Uit de Pers,
Misleidend.
Misleidend. In de N. R. Ct. van Woensdag 13 Mei lezen we het volgende stukske:
Wij hebben dezer dagen melding gemaakt van een adres, door leden van de Engelsche Kerk gericht aan het Hoogerhuis van de Convocatie van Kandelberg. Onder de onderteekenaars was ook prof. Kirsopp Lake te Leiden. De bisschop van Gloucester, in dat Huis sprekende, viel prof. Lake over die onderteekening, aan. Adressanten spraken zonder voorbehoud hun geloof uit in de lichamelijke opstanding van Christus, maar dr. Lake, een geestelijke van de Engelsche Kerk hoewel er op het oogenblik geen geestelijk ambt in bekleedende, had, zoo zeide de bisschop, een boek over de Opstanding geschreven, waarin hij zoo duidelijk mogelijk verklaarde in geenerlei zin aan de lichamelijke opstanding te gelooven. De bisschop vond de onderteekening van prof. Lake dus tenminste misleidend.
Op die beschuldiging heeft prof. Lake geantwoord , in een brief aan den bisschop, ook opgenomen in de Times van gisteren. Zijn boek over de Opstanding, schrijft prof. Lake, sontkent niet de opstanding van een geestelijk lichaam, maar houdt vol dat Paulus geen opstanding of opwekking van vleesch en bloed van onzen Heer aanneemt. Met lichamelijke opstanding werd in het adres geen opstanding van »vleesch en bloed* bedoeld. Zoo hebben ook bisschop Westcott en dè tegenwoordige bisschop van Oxford de uitdrukking «opstanding van het lichaam» in de Engelsche lezing van de Apostolische Geloofsbelijdenis verklaard als beteekenende iets anders dan een opstanding van vleesch en bloed. Waarom zouden deze bisschoppen een artikel in de Geloofsbelijdenis vrij mogen verklaren, vraagt prof. Lake, en ik niet? Er zijn nagenoeg geen bisschoppen of lagere geestelijken in de Engelsche Kerk, die elk artikel in de Geloofsbelijdenis opvatten in den zin, dien de opstellers er aan hechtten. Wordt dat eenmaal aanvaard, dan heeft men geen recht de adressanten te verwijten, dat zij de «lichamelijke opstanding» vrijelijk verklaren.
Wij kunnen niet anders dan hartelijk instemmen met den bisschop van Gloucester en zeggen met hem: het teekenen van Prof. Lake is „tenminste misleidend."
Of is het niet misleidend, als men van de opstanding van Jezus spreekt en men gelooft niet aan Zijn opstanding uit het graf ten derden dage, waarna Hij zich levend vertoond heeft aan de Zijnen?
Dat is bedriegelijk spelen met woorden. Dat is de gansche geschiedenis, in Gods Woord ons beschreven, voor leugen verklaren en de verklaring en omschrijving onzer belijdenisschriften verwerpen en veroordeelen — en dan tegelijk den schijn aannemen, alsof men even goed van de dingen spreken kan als de Kerk het altijd gedaan heeft en nog doet.
Dat is zulk oneerlijk spel, dat het niet genoeg kan worden gebrandmerkt als «tenminste ' misleidend."
Men heeft niet het recht in de Kerk te spelen met historisch geworden uitdrukkingen en omschrijvingen.
Men heeft niet het recht om de feiten onderst boven te schoppen eu dan toch stil in de Kerk te blijven.
Dr. J, J. Knap Czn. van Groningen geeft bij zijn uitgave „Dogmatische Fragmenten" ook recensies van geschriften, benevens beschouwingen over onderwerpen van den dag. Zoo komt op den omslag van No. 2 der Dogm. Fragmenten een beschouwing voor over
De Haagsche Vergadering
die aldus luidt: »Met begrijpelijke spanning hebben ook wij het verloop gevolgd van de groote vergadering, door bijna twee duizend ambtsdragers bezocht, die 16 April 1.1. te 's Gravenhage gehouden is.
