Uit het kerkelijk leven.
Keuze van Psalmverzen.
Uit een lijstje, voorkomend in het boek over „de Gezangen-kwestie" door Dr. J. H. Gunning van Utrecht, teekenen we dit aan:
48 psalmen werden niet éen maal gezongen (in de 152 diensten, waarvan door iemand aanteekening werd gehouden (nl. Ps. 4, 5, 7, 10, 11, 12, 14, 28, 35, 38, 39, 44, 50, 52, 54, 55, 57, 58, 59, 60, 61, 64, 70, 76, 79, 80, 82, 83, 88, 93, 94, 96, 109, 112, 114, 117, 120, 121, 124, 128, 129, 136, 137, 140, 144, 1e berijming van de art. des geloofs, de bedezang voor de predicatie en de bedezang voor het eten.
Dus 48 psalmen van de 150 (dat is 30%) werden niet gezongen.
Hierbij wordt gezegd: Door het verwaarloozen van zoovele schoone psalmen, die door hun inhoud het hart zoo kunnen opbeuren en troosten of kunnen opheffen in lof en prijs van den Allerhoogste; die door hun vorm en taal een waarlijk poëtisch genot verschaffen en die door hun schoone én verheffende melodieën zooveel kunnen bijdragen tot opluistering van den eeredienst — door het verwaarloozen daarvan wordt der gemeente een schat onthouden, waarop ze aanspraak heeft en waarnaar door vele kerkgangers maar al te dikwijls te vergeefs verlangend wordt uitgezien.
Mijn wensch is, dat deze regelen er toe mogen bijdragen om onze predikanten op te wekken, om — voor zoover zij dit nog niet deden — zich méér in te werken in onzen heerlijken psalmbundel, opdat zijn rijkdom en schoonheid door de gemeente in haar openbare samenkomsten meer kunne worden genoten en er niet langer oorzaak zij om te klagen" over verwaarloosde psalmen !
(We noemen slechts Ps. 4, 35, 38, 54, 60, 70, 79, 117, 121, 136 en 140, dié in al die 152 diensten niet gezongen werden en die toch allen uitmunten zoowel door inhoud en taal als door melodie.)
Liberale vrijheid.
Het Utrechtseh Dagblad van 17 Juli jl. heeft zich gestooten aan ons schrijven over den edelen vrijheidszin der liberalen uit de dagen van de Afscheiding.
Vooral over dien zin: "wat een verschrikkelijke vrijheid houden de liberalen er van ouds op na!"
De heer K. Reyne, hoofdredacteur van het Utr. Dagblad, schrijft dan: „hetzelfde onzinnige verhaal hebben we vroeger — toen Prof. Fabius er mee kwam aandragen — al eens recht gezet", „nu duikt het. bakerpraatje weer op."
Nu — als de heer Reyne wat „recht" zet — dan staat het recht. Dat hebben we méér ervaren! Vooral om de vervolgingen van de Afgescheidenen „recht" te zetten is zijn krachtpunt.
En hoe zet de heer Reyne dan altijd dat zaakje recht? Eenvoudig door te schrijven in de courant of te roepen in vergadering: „in '34 waren er geen liberalen!!"
Dan lachen wij maar eens even. In '34 geen liberalen!....Die zijn zeker na '34 zoo maar in eens uit de kool gekropen!....
En Thorbecke heeft de vervolgingen zaker ook niet goedgekeurd?
Laten wij den heer Reyne dan nóg eens zeggen, dat we zijn redeneering de zotheid zelve vinden en dat het weinig voor de toekomst belooft, als er nóg liberalen zijn, 'die nóg niet willen bekennen, dat ze in de vorige eeuw als tyrannen hebben gestaan tegenover degenen, die in school en kerk en maatschappij God wenschen te dienen naar Zijn Woord.
Men schijnt daar aan een oog-en oorziekte te lijden, die ongeneeselijk is.
Ons Leerstoelfonds.
Indien we ons niet vergissen, kan, in vergelijking van vorige jaren, onze Penningmeester niet klagen over de bijdragen, collecten en giften voor het Leerstoelfonds.
We gaan dus vooruit.
Dat willen we - vóór dat we gaan klagen - eerst nadrukkelijk constateeren en met dankbaarheid erkennen.
Maar ...
Ja - laten we het maar eens zeggen: wat gaat het met ons Leerstoel fonds toch een slakkengang!!
Wat we willen, weet men.
We willen een Hoogleeraar in de Godgeleerdheid aan een van onze Rijks-universiteiten, om de aanstaande leeraars in onze Herv. Kerk onderwijs te geven in de Geref. theologie.
Dat hebben we noodig.
En allen, die over de ellende van onze Kerk spreken, moeten natuurlijk hier hun gebed en hun gave voor over hebben.
Want wat geeft anders ons klagen ?
Dan zijn het maar woorden en klanken!
Dan beteekent ons spreken over de breuke, die ons aanklaagt, niets.
We hebben geen woorden, we hebben daden noodig !
Dus: die iets van de ellende van onze Herv. Kerk voelen, voelen veel belangstelling voor ons Leerstoelfonds.
Althans dat is de weg.
En dan komt er in een oogenblik f 1000 in voor het Leerstoelfonds.
Maar ziet.... dat blijft uit. Daar zien we niets van.
Er zijn bijna nog geen predikanten, die voor een collecte zorg dragen.
Er zijn o, zoo weinig gemeenteleden die klagen en .... geven.
Moet er dan niet opgebouwd worden, als de muren zijn gevallen?
