrijzinnig ben. Dadelijk werd hij niet begrepen. En daarom zei hij verder: vele vrijzinnigen zijn zoo onvrijzinnig, dat ze den orthodoxen niets gunnen in de Hervormde gemeente. Maar omdat ik vrijzinnig ben, weet ik heel goed dat er anderen zijn die er anders over denken dan ik, en als die menschen die het met hun Catechismus houden, dan om een dominé vragen, heb ik er altijd 't pleit voor gevoerd, dat echte vrijzinnigen verdraagzaam moeten zijn en, juist omdat ze vrijzinnig zijn, aan anderen een plaats moeten gunnen. Waarbij ik, als vrijzinnige, weet en eerbiedig, dat rechtzinnigen, met hun bijbelbeschouwing en hun zondebeschouwing en hun verzoeningsbeschouwing en hun Christusbeschouwing aan de vrijzinnigen geen plaats kunnen en mogen ruimen. Daar zijn ze rechtzinnig voor, stijl orthodox. Maar omdat ik vrijzinnig ben moet ik en wil ik en zal ik voor een plaats voor hen opkomen, en waar ze nu hier geen dominé hebben en geen dominé krijgen (wat ik onbillijk vind, daar ben ik vrijzinnig voor!) verheug ik mij dat die menschen nu een nieuw, mooi, gezellig Evangelisatiegebouw hebben en ben ik er heen gegaan om de plechtige opening bij te wonen. Daar ben ik vrijzinnig voor!
De appellant droop af.
Neen, de vrijzinnigen, die „gelijk over steken willen", zijn niet vrijzinnig. Die zijn alles en niets. Want die waarlijk vrijzinnig zijn, die weten dat er ook andere menschen zijn die er anders over denken en een vrijzinnige eerbiedigt ieders overtuiging, ook die van anderen. Dat hoort tot het wezen van de vrijzinnigheid.
Ware liberaliteit!
Terwijl de bijbelsch-rechtzinnigen met hun bijbelsch-rechtzinnig Christusgeloof 'n vrijzinnig stelsel, waarin èn God èn de mensch, èn de Bijbel èn Christus, èn de zonde èn de verlossing in een zoo'n principieel ander licht wordt gesteld, niet kunnen en niet mogen rekenen, als van gelijke rechten te zijn met de rechten van het Evangelie van Jezus Christus naar Gods heilig Woord en onze Hervormde belijdenisschriften.
Willen ds. de Gfaaff en ds. Post hieraan eens denken? En willen zij eens moeite doen om als echte vrijzinnigen hun vrijzinnig beginsel ook in practijk te brengen? Dan werkt ds. Post van Rijswijk krachtig mee, dat de rechtzinnigen, nu er een tweede predikantsplaats gesticht is, een dominé krijgen. Vrijzinnig is voor de vrijzinnigen: ook anderen een plaats!
't Zelfde liedje.
Juist toen we bovenstaand geschreven hadden, lazen we in de N.R. Crt. het bericht, dat de Kerkeraad van de Ned. Hervormde gemeente te N.-Weerdinge (Dr.), om principieele redenen heeft gemeend niet te mogen treden in het verzoek van de Vrijz. Hervormde Vereeniging aldaar, om in hun eigen gebouw een doopdienst te houden.
De correspondent van de liberale N. R Crt. zegt daarbij: „Dit besluit steekt wel af bij de door den Kerkeraad van het naburige Valthermond steeds ingenomen houding van verdraagzaamheid. Aan de te Valthermond gevestigde Evangelisatie worden op hun verlangen steeds één of meer doopbeurten toegestaan".
Onze oude vrijzinnige collega, bovenbedoeld, zou den correspondent antwoorden: „Man, wat versta je nog weinig van ons mooi vrijzinnig beginsel! Ons vrijzinnig beginsel, als we waarlijk vrijzinnig zijn, brengt mee, dat we zoo verdraagzaam zijn en anderen ook iets gunnen; ja, voor de rechten van anderen opkomen. Daarvoor zijn we vrijzinnig! Maar de rechtzinnigen met hun Doopsbeschouwing, inzake het water van den Doop en het bloed van Christus, kunnen en mogen den vrijzinnigen Doop niet als gelijkwaardig met hun Doop erkennen.
