Staat en Maatschappij.
Het Koloniaal beleid.
Er is in den laatsten tijd heel wat geschreven en gesproken over het Koloniaal beleid dat door het kabinet-Heemskerk met betrekking tot de Zendingen het Christelijk Onderwijs in Indie is gevoerd geworden. Waren de klachten maar voor slechts de helft waar, dan zou Indie door het optreden van den Gouverneur-Generaal Idenburg reeds aan den rand van den afgrond zijn gebracht.
Het manifest dat door de vrijzinnige concentratie aan haar Program was toegevoegd, schreef er van: „ Door opgedrongen kerstening dreigt het Moederland de inlandsche bevolking van zich te vervreemden. Het drijven om gouvernementsscholen te doen plaats maken voor scholen der Christelijke secten, brengt den schoolstrijd ook naar Indie over. Ons koloniaal bezit wordt aan gevaar blootgesteld tengevolge van een politiek, die lijnrecht ingaat tegen jarenlang beproefde beginselen van Koloniaal beleid."
Nu de stembusstrijd achter ons ligt, willen wij eens rustig nagaan, wat van al die klachten aan is.
Onlangs bevatte de liberale Nieuwe Courant een schrijven uit Batavia, waarin een en ander wordt medegedeeld over het sterke verzet, dat de felle regeeringspropaganda tot bevordering van het Christendom in Indie bij de bevolking vindt. Een duidelijke reactie viel waar te nemen als gevolg van de actie op Java, waar het geestelijk element onder de bevolking dadelijk heeft geantwoord. En het Bataviaansch Nieuwsblad liet zich in eenzelfden geest uit toen het wees op het feit hoe de bevolking in groote ontroering en beroering komt door de voornemens der Regeering.
Wat stond nu, kort nadat dit bericht in het Bat. N.bl. verschenen was, omtrent deze ontroering en beroering der bevolking in het Nieuws van den Dag van N.-I. te lezen?
«Wij weten niet — zoo schreef het blad — of de inlandsche bevolking werkelijk zoo in ontroering is als de tendentieuze berichten in het Bat. Nbl. het willen doen voorkomen. Maar als het zoover moet komen, behoeft dat blad zich er toch zeker niet over te verwonderen.»
Het is duidelijk wat het JV. v. d. D. v. N. I. met deze opmerkiug zeggen wil. Eerst doet vrijzinnige pers haar uiterste best, om de gemoederen tegen het Indische regeeringsbeleid op te zetten en dan naderhand maakt er de Regeering een grief van, dat er eénige beroering onder de bevolking merkbaar is of schijnt te zijn.
Eerst 't vuur stoken en aanleggen. En dan brand gaan roepen, zoo werd niet lang geleden door de antirevolutionaire Amsterdammer deze wijze van doen gekwalificeerd.
Men speelt in Indie loos spel. De vrijmetselaars steken het vuur aan om dan op het beleid van den Gouverneur-Generaal, die de Zending goedgezind is en ook in Indie in het staatsbeleid voor de eere Gods wil opkomen, op eene duchtige manier af te geven.
Desnoods waagt men er geheel Indie aan, als de Christelijke regeering maar het onderispit delft.
Hoe gansch anders staat het echter in werkelijkheid in Indie vergeleken bij de voorstelling die de vrijzinnige pers van den toestand geeft. Het blijkt toch telkens dat het juist de Oosterling is, die zich nooit in een van overheidswege opgedrongen neutraliteit zal kunnen vinden.
Enkele maanden geleden gaf de te Magelang arbeidende zendeling A. Merkelijn daarvan in de Zuider Kerkbode nog een frappant bewijs.
Die zendeling schreef dat een invloedrijk Javaan hem had verzocht aan zijn tienjarig zoontje een Europeesche opvoeding te geven. En hoe kwam hij er nu toe, die opvoeding juist aan een zendeling toe te vertrouwen?
Ziehier wat Ds. Merkelijn er van zeide:
«Onder de overwegingen, die hem tot dien stap gebracht hadden, behoorde o. a. ook deze, dat hij, zooals hij zeide, nu zeker wist, dat zijn zoontje een godsdienstige opvoeding ontving. Hij vond niets treuriger dan eene opvoeding zonder godsdienst, en al was mijn godsdienst de Christelijke, liever in den Christelijken godsdienst opgevoed, dan zonder eenigen godsdienst.»
En deze Javaan, zoo gaat de Magelangsche ïendeling verder, staat nog al vooraan in de Jong-Javaansche beweging. Hij was van plan ajn jongen later op te leiden voor inlandsch advocaat en hem dus een voorname plaats te doen innemen in de Javaansche samenleving.
Uit dit feit blijkt alzoo heel wat anders dan uit de verhalen, die de Indische liberalen in hun godsdiensthaat — want uit anderen hoofde is hun optreden toch niet te verklaren - weten op te disschen.
Wat hier in 1913 door Ds. Merkelijn medegedeeld wordt, klopt zoo geheel op hetgeen Dr. Scheurer, de man die beter haast dan wie ook den Javaan kent, in zijne rede bij de Koloniale debatten in November 1911 scherp en met groote waardigheid in de Tweede Kamer zeide:
«De Javaan begint te hunkeren en te hongeren naar kennis, naar beschaving, naar wetenschap. Hij wil los uit de knellende banden, waarmede hij zich gebonden gevoelt. En, mijne heeren, niet uw neutrale school; niet uw vrij tooneel, niet uw godsdienst boven geloofsverdeeldheid, maar eenig en alleen de vrijheid, die in Christus Jezus is, kan den Javaan gelukkig maken.»