Maar stil zitten?
Praten en niets doen? 't Kan nooit op goede gronden verdedigd worden!
En daarom geve de Heere nog eens verandering,
't Koninkrijk Gods bestaat niet in woorden, maar in daden!
„Als we maar een man hadden, die als professor kon optreden, dan zouden we wel meer voor het Leerstoelfonds doen, maar nu niet!"
Dat hebben we wel eens hooren beweren. Natuurlijk heel onverstandig!
Net of een tonne gouds, die wij zoo ongeveer noodig hebben - of, wat hetzelfde is - net of f5000 per jaar er zóo maar in een oogenblikje is!
Men behoeft maar in onze Herv. kringen op den grond te stampen, dan is er elk jaar f5000 aan contributie en bijdragen!! niet waar?
Och, arme! Neen, als we een man hadden dan zouden we nog niets kunnen beginnen, want er is geen geld.
En daarom moeten we middelen en wegen gaan gebruiken en bewandelen, dat we geld krijgen.
Dan mag met vrijmoedigheid de bede tot God worden opgezonden: „Heere, geef Gij ons een man van wetenschap en bekwaamheid."
Of willen we de orde omkeeren?
Willen we met onze handen in den schoot gaan zitten en al pratende klagen - terwijl onze Kerk intusschen verloren gaat?
Laat ons toch wijs zijn. Des Heeren arm is toch niet verkort? Kan Hij geen man geven? Misschien spoedig?
Als er gebed tot den Heere mag opgaan, zal Hij dan Zijn erfdeel van honger doen omkomen? Als er geroepen wordt, zal Hij dan niet hooren?
Is het niet meer waar: „Opent uwen mond, eischt van Mij vrijmoedig op Mijn trouw verbond.
Al wat u ontbreekt, schenk Ik, zoo gij 't smeekt, mild en overvloedig."
Maar daar ligt de breuke bij ons, dat we te lui, te laksch, te geesteloos zijn.
We hebben geen volhardingsvermogen. We hebben geen kracht om door te zetten, om te ijveren, om vurig van geest te zijn.
We willen niet ploegen en niet eggen. We willen geen zwaar werk doen.
We doen niets dan roepen: „er is een leeuw op den weg."
En we moeten leeren om te bidden en te werken.
Dat is de oplossing.
Blind voor de uitkomst zien we in het gebod en doen wat onze hand vindt om te doen!
Predikanten. En gemeenteleden.
Anders laat de Heere ons en onze Kerk den hongerdood sterven!
Predikanten-nood.
Men zegt dat er predikanten genoeg zijn.
Men hoort zelfs wel eens beweren dat er predikanten te veel zijn.
Zie maar — zoo zegt men — op de candidatën die een jaar en langer loopen, zonder dat zij een beroep krijgen.
Zou het waar zijn, dat er predikanten te veel zijn ? Te véél — in ons vaderland, waar de afval en de onverschilligheid zoo groot is? Te véél — in ons land, waar het Leger des heils aan de êene zijde en het socialisme aan de andere zijde een voortdurende aanklacht zijn tegen de Kerk van Christus, dat zij zoo weinig haar roeping verstaat in betrekking tot het werk van inwendige zending ?
Neen — er zijn geen predikanten te veel.
In de steden en op het platte land moeten veel meer arbeiders komen in 's Heeren wijngaard.
De Gemeente moet daarvoor een oog krijgen. en men moet in deze zaak middelen en wegen gaan zoeken, dat er méér gepredikt, méér gecatechiseerd kan worden; dat er méér huisbezoek wordt gedaan en méér wordt omgezien naar hetgeen in heggen en steggen, in sloppen en stegen, in de huizen der rijken en in de woningen der arbeiders wordt gevonden.
En dan geldt het vooral voor ons. Gereformeerden in de Ned. Herv. Kerk, dat we zullen opwaken en zullen arbeiden het werk des Heeren, terwijl het dag is.
Of staat het voor óns niet geschreven: „werk in Mijn wijngaard!"
En neen — dan zijn er niet te véél predikanten en niet te véél candidaten.
We moesten een 25 Gereformeerde candidatën meer hebben!
Mannen van beginsel, van geloof, vol ijver en liefde, behoorlijk toegerust met kennis en flink onderlegd in de Waarheid.
Wat zou dat een uitkomst zijn voor vele gemeenten, die nu uitzien naar een Gereformeerde prediking en telkens tevergeefs een beroep uitbrengen op een predikant, terwijl candidatën van Geref. beginselen, wandelend in den weg onzer Vaderen, bijna niet te vinden zijn!
Och, dat de Heere meerdere jonge mannen van Geref. belijdenis gaf! Dat er meer om gebeden mocht worden! Dat er meer voor onze studenten werd gedaan, om hen een goede opleiding te bezorgen.
O! wat zijn we laksch en lui. We willen wel ontvangen, maar geven niet. Net als de bloedzuigers!En nu zegt de Heere ook in déze zaak: die niet werkt zal ook niet eten!
Waarom is er geen zaaien en planten en nat maken bij ons. Gereformeerden in de Ned. Herv. Kerk?
O! de Heere geve, dat we méér candidatën mochten krijgen, wier oprecht begeeren het mag zijn om de waarheid naar Gods Woord te verkondigen.
Én de Heere geve, dat wij beter gaan zorgen voor de opleiding van deze jonge mannen!
God zij ons genadig en zegene ons met overvloed.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 augustus 1910
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 augustus 1910
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's