Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Staat en Maatschappij.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Staat en Maatschappij.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Arbeid op Zondag, III.

Naar vele Gereformeerde schrijvers van meening zijn, moet de ordinantie van het heiligen van den Sabbath niet in de eerste plaats in het vierde Gebod van de Wet des Heeren, maar daar ter plaatse gezocht worden, waar de Heere in Zijn Woord den Sabbath instelt, n.l. in Genesis 2:2: Als nu God op den zevenden dag volbracht had zijn werk, dat Hij gemaakt had, heeft Hij gerust op den zevenden dag van al Zijn werk, dat Hij gemaakt had"; en voorts in het derde vers: En God heeft den zevenden dag gezegend en dien geheiligd.'

Gold die ordinantie voor Adam vóór den val, de. Goddelijke ordinantie bleef, ook nadat de mensch zich moedwillig van den Heere had afgekeerd.

Wél kwam de zondaar anders tegenover het gebod te staan dan de eerste mensch in den staat der rechtheid.

Stond het bij den laatste zóo, dat Gods wil in Adam's hart was ingeplant, bij den eerste, bij den zondigen mensch, was die wil zelfs niet meer in zijn natuur terug te vinden. De rust van den zevenden dag werd daarom na den val voor den zondaar een genadegave, die de Heere aan den mensch schonk, om zich op dien dag van den arbeid, die hij de gansche week in het zweet zijns aanschijns had te verrichten, te ontslaan. Duidelijk heeft de Heere Jezus dit gunstbetoon Gods aan het licht gebracht, toen Hij, de Heere van den Sabbath, het Uitsprak : dat de Sabbath is voor den mensch.

Hoe hebben wij nu de ordinantie Gods naar Genesis 2:2 en 3 te verstaan ?

Reeds wezen we er op, hoe onze Gereformeerde vaderen de heiliging van den Sabbathdag begrepen. Volledigheidshalve zij aan hetgeen wij daarover schreven, toegevoegd, dat al was men in de Gereformeerde Kerken het in den grond der zaak over de Sabbatsheiliging eens, zich kort na de Hervorming hier en daar omtrent de viering van den Dag des Heeren toch nog wel eenig verschil voordeed. Aan hetgeen wij ons als doel van deze artikelenreeks echter voorstellen te bereiken, doet dit verschil intusschen niets af, omdat de Gereformeerde Kerken in de 17e en 18e eeuw op het Sabbathsvraagstuk vrijwel één lijn trokken.

Naar Gods ordinantie in Genesis 2 : 2 en 3 hebben wij dan op den Sabbathdag te rusten. Intusschen : „ Zoolang het raderwerk van het aardsche leven in volle kracht werkt, is er geen mogelijkheid, om zich geheel in de dingen zijns Gods te verlustigen. Daarom moet dat raderwerk stilstaan." (Dr. Kuyper Tractaat van den Sabbath). „Rusten" wil hier niet zeggen : niets doen, maar beteekent; niet bezig zijn in de dingen van het aardsche en tijdelijke leven. Rusten is bezig zijn, zooals God ook in Zijn nog steeds voortdurenden Sabbath altoos werkt."

Nu is stilstand van allen arbeid op den Sabbath echter niet mogelijk.

Ook in de natuur — het eerste middel waardoor God van ons gekend wordt — ziet men, dat op den Sabbath het leven doorgaat. Het vee moet gevoederd; de koe moet gemolken worden. De mensch heeft op den Sabbath spijs tot zich te nemen. De kranke vraagt hulp én het hulpelooze kind verzorging. Ook moet zorg besteed worden voor het bewaken der gevangenen, en kan het verrichten van politiediensten niet uitblijven. Het leven der natuur gaat op den Sabbath door. „Ware dit niet zoo, liet God op den rustdag ook de werken der natuur stilstaan, (Tractaat van den Sabbath) dan, maar ook dan alleen, ware volstrekte rust mogelijk; nu niet. Dit is het, wat onze ouden de wetten der noodzakelijkheid noemden, en die vanzelf op den Sabbathdag doorgaan."

Stilstand van het raderwerk des aardschen levens is in absoluten zin dus niet gegund. Ook b.v. de kerkedienst vraagt in velerlei opzicht arbeid op den Sabbathdag.