Dat, gelijk beweerd is, de. uitnoodiging die door de Synode aan de voormannen der verschillende richtingen gezonden werd om als inleiders op te treden, een stilzwijgende erkenning in zich zou sluiten van het bestaansrecht der onderscheiden groepen in onze Kerk, heeft nauwelijks weerlegging noodig. Het Congres was bedoeld als een samenspreking om tot meerder klaarheid te komen, en ten overvloede heeft de president der Synode er in zijn openingswoord nadrukkelijk op gewezen, sdat men geen oogenblik wenschte te vergeten, dat wij voorgangers en medeopzieners zijn in een Kerk, gebouwd op het fundament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus de uiterste hoeksteen is, " een woord, waarvoor hem de dank toekomt van allen die oog hebben voor de onmisbaarheid van een grondslag die niet in het eindige en menschelijke, maar in het eeuwige en Goddelijke rust. Het is inderdaad ten eenenmale onjuist wat wij in onderscheiden bladen lazen, dat deze vergadering bedoeld zou zijn als een poging om een vergelijk voor te bereiden en een modus vivendi te vinden, die het vreedzaam saamwonen van de verschillende richtingen in een Kerkverband mogelijk zou maken. De keuze der te behandelen onderwerpen in de morgenvergadering bewees wel het tegendeel. Wie op het maken van schikkingen bedacht is, weert uiteraard de beginsel-quaesties van de agenda, omdat op dit kardinale punt alle inschikkelijkheid van zelf buiten gesloten is, en zou alleen vraagstukken als die van de avondvergadering aan de orde gesteld hebben. Op het congres werd alleenlijk een gelegenheid geopend om de uiteenloopende zienswijzen inzake de belijdenis-quaesïie voor te dragen en te verdedigen ten einde het inzicht in den bestaanden toestand, waarin de Kerk verkeert, te verhelderen en zeer bepaaldelijk beginsel tegenover beginsel te stellen. Dit is nu geschied op een waardige wijze, waardoor de groote vergadering een over 't'geheel genomen hoog karakter verkregen heeft. Nieuwe gezichtspunten zijn er noch van links, noch van rechts geopend, en dat was ook niet te verwachten, daar elks standpunt sinds jaren van week tot week in de kerkelijke pers toegelicht werd. De schampere opmerking in de vrijzinnige bladen, dat de mannen van rechts met cliché's werkten, geldt dan ook letterlijk evenzeer voor links, want wie de vrijzinnige bladen geregeld leest, vernam op het Congres de zuivere echo van wat die kolommen wekelijks behelzen. Er was alleen dit kapitale verschil, dat van rechts de bezielende toon te beluisteren viel die ook door de Heilige Schrift trilt, terwijl van links het beroep op Gods Woord ontbrak en, voegen wij er bij, moest ontbreken. Kennelijk werd, naar het onverdacht getuigenis van velen die de vergadering bijwoonden, de macht van Gods Woord in de samenkomst gevoeld. De eeuwige waarheid bewees ook hier haar zedelijk overwicht en legde beslag op de geesten, zóo zelfs dat de heer Hovy van Bellen bij de gedachtenwisseling beleed 't meest getroffen te zijn door de woorden der Confessioneelen, en den indruk gekregen te hebben dat hun zaak zeer reëel en niet maar formeel is. Hij voegde er zelfs de vraag aan toe of het duurzaam samenwonen van zoo heterogene elementen mogelijk was en of ontbinden niet het einde moest zijn? Of dit laatste nu het praktische resultaat der conferentie zal zijn ? Natuurlijk niet terstond. De toestanden zijn hiervoor veel te ingewikkeld en het doorhakken van knoopen is zelden beter dan het ontwarren, waarvoor, een groote mate van geduld en wijs beleid vereischt wordt. Maar wel is het onze! overtuiging, dat wij een schrede nader gekomen zijn tot de scheiding tusschen links en rechts, die het onvermijdelijke einde zal zijn. Men heeft duidelijker dan ooit te voren gevoeld, dat hier twee wereld- en levensbeschouwingen onverzoenlijk tegenover elkaar staan, en het is de zegen van het congres dat dit onomwonden erkend is. Zoolang in onze Kerk de fundamenteele lijnen niet meer getrokken werden doch de prediking uitsluitend in het gemoedelijke opging, kan het ongelijksoortige elkanders gezelschap in een kerkverband verdragen. De tijden zijn echter veranderd. De wijsgeerige diepte, die het kenmerk onzer pas begonnen eeuw is, doet haar invloed ook in kerkelijke kringen gevoelen, en hierin ligt naar onze meening de verklaring van het feit, dat men allerwege weder naar de grondbeginselen vraagt. Waar dit nu geschiedt en de fundeeringen blootgelegd worden, komen de fundamenteele verschillen aan den dag en stelt het verschil van beginsel vanzelf den eisch om te laten uiteengaan wat niet uit één grondslag is opgebouwd.
Het komt ons voor, dat men na het congres van beide zijden de noodzakelijkheid moet gevoelen elkaar den scheldbrief te geven. Wij aarzelen niet het uit te spreken, in de hoop dat ons woord weerklank bij velen zal vinden, dat dit doel vóór alles met beslistheid vastgesteld dient te worden, en dat wij onzerzijds daarop met volle bewustheid hebben aan te sturen.' Waar geen vast doel is, kan men geen veerkrachtigen tred verwachten, maar wordt het een slingerende gang, een wankelen zonder vastheid dat men slechts met een meewarigen glimlach kan aanzien. De scherpschutter mikt op een wit. De zeeman koerst naar een haven. En zoo hebben wij ook de splitsing van rechts en links als het eindpunt van onze actie voor onze aandacht te nemen en er wel met voorzichtig beleid, doch ook met onwrikbare standvastigheid op aan te houden. Meermalen werpt men hiertegen de bedenking op, dat de verschillende richtingen elkaar kunnen contróleeren en aanvullen. Wij meenen zelfs wel eens gelezen te hebben, dat onze Kerk veel aan het modernisme zou te danken hebben, omdat het de orthodoxie dwong zich ook in wetenschappelijken zin rekenschap van haar geloof te geven. Het laatste ontkennen wij niet. Maar het ontgaat ons volstrekt in welk opzicht het hiervoor noodig zou zijn, dat het modernisme juist in één kerkverband met ons saamleeft? Onnoozel ware het te meenen, dat het modernisme zou verdwijnen indien het geen plaats meer in onze kerk innam. Het zou zich ongetwijfeld zelfstandig organiseeren, en welk wetenschappelijk gevormd man zou ook dan ook geen kennis nemen van het dikwerf eerbiedwekkend wetenschappelijk onderzoek dat in die intellectueel vaak hoogstaande kringen geschiedt? Heel deze quaestie heeft onzes inziens niets met de kerkelijke organisatie te maken. Alles zou in dat opzicht blijven, gelijk het was, en misschien kwamen de modernen er toe meer dan tot dusver ook persoonlijk kennis te nemen van wat in gereformeerden kring gepubliceerd wordt, inplaats van dit aan zeer enkelen over te laten.
