Ned. Herv. Jongelingsbond
Rooster van Werkzaamheden.
Daar, ten spijt onzer bedoeling, 't Rooster een week te laat geplaatst is, vervalt bijbelbespreking van 30 Maart, 't Vrij onderwerp voor 23 Maart zij dan een onderwerp over den Goeden Vrijdag. D.V. wordt van af 30 Maart voor volgende drie maanden een rooster gegeven.
A. Bijbelbespreking.
Gen. 1 : 6—20.
Vers 6. Lees daarbij na Ps. 33 : 6; 104 : 2 ; 136 : 5 ; 148 : 4; Spr. 8:29; Jes. 43:5 ; Jer. 10:12; 51 : 15.
Wat wordt hier met het uitspansel bedoeld ?
Calvijn tcekent bij deze woorden o.a. aan : wel weten wij, dat de regen op natuurlijke wijze ontstaat, maar de zondvloed toont genoegzaam, hoe wij door de onstuirnigheid der wolken zouden overweldigd worden, zoo de sluizen der hemelen niet door Gods hand gesloten waren.
Vers 7. Lees Ps. 33 : 7 ; 136 : 6; Spr. 8 : 24; Ps.148 : 4.
Vergelijk dit wonder, n.l. dat de wolken van het uitspansel gedragen worden met Ex. 14 : 22.
Ook hierbij nalezen Ps. 69:2 enz.; de vermoeiden van lijden en zonden; zie ook Ps. 32 : 6.
Vers 8. a. De lucht of dampkring, hier hemel genoemd, is onderscheiden van den hemel, dien God in den beginne schiep — zie verder Ps. 104:2.
b. Het ware voor Gods almacht niet te wonderlijk geweest op één ondeelbaar tijdstip alles te scheppen. Waarom deed hij het dan in 6 dagen?
c. Het uitspansel in zijne heerlijkheid wijst op Gods wijsheid en liefde; in zijne afwisselingen op de wisseling in het lot en in de ziel, en dringt tot wachten en bidden.
Verklaar dit kort.
Vers 9. - Door ontzettende beroeringen, wellicht door onderaardsch vuur bewerkt, ontstonden de diepten, waarin het water samenstroomde, zoodat het niet meer de geheele aarde overdekte (Job 38:8—11 Ps. 104:6—9)' en vormden zich de hoogten der aarde (Spr. 8 : 24, 25).
Vers 10. En God zag dat het goed was. Waarom dit bij tweeden dag er niet bij ?
Vers II. a. Calvijn teekent bij dit vers aan: Dit beteekent, dat niet slechts toen de kruiden en boomen geschapen zijn, maar ook, dat hun tegelijk het vermogen is gegeven, om zich voort te planten.
b. Beschrijf kort naar aanleiding van dit vers het onderscheid tusschen het Godswerk en het menschenwerk.
Vers 12. a. Da Costa zegt hiervan o.a.: Wonder Gods! In één mensch schiep God alle menschen, in één boom alle boomen, in één gewas alle gewassen van deze soort, die er zijn zouden tot aan het einde der wereld.
b. Lees eens bij dit vers i Cor. 15; 38. Ook Ps. 104:31-
Vers 13. Eerste drietal dagen — straks 2e drietal Drie hét getal der godheid.
Vers 14. a. Lees Ps. 8:19— 104:19— 136:17.
b. Ook 2e drietal met licht begonnen. Waarom ?
c. Waartoe stelt God de hemelteekenen ? 1e. Zie Matth. 16 : 2 v. 2e. Matth. 2:2, Luc. 21:25— 23:44. 3e. Ps. 104 : 19.
Vers 15. Waarom wordt het licht door God op den eersten dag geschapen nu aan de hemellichamen verbonden? Lees voorts Deut. 4 : 19. Jerem. 31 : 3.
Vers 16. a. Zie Ps. 148:4— 136:7—.
b. Waarom hier de hemelteekenen »lichten« genoemd ? en waarom' ook »groote« genoemd ?
c. Wat toont dus in dit vers de Heere weer duidelijk?
Vers 17. a. God stelde ze — in 't Hebr. »gaf« ze, b. Nissen teekent bij dit vers o.a. aan:
Het uitspansel, waaraan zij geplaatst zijn, is hier de vaste kracht, die hen op hunne banen houdt, zoodat zij niet in botsing komen met de aarde, en die de wetenschap centraalkrachten noemt (Middelpuntzoekende en vliedende krachten).
Vers 18 en 19. a. Waarvoor zijn de hemelteekekenen niet, waarvoor wel gesteld ?
Zie hiervoor Deut. 4:9— Ezech. 8 : 16 Jerem 10:2 Gen. 9 : 12— 15 : 5 Matth. 2 : 2 Ps. 8 : 4 v. Ps. 19— 104 : 20—24 Jes. 60:19 v Openb. 21 : 23 v.
b. De hemelteekenen 1e onmisbaar voor deze Schepping; 2e roepstemmen tot (Gods verheerlijking; 3e aanwijzers van feesttijden (Paschen, Nieuwe maan), 4e beiden van goddelijke zaken; 5e stemmen Gods voor het geloof.
B. Kerkgeschiedenis.
Meermalen werd er geklaagd : 'k Zou ook wel gaarne aan Kerkgeschiedenis doen, maar — maar — ja laat ik 't maar zeggen, de jongens vinden het zoo droog.
Zekerlijk maken sommige handboeken, dat de opstellen over de Kerkgeschiedenis minder, pleizierig aanhooren. Soms krijgen we ter tafel een dorre opsomming van feiten, wat jaartallen, enz. Dit alles maakt, dat de liefde voor die zaak er af gaat. Neem nu eens, vrienden, ons handboekje »Tafereelen uit de Geschiedenis der Chr. Kerk« ter hand en lees eens aandachtig de eerste les, dus tot bladzijde 10. Is dat niet boeiend ? Lees en herlees 't nog eens. Schrijf onder 't lezen de voornaamste punten op, en ga daarna die eens uitwerken. Heb je behalve onze bron nog andere werken over Kerkgeschiedenis, lees daarin ook eens wat ze over dezelfde zaken schrijeii 'k geloof vast, dat je een flink opstel krijgt en een luisterend gehoor, als je het voorleest.
C. Zendings-onderwerp.
' t Zendingsbevel aan Petrus.
a. Lees en herlees Handel. 10. b. Werk volgende punten uit, 1. Wie was Cornelius ? 2. Waarin openbaarde zich zijn godsdienstig leven ? 3. Merk wel op, dat de engel niet het Evangelie bracht, maar hem op Petrus wijst en waarom ? 4. Het gezicht van Petrus; behandel dit eenigszins breedvoerig. 5. Waarom dit gezicht noodig was voor Petrus ? 6. Waarom het bevel wel 3 maal herhaald ? Denk aan de uitlegging Farao's droomen. 7. Komst der knechten. 8. Wat Petrus doet. 9; Petrus bij Cornelius. 10. Wat Petrus uit zijn mededeeling besluit. XI. Zijn prediking en de uitslag daarvan. 12. De leering en slot.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 1912
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 1912
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's