Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Jong en Oud.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Jong en Oud.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jan de Bakker verbrand.

Terwijl de hellebaardiers op weg zijn, om den veroordeelde te halen, verzamelen zich vele aanzienlijken op het Prinsenhof.

Voor dit gebouw is met grooten spoed een hooge stelling opgericht, voorzien van zetels, met fluweel bekleed. Achtereenvolgens plaatsen zich daarop aan de eene zijde de heer van Montigny, Graaf van Hoogstraten en de leden van den Raad van Holland. Aan de andere zijde de Dominicaan Ridderus, dienaar van den bisschop, drie abten en de inkwisiteurs of kettermeesters.

-In het midden van de tribune staat een predikstoel.

Goedgewapende hellebaardiers vormen een' wijden kring en houden hét gedeelte van het plein, waar de brandstapel is, vrij van de opdringende volksdrommen.

Eindelijk komen de afgezondene krijgsknechten terug met den man, die op Noord-Nederlands bodem de eerste martelaar der Hervorming zou zijn.

't Is een man van nauwelijks 27 jaar. Lang van persoon, loopt hij rechtop, zooals steeds zijn gewoonte was. Zijn gelaat is deftig te noemen, terwijl hij een vergenoegd uiterlijk heeft.

Zijn lange, zwarte, dunne haren zijn achter over gestreken, zoodat zijn hoog voorhoofd goed uitkomt.

Met statigen gang gaat hij voorwaarts en het is hem aan te zien, dat de Heere Jezus hem wonderlijk sterkt. Zijn geheele wezen toont stille gelatenheid. Het levendig besef van de troostrijke nabijheid des Heeren verheldert zijn oog en doet hem de toebereidselen tot zijn dood met kalmte gadeslaan.

Terwijl hij voor de houtmijt geplaatst wordt, beklimt een Franciscaner monnik uit Leiden, den predikstoel en houdt met een schreeuwende stem eene rede naar aanleiding van Hand. 3:17 en 19 „En nu broeders, ik weet, dat gij het door onwetendheid gedaan hebt, gelijk als ook uwe oversten; betert u dan en bekeert u, opdat uwe zonden mogen uitgewischt worden."

De man, zegt de geschiedschrijver W. Gnaphëus, was blind naar het lichaam en naar de ziel. Dit laatste blijkt duidelijk uit de keuze van den tekst en uit de gansche predikatie, even goddeloos als dom.

Na'de redevoering keert de gesmade dienaar van Christus zich naar het volk en wil zich verantwoorden. Maar nauwelijks heeft hij eenige woorden gesproken of de woeste Klaas van Damme, de voornaamste gerechtsdienaar, snauwt hem toornig toe: „Zwijg, ellendige ketter! of ik zal u met een stuk hout den mond snoeren."

De vrome martelaar zwijgt; hij ontving van Zijnen Heiland genade om, waar men hem schold, niet weder te schelden.

Nu rijst de Dominicaan Jacobus Ridderus van zijn zetel. Met gemaakte deftigheid en onder ijselijke vervloekingen, ontdoet hij den belijder van Christus van zijn priesterlijk gewaad en stelt hem, als een veracht voorwerp, aan ieders bespotting bloot.

Met een geel kleed, dat veel te kort is, omhangen, het hoofd gedekt met een gele zotskap, van oorlappen voorzien, hoort hij zijn doodvonnis openlijk voorlezen.

Op den brandstapel geklommen, antwoordt hij op vriendelijken toon den beul, die hem, gelijk altijd gewoonte was, knielend verzocht, dat hij den dood, die hem zou worden aan--gedaan vergeven wilde.

Met eigen hand ontbloot hij zijn borst, om er het buskruit op te laten strooien. Op de bank staande, drukt hij zijn rug tegen den paal. Nog weinige oogenblikken scheiden hem van den dood. En welk een dood. In het midden van de vlammen!

Maar hoe smartelijk de uitgang uit dit leven ook zijn mocht, 't is de ingang in den hemel; 't binnengaan van het huis zijns Vaders; 't vereenigd worden met zijn Heiland. De houtmijt wordt aangestoken. Knetterend vliegen de vonken door de opstijgende rookwolken. Het vuur nadert. De scherprechter heett het slachtoffer den strop om den hals geslagen en wacht het .teeken, om dien toe te halen.

Maar de martelaar weet dit oogenblik nog te gebruiken om te spreken. „Dood, waar is nu uw prikkel ? Hel waar is nu uw overwinning ? De dood. is verslonden tot overwinning    (Slot volgt.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 oktober 1911

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Voor Jong en Oud.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 oktober 1911

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's