Is de doelpaal eenmaal in den grond geslagen, dan komt de vraag aan de orde wie aan de rechterzijde gezamenlijk zullen optrekken? De mannen van den Gereformeerden Bond en die der Confessioneele vereeniging zijn hier wel met degenen, die als volgelingen van wijlen Dr. Kohlbrugge bekend staan de eerstaangewezenen. De verschilpunten moeten wegvallen nu het gaat om den triumf der levens-en wereldbeschouwing die opkomt uit de beginselen der Heilige Schrift. Indien wij wel ingelicht zijn is er tengevolge van de Haagsche vergadering een geest van toenadering openbaar geworden die weldadig zou aandoen, en is hoop op verbroedering voor een gemeenschappelijk program van actie niet buitengesloten. Wij zouden er ons hartelijk over verblijden, indien deze geruchten waarheid behelsden, en indien de voormannen het niet bij platonische sympathie-betuigingen lieten, maar gezamenlijk de hand aan den ploeg sloegen om het kerkelijk probleem in een geest van wederzijdsch vertrouwen tot oplossing te helpen brengen. Voorts zijn er onder de ethische broeders niet weinigen die Icloek opkomen voor het belijdend karakter der Kerk, en die dit niet slechts in individueelen zin verstaan, als zou het genoeg zijn dat ieder lidmaat persoonlijk zijn geloof belijdt, maar wel degelijk in kerkelijken zin, daar zij zich geen Kerk zonder geschreven belijdenis kunnen denken. Over den omvang en den preciesen inhoud der belijdenis mag dan verschil bestaan tusschen hen en de mannen van gereformeerden huize, principieel stemmen zij niettemin overeen in den eisch om een belijdenis te hebben en te handhaven, terwijl de Christus der Schriften er de hoofdinhoud van behoort te zijn. Op deze gemeenschappelijke basis schijnt ons een vruchtbare samenwerking zeer wel mogelijk. Wat in ethische kringen meer links staat zou wel niet medegaan; maar indien wij de kaart van het land eenigszins kennen, zullen de rechts-etische groepen wel voor samenwerking, zij 't op een bepaald omschreven program, te vinden zijn. Allicht dat de pas opgerichte Hervormde Broederschap hier belangrijke diensten zou kunnen bewijzen en den weg effenen om tot een gemeenschappelijke en doortastende actie te komen. Op welke wijze de verbondenen zouden moeten optreden om de macht van het modernisme in de Kerk te breken, is nader te overleggen. Duidelijkheidshalve stippen wij slechts aan, dat wij sinds jaren in onzen kring verdedigd hebben wat Dr. Kromsigt onlangs in zijn Weekblad schreef over de overgangsmaatregelen die wel haast geboden worden door den abnormalen toestand waarin onze Kerk zich bevindt. Aan het uitbannen zijn in deze omstandigheden zulke ernstige bezwaren verbonden, dat men er slechts noodgedrongen toe zou willen overgaan. Maar wel dient de stroom van het modernisme afgedamd te worden door te verhinderen, dat er nieuwe toevoer kome. Indien de Synode er onder sterke pressie der Kerk toe besloot de proponents-formule aldus te wijzigen, dat wie haar onderschreef geacht mocht worden de waarheid naar de Schrift te zullen verkondigen zou het bestaande geslacht der moderne leeraren binnen afzienbaren tijd uitgestorven zijn, terwijl er geen nieuw geslacht van voorgangers zou opstaan. Natuurlijk zijn hiermede alle bezwaren lang niet ondervangen, want wij hebben niet slechts met voorgangers doch ook met gemeenteleden te doen. Maar wij zijn van oordeel, dat, zoo de Synode in den bedoelden zin optrad, de modernen de dingen niet op hun beloop zouden laten, doch vrijwillig de Kerk vaarwel zouden zeggen om zich op eigen hand naar den eisch van hun beginsel te organiseeren.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 juni 1914
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's