Daar zijn zij rechtzinnig voor. En wij zijn vrijzinnig, om dat te kunnen begrijpen, om dat te kunnen dragen en billijken; waarbij wij vrijzinnig blijven in verdraagzaamheid, omdat we vrijzinnig zijn!"
't Gaat niet om bijkomstigheden
Tusschen vrijzinnigen en orthodoxen gaat het niet om kleinigheden, om „verschil van meening"; om dingen waarvan men zou kunnen zeggen: 't ligt aan den omtrek! Neen! Het gaat om het Evangelie van Jezus Christus, waarvan Jezus Christus en Die gekruisigd Zelf middelpunt en inhoud is.
Om dat Evangelie, waarin Gods liefde op 't hoogst uitschittert, waarin Gods recht uitblinkt, waarin Gods genade verheeriijkt wordt, bij het kruis van Golgotha.
Met Paulus zeggen we: we hebben ons voorgenomen niets anders te weten dan: „Jezus Christus en Dien gekruisigd". Dat is de inhoud van ons geloof, het résumé van heel onze prediking. Daarin ligt de gansche rijkdom van het Evangelie Gods. Dat kruis waaraan Gods Gezalfde, Sions Borg en Losser, der zondaren Heiland èn Middelaar stierf, is het centrale punt en de zegen van dat kruis — en van geen ander — is grooter dan aarde en hemel aan heerlijkheid kunnen bevatten. In die enkele woorden: „Jezus Christus en Die gekruisigd", ligt de kern van het Gods-Evangelie.
Neem dat weg — dan is alles weg. En daarom, neen! 't gaat niet om kleinigheden, om verschil van meening, om uitlegging van een wetsartikel, om geld of goed, maar het gaat om het hoogste, het heerlijkste, het heiligste, het zaligste voor arme zondaren: Jezus Christus en Die gekruisigd.
Niet ieder kan in z'n eigen weg zalig worden.
Er is maar één weg, die gaat over Golgotha, waarvan de Heiland ook nu nog telkens zegt: Weet gij niet, dat de Christus moest lijden? daarbij ons rondleidend in de Schriften. Hij, die bij de Schriften leefde. Hij wil naar de Schriften gepredikt worden, zijnde zóó de weg tot den Vader, het heil voor zondaren, een iegelijk die gelooft tot vrede door het bloed des kruises.
Een mooi plekje verdwijnt.
Er is een Vereeniging tot behoud van natuurschoon. Heel veel, dat door sloopershanden zou worden opgeruimd, is door die Vereeniging gered en voor ons bewaard gebleven. Hier een bosch, daar een huis, ginds een molen — zoodat die Vereeniging zeker veel nuttig werk heeft verricht.
Onder ons wordt ook een mooi plekje bedreigd. Een mooi stuk van kerkelijk leven is nabij de verdwijning gekomen. En we vreezen, dat het niet te redden is. De sloopershamer is al besteld. Nog 'n oogenblikje en 't is opgeruimd!
We bedoelen, wat daar nu jaren achtereen in „Den Dolder" plaats gehad heeft.
Daar, op de bovenzaal (kerkzaal) van de Zeepfabriek „De Duif" (vroeger was de heer Chr. Pleines eigenaar) wordt sinds jaren elken Zondagmiddag godsdienstoefening gehouden. Er komt den eenen Zondag een Hervormd predikant en den anderen Zondag een predikant van de Gereformeerde Kerken. En zoo komen daar Zondag aan Zondag vele menschen, vrouwen, mannen, kinderen, bij elkaar om de prediking van het Evangelie van Gods genade te beluisteren uit den mond van Hervormde dominé's en van predikanten van de Gereformeerde Kerken.
Met groot genoegen hebben wij daar ook een en andermaal gepreekt. En we hebben den indruk meegenomen, dat het goed is, dat broeders en zusters van hetzelfde geloof samenwonen in liefde en vrede rondom hetzelfde Woord.
Hier was nu eens geen kerkelijke scheidingslijn. De Hervormde dominé kondigde af, dat de volgende week een collega van de Gereformeerde Kerken zou voorgaan, en de predikant van de Gereformeerde Kerken kondigde de komst van zijn Hervormden broeder aan. Er werd ook door de hoorders niet gevraagd naar den man die sprak, wél naar het Woord, dat hij bracht.