Krachtig en fier klonken deze woorden voor 's Lands raadzaal. Wat Indie voor zijne ontwikkeling behoeft is, dat er krachtige steun worde verleend aan de Zendihg, dat er in Indie voor de Christelijke scholen plaats kome, dat Indie een Christelijk regeerbeleid hebbe. Daarbij moet de vernederende bepaling afgeschaft worden, dat de Zending vergunning vragen moet voor haar evangelieprediking, en voorts kome er regeling van de rechtspositie der inlandsche Christenen. Een historisch oogenblik is voor Indie aangebroken, zooals in eeuwen niet terugkeert. Laat dan de regeering, zoo sprak de Sneeksche afgevaardigde, voor ons Christelijk Nederland tachtig medehelpen om Indie voor de Christelijke beschaving te winnen.
Zoo getuigde op kloeke wijze een der weinige kenners van het leven van den Javaan. Met geen enkel woord werd daarbij gezinspeeld op of gerept, van gevaren die zouden dreigen. Integendeel werd aan het beleid van den heer Idenburg warme hulde gebracht.
En dat niet alleen Dr. Scheurer, maar ook anderen, zelfs niet-geestverwanten de meening zijn toegedaan dat er voor klachten over de richting, die in het Koloniaal bestuur gevolgd wordt, geen grond aanwezig is, daaraan kon men in het liberaal orgaan, waarover wij het in den aanhef van dit artikel hadden, de Nieuwe Courant van 14 Juni 1913, een treffend staaltje vinden, waar de publicist Mr J.F. Dijkstra, die noch tot de coalitie, noch tot de concentratie behoort, in een ingezonden stuk zijne bevindingen mededeelt, die hij bij een reis door Java heeft opgedaan.
Over hetgeen deze Mr. Dijkstra schrijft, D.V. in het volgend nummer.
(Slot volgt).
De roode vaan uit de mist.
Bij een onderhoud dat mr. Troelstra eenige dagen geleden met een persman had en waarin ook dè vraag, omtrent hetgeen van de meerderheid der Kamer voor de wetgeving te verwachten zou zijn een punt van bespreking uitmaakte, verklaarde hij dat zi. de herziening van de subsidie-wetten inzake het bijzonder onderwijs ter hand zouden kunnen worden genomen.
Het euvel van de verslechtering van het volksonderwijs, ten gevolge van de kleine bijzondere schooltjes eischte z.i. dringend herziening.
. Na al hetgeen over dit onderwerp ook van de zijde der Concentratie is gehandeld geworden, weten dus de voorstanders der bijzondere school wat hen in de naaste toekomst wacht.
Ook ten opzichte van de zending en van het bestuursbeleid in Indie heeft een der concentratiepartijen thans duidelijk en onomwonden haar oordeel gezegd.
Het vrijzinnig-democratisch orgaan De Wereld van 4 Juli wijdt een artikel aan „Indie in de ministeriëele crisis."
Het blad schrijft over deze aangelegenheid :
Èen der voornaamste gevolgen van de nederlaag der kerkelijke coalitie zal moeten zijn een cardinale verandering van het bestuursbeleid in Indië. Nederland heeft de in de laatste jaren in onze kolonie gevolgde »Kersteningspolitiek« veroordeeld, en het is ondenkbaar dat bij het optreden van een nieuw ministerie, welk karakter dit ook moge dragen, deze duidelijke stembusuitspraak zich niet aanstonds in het Indisch bestuursbeleid zou laten gelden. De tijd dringt. Uit de dagbladen weet men tot welke gistingen en woelingen de roekelooze kersteningspolitiek op Java reeds heeft geleid, welk een door-en-door ongezonde en gevaarlijke toestand in de verhouding tusschen de Inlandsche bevolking en het Europeesche element is ontstaan. Deze verschijnselen zijn, goddank, nog slechts van korten duur en kunnen bij totale verandering van beleid, hoogstwaarschijnlijk nog met vreedzame middelen worden bezworen. Doch elke dag is er éen, en snel ingrijpen is gebiedend noodzakelijk om een ernstig conflict te voorkomen.
Het blad zet dan nader uiteen hoe het averechtsch beleid van den gouverneurgeneraal Idenburg tot dien ongezonden en gevaarlijken toestand heeft geleid. In een volgend artikel hoopt de schrijver de middelen aan te geven waardoor de geest onder de Inlandsche bevolking zal kunnen worden omgewend.
Een ieder begrijpt in welke richting het advies door deze Koloniale specialiteit zal gegeven worden. Intusschen staat het ook omtrent de Zending vast, dat de woorden die zoo langen tijd door de vrijzinnigen ook over de Zending gesproken werden in daden zullen omgezet worden.
Onderwijs en Zending komen aan de orde, maar met welke bedoeling?
Ontzettend is de verantwoordelijkheid van die mannen, die, voorstanders van het Christelijk Onderwijs en ijveraars voor de Zending, het vrijzinnig-socialistisch bloc in de meerderheid brachten.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juli 1913
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juli 1913
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's