Hoe wij dan den Sabbathdag hebben te - heiligen en van welken arbeid wij op dien dag hebben te rusten ? Het is naar luid van het zesde artikel in het ontwerp, dat door de Synode te Dordrecht werd goedgekeurd: het rusten op den dag des Heeren van alle slaafachtig werken.

Alleen die arbeid, die als noodzakelijk moet verricht worden, is op den Sabbath toelaatbaar. Maar dan zij men bovendien met het woord noodzakelijk nog zeer voorzichtig.

Een ieder zij hier in zijne eigene conscientie ten volle verzekerd.

God de Heere heeft alzoo den zevenden dag gezegend en dien dag geheiligd. En het is in het vierde Gebod van Zijne heilige Wet, dat Hij ons toeroept: „Gedenkt den Sabbathdag, dat gij dien heiligt". In gehoorzaamheid nu aan die ordinantie hebben wij, zooveel ons aangaat, het raderwerk des aardschen levens te doen stilstaan, en ons er van te onthouden een beroep te kiezen, waarbij men zich de rust op den Sabbath voor een goed deel ziet afgesneden.

Zóó en niet anders staan wij ten opzichte van de vraag omtrent het verrichten van arbeid op den Dag des Heeren.

Maar daarbij hebben we ten slotte nog de aandacht te vestigen op de roeping van de Overheid ten aanzien van het Sabbathsvraagstuk. Ook de Overheid heeft zich als dienaresse Gods te houden .aan de ordinantie des Heeren van het heiligen van den Sabbath. Dientengevolge rust op haar de verplichting den arbeid op den dag des Heeren tot het allernoodzakelijkste te beperken. De Overheid moet het daarbij al haren ambtenaren en beambten mogelijk maken om in beginsel op den Sabbath van den arbeid te rusten. Alleen in de uiterste noodzakelijkheid mag zij van hen, die bij haar in dienst zijn, arbeid vragen.

De algemeene regel is dus rusten. De uitzondering is arbeiden.

Op die roeping der Overheid in zake het Sabbathsvraagstuk komen we in een slotartikel nader terug, mede in verband met enkele opmerkingen, welke we nog moeten maken over het ingezonden stuk, dat ons aanleiding gaf om over het verrichten van arbeid op Zondag onze meening te zeggen.

Meten met twee maten.

De behandeling der Kiesrechtkwestie is voor de Sociaal-Democraten van zulk eene urgentie, dat daarvoor alle andere parlementaire arbeid heeft stil te staan.

De „stem des volks" heeft, gelijk zij zeggen, op rooden Dinsdag gesproken. Van uit de Tweede Kamer moet bij Adres van Antwoord aan de Koning thans een conscientiekreet voor het algemeen kiesrecht op die „stem" volgen.

Wenscht de Kamer aan dien drang der Socialisten geen gevolg te geven, welaan, dan zullen zij door het voeren van obstructie in de Kamer wel toonen, dat het Socialisme er nog is.

De stem des volks heeft gesproken en die stem moet worden gehoord. Niet zoo aanstonds, maar dadelijk.

Het algemeen kiesrecht moet ingevoerd worden; de regeering behoort aan dien volkseisch gevolg te geven.

Bij dezen gang van zaken herinneren wij aan het Volkspetitionnement van 1878..

De Socialisten zouden zeggen: „de stem des volks" uit het verleden.

Men kwam bij dit petitionnement op voor het recht van het Christelijk Oudersvijs.

Men begeerde gelijk recht voor elken Nederlandschen onderdaan.

En nu na ruim dertig jaren geschiedt er nog steeds onrecht. Het Christelijk onderwijs staat nog steeds ten achter, bij het openbaar.

De stem des volks klinkt reeds van 1878 af.

En met de liberalen staan de Sociaaldemocraten vooraan om elke duimbreed gronds, die het Christelijk onderwijs in den strijd om het recht wil veroveren, te betwisten.

Men hoort de „stem des volks" van 1878 niet. Het is kloppen aan doovemansdeuren. En meten met twee maten.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 september 1911

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Staat en Maatschappij.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 september 1911

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's