Jaar op jaar is dat Zondag na Zondag goed gegaan.
Maar, nu is 't uit.
De Gereformeerde Kerk van Zeist komt er tusschen en heeft besloten in „Den Dolder" een Gereformeerde Kerk te formeeren, opdat daar na instelling van de ambten geregeld het Woord en de Sacramenten zullen worden bediend. En dan is het natuurlijk met die mooie samenkomsten, waar men gemeenschappelijk opgaat onder de prediking, uit. Dan komt daar een Gereformeerde Kerk, en de menschen van de Gereformeerde Kerk mogen niet meer naar die inter-kerkelijke Zondagmiddagsamenkomsten. En dus óók als het van Hervormde zijde zou voortgaan om in „de fabriek" te „Den Dolder" te preeken, dan zou men toch van de zijde van de Gereformeerde Kerk niet meer komen.
't Spijt ons geweldig, dat dit mooie plekje straks er niet meer zal zijn.
Wat er voor in de plaats komt, achten wij gansch niet beter, al zal men ook geen moeite sparen om met tal van woorden het goed recht in deze van de Gereformeerde Kerk te bepleiten en te verdedigen.
Hadden we maar een inter-kerkelijke Vereeniging die, om de komste van Gods Koninkrijk te bevorderen, voor zulke plekjes wilde en kon waken. Maar zoo'n Vereeniging is er niet, voor zoover we weten. En daarom — de sloopershanden zullen wel voortgaan en het zal wel spoedig gedaan zijn met dit mooie stuk, dat velen, die van Gereformeerde Confessie zijn, lief was geworden.
Hooghartig.
In „De Bazuin", weekblad ter bevordering van de belangen van de Gereformeerde Kerken in Nederland, schrijft nu sinds geuimen tijd ds. K. Schilder. Hij heeft de verzorging van „Kerknieuws" op zich genomen, dat dan genoemd wordt „Op en om ons erf". Het is om berichten te geven van het kerkelijk erf, maar meer nog om het kerkelijk erf te bewaken en te beveiligen door aanwijzing van allerlei dwalingen en verkeerde toestanden, welke elders worden aangetroffen.
De Christelijk Gereformeerde Kerk en de Kerken in Hersteld Verband moeten het daarbij in den laatsten tijd geweldig ontgelden, want ds. Schilder trekt van leer tegen hen, en niet zuinig ook.
Men zegt, dat „De Bazuin" door de meewerking van ds. K. Schilder in abonné's aantal sterk vooruit is gegaan. Wat we natuurlijk niet kunnen bewijzen; noch de waarheid, noch de leugen van dit gerucht kunnen we vaststellen, 't Hoeft ook niet. Maar als het waar is, pleit dat niet voor de lezers van dat blad. Want we vinden het geen aanbevelenswaardige manier, zooals ds. Schilder, zoowel de Christelijk Gereformeerden als de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband behandelt.
Natuurlijk hebben wij er eigenlijk niets mee te maken. Toch grenst het vlak aan onze erve. 't Bestrijkt het kerkelijk terrein vlak in onze nabijheid. En we willen het wel uitspreken, dat de manier waarop ds Schilder polemiseert met de broederen rechts en links van hem, ons niet alleen weinig bevalt, maar wij zien er in dat de verdeeldheid, haat en nijd onder de broederen op deze manier hoe langer hoe meer zal toenemen.
Is er nu geen beter werk te doen, nog wel in „De Bazuin", dan distels en doornen vergaderen, om de broederen er mee om de ooren te slaan?
Zelf verklaart men, dat er voor andere dingen, van eigen erf, geen plaatsruimte in het blad is. En dat door het ellenlang en kolommenvol geschrijf, week aan week, maand na maand, tegen de Christelijk Gereformeerden en de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband (die in het laatste no. niet heel vriendelijk „de dr. Geelkerken volgende gemeenten" worden genoemd).
Is het niet wat hooghartig, al dat geschrijf? Dit moest ons even uit de pen, omdat het leeft in ons hart.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1928
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1928
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's